ARNOLDUS VAN DIJCK ZIJN LAATSTE WIL
Drs. J. Rosendaal
"In den Name ons Heere Amen", zo luidde de aanhef van het testament dat Arnoldus van Dijck uit Sprang op 17 augustus 1717 liet opmaken door notaris Sas. Hij had de notaris op die datum uitgenodigd om zijn laatste wilsbeschikking op schrift te stellen.
Arnoldus van Dijck was in 1655 geboren uit vooraanstaande ouders te Sprang. Zijn vader, Johannes van Dijck, die gehuwd was met Ardriaenken Arts Kolf (Colven) uit Besoyen, was secretaris van Sprang. Ook leden uit de familie Kolf vervulden bestuursfuncties in Besoyen. Dergelijke functies waren meestal voorbehouden aan de bezittende bevolkingsgroep.
Arnoldus was voorbestemd om medicijnen te gaan studeren. Die opleiding zal hij, ais zijnde van protestants-christelijke huize, in die tijd in Leiden hebben genoten. Éénmaal op leeftijd gekomen en zoals zou blijken aan het einde zijner dagen, achtte Arnoldus het raadzaam, na circa 40 jaar zijn praktijk te hebben uitgeoefend, een testament op te laten maken.
Uit de inhoud daarvan is af te leiden dat hij ongehuwd was gebleven. Een naam van vrouw of kinderen kwamen er namelijk niet in voor. In het register van impost werd hij ook als ongehuwd geregistreerd. Wat vermeldde zijn testament dan wel? Van Dijck moet verknocht zijn geweest aan zijn dorp Spranq. Immers één van de zinsneden uit dat testament luidde dat als hij elders zou komen te overlijden zijn "lichaem aldaer gebroght en gegraven" zou worden. Ook liet hij vastleggen dat zijn "ontsterffelijcke ziele uyt de lichaeme komende te scheijden in der genade Gods Almachtigh ende zijne doode lichaem de aerde" was toevertrouwd er een zerk geplaatst diende te worden. Daarop zou zijn wapen "gehouwen" worden alsmede de woorden "Hic sepultus est Arnoldus van Dijck, doctor medicine. Natus in Sprangh Anno 1655 et obiit Anno ….(Hier ligt begraven Arnoldus van Dijck,geboren in Sprang in het jaar 1655 en gestorven in het jaar ....). Hij moet voor de zerk een bepaalde kwaliteit op het oog hebben gehad omdat werd bepaald dat deze zestig a zeventig gulden mocht kosten.
De medicine docteur, enigermate te vergelijken met huisarts in onze tijd, had, zo hij kwam te overlijden, nog een aantal vaste en roerende goederen te verdelen.
Opvallend was daarbij dat hij zijn één jaar jongere broer Johan, die rond 1717 notaris was te Sprang, buiten de erfenis liet. Johan was in 1716 voor de tweede maal gehuwd nadat zijn eerste vrouw was overleden en vier kinderen had achtergelaten. Johan van Dijck's tweede huwelijk was met Allegonda Molenschot, een zus van de secretaris van Besoyen. Kennelijk had dit huwelijk kwaad bloed gezet bij Arnoldus. De kinderen uit het eerste huwelijk van broer Johan werden echter niet vergeten, evenmin zijn zuster Clasina. Uit de opsomming van hetgeen na zijn overlijden te verdelen viel kon worden opgemaakt dat ook Arnoldus niet onbemiddeld was. Clasina van Dijck zou de hofstede aan de Krommendijk, nabij het Wiel onder Besoyen gelegen, erven en de oudste zoon van Johan het huis met land gelegen in de heerlijkheid Sprang. Bij die laatste erfstelling werd bepaald dat deze zoon, eveneens Johan geheten, er dan zelf in diende te gaan wonen. Als daar niet aan voldaan kon worden dan zou het huis aan Cornelia de oudste dochter en nichtje van Arnoldus toevallen. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat in geen geval Johan's vader door erfenis in het bezit van deze behuizing mocht komen.
Ook de andere kinderen van zijn broer, t.w. Catharina, Dirck en Christoffel, werden in het testament vermeld. Zij zouden de "twee driessen gelegen onder Besoyen in den Biesbosch" erven.
Het huisraad zou zoveel mogelijk over de familie verdeeld worden. Zo was het beste bed en beddegoed voor zijn zuster Clasina die ook de eerste keus kreeg bij de verdeling van het zilverwerk. Dit laatste wel samen met de dochter van Johannes. Opvallend was nog een bepaling in het testament nl. dat in geen geval schout en gerechten van Sprang op enigerlei wijze zeggenschap zouden krijgen op de nalatenschap. Een dergelijke situatie zou zich kunnen voordoen als kinderen onder voogdij zouden worden gesteld vanwege ontsteltenis van de erfgenamen. Tot testamentair-executeurs werden aangesteld Nicolaas Masignon en Clasina de Worm- Van Dijck, respectievelijk neef en zus van de testateur.
Tien dagen nadat het testament was opgemaakt overleed Arnoldus. Op 27 augustus 1717 werd het lijk van doctor Arnoldus van Dijck aangegeven. Gezien zijn vermogen werd het begraafrecht op f. 30,— bepaald, het in die tijd hoogste tarief. Vermits hij ongehuwd was werd het begraafrecht verdubbeld en gesteld op f. 60,—.
De tekst op de grafzerk kon nu volledig worden ingevuld. Er van uitgaande dat Arnoldus, die te Sprang overleed, ook in die plaats begraven werd, werd een naspeuring gedaan naar graf en zerk. Op de lijst van zerken in de Sprangse kerk kwam hij echter niet voor. Het is niet uitgesloten dat hij op het kerkepad begraven werd aangezien ook daar stoffelijke resten van "aanzienlijken" hun laatste rustplaats vonden. Het zijn veronderstellingen want over Arnoldus van Dijck zijn tot dusver geen stukken gevonden. Wel over zijn naaste familieleden. Zij bleven nog decennia lang deel uitmaken van de Sprangse gemeenschap.