Hoofdonderwijzer Johannes Krijl en zijn echtgenote Jantje Krijl – Schoemaker postuum geëerd door Yad Vashem en erkend als rechtvaardigen onder de volkeren op 18 oktober 2017

QR11 02
Schoolhuis Lage Zandschel 2
Op de hoek van de Lage Zandschel en de Zuidhollandsedijk in Kaatsheuvel stond een kleine openbare lagere school. In het schoolhuis woonden de hoofdonderwijzer Johannes Krijl en zijn vrouw Jantje Krijl–Schoemaker met hun 2 kinderen Marion en Harold. Zij boden in de tweede wereldoorlog onderduik aan twee joodse jongens: Mechel Jamenfeld en Gershon Eisenmann.

Gevlucht uit Polen
Moshe (Mozes) en Rachel Jamenfeld, wonen in Polen. Zij zijn beiden van joodse afkomst. Ze voelen zich daar met de opkomst van het antisemitisme niet zo veilig meer en verhuizen naar Amsterdam. In 1934 wordt daar hun eerste kind geboren, hun zoon Mechel. De familie Jamenfeld is een religieus gezin en ook Mechel gaat trouw met zijn vader naar de synagoge. Maar na de Duitse inval in mei 1940 nemen ook in Nederland de spanningen toe.
Onrust in Amsterdam
Het begin van het jaar 1941 is het erg onrustig in Amsterdam: NSB-knokploegen voeren zelf anti-Joodse maatregelen door en raken slaags met joodse knokploegen in de oude Jodenbuurt. Daarbij valt een dode, een NSB’er, en bij een ander incident raken Duitse agenten gewond. Als reactie daarop worden op 22 en 23 februari 1941 grote razzia's gehouden in de Jodenbuurt, onder andere op het Jonas Daniël Meijerplein. De Duitsers pakken 427 joodse mannen op van de straat en deporteren ze.
Uniek protest
Dat roept zoveel verontwaardiging op dat de Februaristaking uitbreekt. De staking, die op 25 februari begint, is een uniek protest tegen de Jodenvervolging maar wordt na twee dagen door de Duitsers neergeslagen. Tussen de Februaristaking en het voorjaar van 1942 volgen nog een heleboel verordeningen.
Anti joodse maatregelen
Vanaf medio1941 worden de eerste officiële anti-Joodse maatregelen genomen. Zo mogen Joden niet meer op veel openbare plaatsen komen. Ze mogen bijvoorbeeld niet meer naar het zwembad, de tennisbaan, dansscholen of bioscopen. Vanaf september 1941 mogen joodse leerlingen niet meer naar de openbare scholen maar moeten naar aparte scholen, speciaal voor joodse kinderen. In augustus moeten Joden hun geld en aandelen inleveren bij de Duitse ‘roof’bank Lippman-Rosenthal (LiRo). En ook moeten alle Joden vanaf 6 jaar oud, in het hele Duitse Rijk, dus ook in Nederland, de ‘Jodenster’ dragen.
QR11 03

Deze jodenster moet zichtbaar en vast genaaid op de linkerkant van het kledingstuk op borsthoogte worden gedragen.
De eerste deportaties
In 1942 worden joodse mannen opgeroepen om naar werkkampen te gaan. In dit jaar besluit de bezetter ook Joden te evacueren. Joden moeten bepaalde steden verlaten en zich in Amsterdam vestigen. Nu de Joden dan helemaal zijn afscheiden van de samenleving, hun bezittingen hebben verloren en zijn gebrandmerkt, gaat de bezetter over tot de laatste fase: deportatie en moord. In de tweede helft van 1942 beginnen de massale deportaties van de Joden uit Amsterdam.
Melden of onderduiken?
Er is begrijpelijk veel onrust en onzekerheid onder de joodse bevolking. Sommigen denken dat de oorlog niet zo lang meer zal duren en melden zich. Anderen zoeken onderduikadressen voor hun kinderen en/of voor zichzelf.
Moshe Jamenfeld wil persé niet onderduiken. Hij wil andere mensen (de onderduikgevers) niet in gevaar brengen en wil anderen er ook niet mee lastig vallen. In plaats daarvan graaft hij een gat onder de vloer in zijn eigen woning gelegen aan Tweede Boerhaavestraat 40 in Amsterdam. Als de Duitsers in 1943 het huis binnenvallen om de familie te arresteren, worden ze al snel ontdekt en ze worden overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam*. Hun dochtertje Mirjam (het zusje van Mechel geboren in 1942), is al wel naar een onderduikadres gebracht en wordt daarom dus niet gearresteerd.
* Vanaf augustus 1942 tot in 1943 werd de Hollandse Schouwburg, gelegen in het hart van de oude Amsterdamse Jodenbuurt, door de Duitsers gebruikt als verzamel- en deportatieplaats van waaruit Joden op transport werden gesteld naar Westerbork en Vught en vandaar naar concentratiekampen.
Kinderen afgezonderd van hun ouders
Tegenover de Hollandse Schouwburg stond een bewaarschool (kleuterschool-crèche). Omdat het te druk werd in de schouwburg, met al die gearresteerde families en opgepakte kinderen, werden de kinderen overgebracht naar de crèche.

QR11 04In de zomer van 1943 werden joodse kinderen van uit de crèche naar de ernaast gelegen kweekschool gesmokkeld. En daar vandaan werden ze naar onderduikadressen. Zo werden ongeveer 600 kinderen gered uit de handen van de nazi’s. Eén van hen is Mechel Jamenfeld.
Gered uit de handen van de nazi’s
Tijdens zijn verblijf in de crèche hoort Mechel, dat zijn ouders zijn gedeporteerd naar kamp Westerbork. Dankzij enkele dappere verzetsmensen wordt Mechel uit de crèche gesmokkeld en met de trein ergens naar het zuiden van Nederland gebracht. Daar begint een intense periode van verstoppen voor hem. Hij gaat van plaats naar plaats, van familie naar familie, en leert zowel zich aanpassen. Hij eet alles op wat mensen op zijn bord leggen en gedraagt zich als een niet-joodse, christelijke jongen. Zijn naam wordt veranderd in ‘Kees’.
Bij de laatste familie waar hij naar toe gaat, blijft hij het langst: de familie Krijl in Kaatsheuvel, op de grens met Sprang-Capelle. Deze familie Krijl verstopt ook een andere jongen, zijn naam is Gershon Eisenmann (geboren in 1937 te Amsterdam). Hij is door de NV-groep, een bekende verzetsgroep, naar Zuid-Nederland gebracht en is ook al op verschillende onderduikadressen geweest. Gershon heet ‘Gerrie’ en al snel raken ‘Gerrie en Kees’ aan elkaar gehecht.
Zoektocht
Na de oorlog blijven zowel Mechel als Gershon geruime tijd bij de familie Krijl. Gershon’s ouders, die ook in het zuiden van Nederland zaten ondergedoken, hebben de oorlog overleefd. Na een zoektocht van zes maanden komen zij Gershon op het spoor. Ook hun andere kinderen hebben de oorlog overleefd, waaronder hun zoontje die tijdens de oorlog is geboren.
Mechel Jamenfeld zijn ouders werden vermoord in Auschwitz. Mechel was wees geworden door de Holocaust. Na een paar maanden nodigen Gershon’s ouders Mechel uit om bij hen te komen wonen. De heer Krijl zegt tegen Mechel, dat hij vrij is om te kiezen wat hij wil, bij de familie Krijl blijven of naar de Eisenmanns gaan, zijn ‘eigen volk’. Mechel vindt dat hij naar de Eisenmanns moet gaan, waar hij het goed naar de zin krijgt. De zus van Mechel, Mirjam, heeft ook door haar onderduik de oorlog overleefd. Ze blijft bij haar schuilfamilie, die haar adopteert.
Na een lange periode bij de familie Eisenmann te hebben gewoond, gaat Mechel naar Prosdor, een zionistisch religieus joods instituut in Hilversum. In 1952 gaat hij naar Israël. Daar gaat hij studeren en in 1964 trouwt hij. In 1967 wordt een dochter geboren.
Gershon blijft in Nederland. Hij trouwt ook, en zij krijgen twee zonen. Mechel en Gershon zijn de familie Krijl die hun leven heeft gered nooit vergeten.
Op 18 oktober 2017 erkende Yad Vashem Johannes en Jantje (Schoemaker) Krijl als Righteous Among the Nations.

De moeder van Mechel: Rachel Jamenfeld-Gastwirth is 42 jaar geworden. Zij is geboren op 24 november 1900 in Radomysl Wielki (Polen) en werd vermoord op 27 augustus 1943 te Auschwitz.
Mechel’s vader, Mozes (Moshe) Jamenfeld, broodslijter van beroep, is 40 jaar geworden. Hij is geboren op 12 november 1904 in Tarnopol (Polen) en werd op 21 januari 1945 in Auschwitz vermoord.
Benjamin Hirsch Jamenfeld, Amsterdam, geboren op 27 september 1937 is 4 november 1941, op 4 jarige leeftijd, in Amsterdam overleden.

https://www.joods.nl/2019/04/onderduikfamilie-ron-eisenmann-postuum-geeerd-als-rechtvaardigen-onder-de-volkeren/
https://youtu.be/flyMJuHGu6w (uitreiking Yad Vashem in Jeruzalem)

Sam en Henny EisenmannFamilie Eisenmann
Het orthodox Joodse gezin van Sam en Henny Eisenmann woont als de oorlog begint aan de Van Eeghenstraat in Amsterdam. Bij het uitbreken van de oorlog is Sam 35 en Henny 23 jaar. Zij hebben dan twee kinderen: de tweejarige Gershon en de éénjarige Ruth. Op 15 november 1940 wordt het gezin uitgebreid met de geboorte van David.
Sam was een houthandelaar en Henny zorgde voor het huishouden. Begin 1941 verhuist de familie naar de Banstraat waar ook het bedrijf gevestigd is. Omdat de Joden geen bedrijf meer mochten hebben, zocht Sam naar een oplossing. Hij deed het bedrijf voor de vorm over aan een bevriende Nederlandse collega houthandelaar.
Gevolg is wel dat het gezin Eisenmann weer moet verhuizen en zo komen ze te wonen in de Kraaipanstraat in de Transvaalbuurt.
Het was te danken aan de ‘sperre’ van Sam (een document dat tijdelijke vrijstelling van deportatie verschaft) dat het gezin al niet was gedeporteerd naar Westerbork. Sam kreeg de ‘sperre’ omdat hij lid was van het Joodse ‘mannendoodgraversgenootschap’. Op zijn persoonskaart staat zelfs ‘chef lijkenverzorging’. Om de Duitsers niet in de kaart te spelen, heeft Sam zijn verhuizing naar de Kraaipanstraat niet aan de Joodsche Raad doorgegeven. En als de Duitsers op 29 september 1943 toch aankloppen bij de familie Eisenmann neemt Sam een slim besluit. Hij laat weten dat zijn oudste jongen Gershon, bijna 6 jaar oud, ernstig ziek is. Hij heeft een hersenontsteking maar is wel aan het herstellen. De hersenontsteking is gerelateerd aan polio en aangezien dit een besmettelijke ziekte is, probeert Sam zijn gezin zo te redden. Op de deur hangt hij dan ook een brief met in grote letters ‘besmettingsgevaar’. En als de Duitsers de straat in komen, dan strooit hij driftig met Lysol, een ontsmettingsmiddel met een sterk doordringende geur. Het plan lukt, want als de Duitsers aan de deur komen, weten ze niet hoe snel ze moeten verdwijnen.

Pijnlijke stap
Sam heeft iedereen al aangeraden om onder te duiken. Maar nu is het ook voor zijn gezin niet langer veilig meer in Amsterdam. De enige mogelijkheid om aan deportatie te ontkomen is om onderduikadressen te vinden voor zijn gezin. Het wordt een pijnlijke stap want zij moeten nu hun drie, nog zo jonge kinderen elk op een ander adres onderbrengen. Allerlei vragen doemen in hun hoofd op. Maar hopelijk zal het maar voor een korte periode zijn en zal de oorlog over een halfjaartje weer voorbij zijn. De zorgen voor hun kinderen zijn groter dan die voor henzelf.

Verdeeld in onderduik
Via een bevriende huisarts komen ze in contact met de ‘Naamloze Vennootschap’, de ‘NV-groep’. De NV-groep is een bekende verzetsgroep opgericht door de gereformeerde Jaap Musch, die is met name actief in het laten onderduiken van Joodse kinderen. De verzetsgroep heeft nauwe banden met de personen die kinderen smokkelen uit de crèche bij de Hollandsche Schouwburg. Het netwerk van de NV-groep is vooral geconcentreerd in het zuiden van Nederland, vooral in Limburg. In het begin met name in de kleine protestantse gemeenschappen maar gaandeweg ontstaan ook contacten in de katholieke gemeenschap. De NV-groep helpt dan zowel de kinderen als de ouders Sam en Henny.

Gershon, 6 jaar oud en amper nog hersteld van polio, wordt als eerste door de NV-groep opgehaald. Hij wordt van onderduikadres naar onderduikadres gebracht. Het juiste aantal weet hij niet, maar na Utrecht verblijft hij uiteindelijk in Kerkrade. Hij heeft veel last van heimwee. Hij mist zijn ouders en zijn broertje en zusje. Telkens als het adres niet veilig genoeg blijkt, moet hij weer naar een andere plek. Op een keer lijkt het mis te gaan

Station Capelle-Vrijhoeve
Verzetslieden zetten Gershon op de trein richting Kaatsheuvel en zo komt hij aan op het station Capelle-Vrijhoeve bij de Hogevaart. Daar zal iemand van het verzet hem komen ophalen. De trein komt op de juiste tijd op het station aan, maar er blijkt niemand te zijn om hem op te halen. Waarschijnlijk is dat de persoon die hem zou ophalen, enkele kilometers verder op het station Capelle-Nieuwevaart staat. Daar is de stationschef al eerder als vertrouweling ingeschakeld door dokter Verheij, die een centrale rol speelt in het verzet bij het onderbrengen van Joodse onderduikers. Het is natuurlijk een akelig moment voor Gershon. Meester Jo Krijl, hoofdonderwijzer van de openbare lagere school op de Loonschedijk/Lage Zandschel ziet daar het jongetje staan met oude kleren en versleten schoenen.

Hij voelt gelijk aan wat er aan de hand is en neemt de jongen mee naar huis, Loonschedijk 106.

Johannes en Jantje Krijl-Schoemaker
Hier vindt Gershon eindelijk een warm en een veilig onderdak. Johannes Krijl en Jantje Krijl–Schoemaker en hun kinderen Marion en Harold vinden het vanzelfsprekend om kinderen in nood te helpen. Gershon blijkt niet de enige Joodse jongen te zijn die daar is ondergedoken, ook Mechel Jamenfeld verblijft bij het gezin Krijl. Mechel is enkele jaren ouder en de jongens zijn inmiddels zo gewend om hun identiteit geheim te houden, dat ze niet eens met elkaar spreken over het feit dat ze Joods zijn. Mechel heet ‘Kees’ en Gershon heet ‘Gerrie’ en al snel raken beide jongens aan elkaar gehecht. Onder hun schuilnamen gaan ze ook gewoon naar de lagere school bij ‘vader’ Krijl. De inschrijvingskaart van school geeft aan dat ‘Gerrie’ vanaf 3 april 1944 de school bezoekt.

QR11 01
Foto uit familiearchief Eisenmann: familie Krijl (Jantje-Harold-Marion-Mechel-Gershon-Jan)

De andere familieleden

De oproep om zich te melden om te ‘werken in het Oosten’ was een extra stimulans om te zorgen dat de familie wegkwam uit Amsterdam. Dat op zich was al een groot probleem omdat de nazi’s het openbaar vervoer streng controleerden. Toch slagen de kinderen en de ouders erin om allemaal weg te komen. Nadat Gershon is vertrokken, worden ook Ruth en David door de NV-groep in het zuiden ondergebracht.


Foto David-Gershon en Ruth 1942