M. van Prooijen

-Een vervolgserie—
Bijeengebracht door M. van Prooijen en merendeels ontleend aan de geschiedkundige artikelen van J. van der Hammen in ‘Taxandria’.

deel II
De ambachtsheerlijkheid Schrevelduin of 's-Grevelduin.
De heerlijkheid van Schrevelduin grensde aan de westzijde aan Overveen en Groot-Waspik, aan de oostzijde aan Vrijhoeven en Besoyen en, aan de noordzijde aan Zidewinde en Nederveen. Het werd aan de zuidzijde begrensd door Brabant.
Nu waren in 1399 eigenaren of leenheren van een gedeelte dier moeren de heren Coenraad van Heysterbach de oude en zijn zoon Coenraad van Heysterbach de jonge, die het geheel of gedeeltelijk in 1409 overdeden aan Jacob van der Duyn Adamszoon, waarna het in 1440 kwam aan diens zoon Adam van der Duyn, welke Jacob en Adam ook ambachtsheren van Sprang waren. In 1442 gaf Adam van der Duyn de helft der heerlijkheid over aan Adriaan Schrevel. Nu zou het kunnen zijn, dat ‘duyn’ een verkorting is van Van der Duyn, en in dat geval zou de naam 's-Grevelduin een combinatie zijn van de geslachten van der Duyn en Schrevel. Een nader bewijs daarvoor is echter niet te vinden. In de lijst der ambachten in de Zuidhollandse Waard van 1469, gepubliceerd door de Dordrechtse burgemeester Mr. P.H. van de Wall, komen Tsgreveldune en Capelle afzonderlijk voor. Het woord dune wijst weder op een werkelijke duin, een verhevenheid boven de grond. Nu kan het zijn, dat van de tegenwoordige gemeente Capelle dat gedeelte, hetwelk oudtijds 's-Grevelduin heette, het hoogste was, zó hoog, dat het, vergeleken met de omliggende diepe moerassen en veengronden (dellen), in zeer beperkte zin een duin kon genoemd worden. Ook het gemeentewapen van de voormalige gemeente Capelle wijst op een duin. Het stelt voor een berg zand met daarop een kapel of vlinder. (Zie het artikel in ‘Bruggeske’ van okt. 1987: ‘Het wapen van de voormalige gemeente Capelle’.)
Hoe het zij, zeker is het, dat de betekenis van het begrip 's-Grevelduin-Capelle niet gemakkelijk valt te bepalen. Van der Hammen meent dat de mening van Ds. Du Cloux, waar hij schrijft: ‘De naamsoorsprong van 's Grevelduin laat zich dus zeer gemakkelijk oplossen, wanneer men weet, dat deze heerlijkheid merendeels uit zandgrond en moeras bestaat, waartegen in vroeger eeuwen niet zelden het vloed- of zeewater gespeeld en alzoo nog onbebouwd zijnde, geheel naar een duin geleken zal hebben’, niet in volle ernst genomen worden!
Over de vraag of Capelle in nog vroegere tijden Wendelnesse werd genoemd bestaat verschil van mening. J. v.d. Hammen schrijft: ‘Men meene echter niet, dat 's-Grevelduin-Capelle al dadelijk den naam van Capelle verkreeg o, neen! De oudste benaming van Capelle was Wendelnesse, en daarmee werd dan het zuidelijkste gedeelte dier gemeente bedoeld. Reeds in 1200 was er een Egidius (Gilles) van Wendelnesse of Wilnesse. Dat Wendelnesse synoniem was met wildernis, wordt ons ingegeven door Van der Eycklwaar men vindt, dat 's-Gravenmoer met het gezamenlijk uitgegeven Hendrik-Luy(t)en Ambacht, met de noordzijde lag neffens die cade van Groot-Waspick neffens Willems-Ambacht van Weyndelnesse alias Wilder nisse (14e eeuw). De naam Capelle in plaats van Wendelnesse komt hoogstwaarschijnlijk het eerst voor in 1353 of daaromtrent, toen er reeds een kapel of bedehuis zal geweest zijn. Immers op Maandag na St. Laurens, dat was 12 Augustus 1353, gaf graaf Willem V aan Gerrit van Nederveen een moer, breed 500 roeden, gelegen zuydwaerts af te Brabant waert jegens het ambacht Cappellen.’
De heer J.H. van Mosselveld, voormalig streekarchivaris van de kring Oosterhout is van mening, dat de heerlijkheid Wendelnesse op het grondgebied van de gemeente Waspik heeft gelegen.(In een charter van 1313 wordt gesproken van een ‘wilderd, die ghelegen is jeghens den ambachte van Ramsdunc, tusken Tielmans Ver Belien soens moer ende tuijsken Trijfebroec buten den dijc, diit ghemene land daer helt toterer Duncga toe’.)
In de loop van de 15e eeuw, inzonderheid na de St. Elisabethsvloed van 17/13 nov. 1421, verdween de naam van het ambacht Wendelnesse en loste zich op in het ambacht 's-Grevelduin. Toch bleef de familienaam Wendelnesse nog wel enige tijd in deze streken bestaan, al verdwenen de ambachtsheren van dien naam.
De naam leeft voort in de huidige naam ‘Wendelnesseweg’. Gedurende de 15e, 16e en 17e eeuw hebben de volgende geslachten de ambachtsheerlijkheid bezeten:
de familie Schrevel;
de familie Van Gent;
de familie Van Raveschot;
de familie Van Steenhuijs.
Ook deze namen heeft het gemeentebestuur doen herleven in de Heijsterbachstraat, de Van Steenhuijsstraat, de Van Ravenschotstraat, de Schrevelstraat, terwijl ook de Willem van Gentsvaart de herinnering aan dat geslacht levendig houdt.

wordt vervolgd