DE NIEUWE SPITS OP DE SPRANGSE KERKTOREN
In de "Volkerenslag" bij Leipzig (16 t/m 19 oktober 1813) werd keizer Napoleon Bonaparte door de verbonden legers van Rusland, Engeland, Zweden, Pruisen en later ook Oostenrijk, verslagen en door de overwinnaars verbannen naar het eiland Elba. De Prins van Oranje, zoon van Stadhouder Willem V, keerde op 30 november 1813 uit Engeland terug en nam op 6 december 1813 als Soeverein Vorst, onder de naam van Willem I, het landsbestuur in de Nederlanden in handen. In 1815 bepaalde de Regering, dat de Franse "telegraaftoestellen" - waar aanwezig - van de torens moesten worden verwijderd; het volk koelde nl. zijn haat tegen de Fransen op alles wat van hen afkomstig was en zo ook op de "Chappes". Maar daarmee kon niet worden volstaan. De torens moesten ook weer worden hersteld en in veel gevallen duurde het nog jaren vóór dat herstel plaats vond. Dat herstel werd door het Rijk aan de gemeenten, ingevolge Additioneel Artikel VI van de Staatsregeling van 1798 de eigenaressen van de torens, overgelaten. Maar in vele gevallen beschikten de Gemeenten niet direct over geld voor dat herstel. In Sprang werd uitvoering gegeven aan de opdracht tot het verwijderen van de "Chappe" van de toren en werden in de daarop volgende jaren plannen gemaakt voor een nieuwe torenspits ter vervanging van de in 1811 verwijderde spits. Besloten werd de toren te doen opnemen om na te gaan welke herstelwerkzaamheden aan de toren zouden moeten plaats vinden en een kostenbegroting van een nieuwe spits te doen maken. Het gemeentebestuur besloot tevens een rekest aan Koning Willem I te zenden om een toelage uit ‘s Lands kas in de kosten van opbouw van een nieuwe spits op de toren. Aan mr. J.L.A. Luijben, advocaat te 's-Hertogenbosch, werd opdracht gegeven het concept daarvoor op te stellen. De kosten daarvan hebben f. 31,— bedragen. Aan architect Broeskers te 's-Hertogenbosch was reeds opdracht
verstrekt voor "het formeren van bestek en tekeningen voor het presenteren van het Rekest". Voor "het opnemen van de toren en het maken van het "concept - bestek en tekeningen" bracht de "architect f 30,— in rekening en "voor het op een "later tijdstip maken van het origineel bestek en "tekeningen van hetzelve" nog eens f 7,-., totaal derhalve f 37,-.-. De kosten van het werk werden begroot op f 3800,—.
Op 16 oktober 1820 werd het Rekest met de daarbij behorende stukken ingezonden aan het Departement van Binnenlandse Zaken en Waterstaat. Op het Rekest werd gunstig beschikt.
Gelet op het rapport van de Minister van Binnenlandse Zaken en Waterstaat van 24 november 1820 werd bij Koninklijk Besluit van 26 november 1820, no. 61, aan de gemeente Sprang een subsidie van f 1000,-- verleend, onder bepaling, "dat door "deselve gemeente in de te dezen aanzien verder "benodigde kosten, zal worden voorzien hetzij "door middel van eenen jaarlijkschen buitengewonen "omslag of wel door eene beleening in successieve "termijnen af te lossen." De Raad van Sprang vergaderde over dit Kon. Besluit op 1 februari 1821, ging akkoord met de daarin gestelde condities en besloot, dat "de som, "welke boven het subsidie van f. 1000,— tot dit "werk zal worden vereist, zal worden gevonden door "middel van eenen extra-ordinaire (buitengewonen; "Personelen Omslag over de jaren 1821 en 1822". De Schout (burgemeester) van Sprang gaf bij brief van 6 februari 1821 van dit besluit kennis aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Deze gaven bij brief van 16 maart 1821 te kennen, dat het Kon. Besluit van 26 november 1820 niet te hunner kennis noch ter kennis van de heer Staatsraad Gouverneur (thans Commissaris der Koningin) is gekomen. Wel had het gemeentebestuur bij missieve (brief) van 16 oktober 1820 aan Gedeputeerde Staten bestek en tekeningen alsmede de begroting der kosten toegezonden, tegelijk met de stukken die aan het Departement van Binnenlandse Zaken en Waterstaat waren toegezonden, maar (zo schreven Gedeputeerde Staten) niet van hetzelve terug ontvangen waren. Aan de hand van de op 16 oktober 1820 aan hen toegezonden bescheiden concludeerden Gedeputeerde Staten in hun brief van 16 maart 1821, dat het werk was begroot op f. 3800,-- en door de gemeente dus f. 2800,-- zou moeten worden gedragen. Dientengevolge zou over elk der jaren 1821 en 1822 de Personele Omslag met f. 1400 moeten worden verhoogd. Aangezien voor de gewone jaarlijkse uitgaven van de gemeente reeds f. 1475,59 werd vereist, waarvan f. 1400,— door de opbrengst van de normale personele lasten werd gedekt, zou de jaarlijkse Personele Omslag voor een gemeente van circa 1250 inwoners over elk der jaren 1821 en 1822 tot de enorme som van + f 2800,— moeten worden verhoogd. Gedeputeerde Staten stelden daarom onder terugzending van bestek en conditiën van aanbesteding, het gemeentebestuur voor, dezelve andermaal in rijpe overweging te nemer, om het werk minder drukkend voor de inwoners te maken. Zij verzochten om met behoud van een goede uitvoering van het werk een nieuwe voordracht te doen, zoals het gemeentebestuur in het belang der gemeente dienstig zou achten. Tevens vroeger, zij daarbij een afschrift van het Kon. Besluit van 26 november 1820, no. 61 te voegen.
Op grond van deze brief van Gedeputeerde Staten van 16 maart 1821 heeft het gemeentebestuur van Sprang het werk voor een nieuwe spits op de toren nader doen opnemen, en uit het dientengevolge eveneens nader geformeerde bestek en begroting van kosten bleek dat "tot hetzelve niet meer dan een "somme van omtrent f. 2100,— zou worden vereischt.". Het gevolg daarvan was, dat boven het Rijkssubsidie naar raming niet meer dan circa f. 1100,— zou behoeven te worden gevonden. Gedeputeerde Staten, daarvan bij brief van 21 maart 1821 in kennis gesteld, verleenden op 27 maart 1821 toestemming om op basis van de nadere inlichtingen tot aanbesteding over te gaan. Tevens werd het gemeentebestuur verzocht zo spoedig mogelijk de vereiste voordracht te doen tot het treffen van een extra ordinaire personele omslag over de jaren 1821 en 1822.
Reeds op 16 april 1821 werd door het gemeentebestuur overgegaan tot publieke aanbesteding van een nieuwe spits en het herstellen van de kerktoren. De laagste inschrijver was aannemer Willem van Dijk te Waalwijk met een inschrijvingsbedrag van f. 1860,—. Een meevallertje dus. De acte van aanbesteding van L6 april 1821 werd geregistreerd op het Registratiekantoor te Waalwijk op 28 april 1821, in Deel 7, folio 128.
In totaal bedroegen de kosten van de nieuwe spits:
1. Willem van Dijk, Aannemingssom f1860,—
2. Willem van Dijk, buitengewone reparatie Aande toren f48,95 f 1908,95
3. Mr. J.L.A. Luijken, concipiëren rekest aan Koning Willem I voor een toelage uit 's Lands kas f 31,—-
4.Architect Broeskers, formeren bestek en tekening van een nieuwe spits f_ 37,—-
Totaalf 1976,95
==========
Op dezelfde dag nog, waarop de publieke aanbesteding werd gehouden, besloot de Raad van Sprang een voordracht aan te bieden aan Gedeputeerde Staten tot heffing van een extraordinaire personele omslag, die een opbrengst zou opleveren van f. 430,— over elk der jaren 1821 en 1922, tot dekking van de niet door Rijkssubsidie gedekte kosten van een nieuwe torenspits en herstel van de toren (f. 1860,— minus f. 1.000,— Rijkssubsidie - f. 860,—). De omslag van f. 430,— behoorde nog te worden vermeerderd met f. 58,50 (1/2 x f. 117,--) wegens de buitengewone reparatiekosten, kosten van bestek en tekeningen en de kosten van het rekest. Als grondslagen van de buitengewone omslag vond de Raad het meest billijk de vermoedelijke consumptie of de uiterlijke staat van de belastingplichtigen daarvoor aan te wijzen.
Deze voordracht van 16 april 1821 werd ondertekend door de Schout (burgemeester) H. Vergouwen, de raadsleden I..A. van Dijck, Jac. Graij, A. Brekel- mans, J. Timmermans, A. Huisman, A. Craayo, C. de Beer en secretaris J.C. van Dijck.
Zowel het herstel van de toren als de heffing van de extraordinaire personele omslag over de jaren 1821 en 1822 verkregen de vereiste goedkeuring. Volgens overlevering zou de torenspits, die in 1811 voor de telegraaf moest wijken, hoger zijn geweest dan de spits, die in 1821 werd geplaatst. Ik vermoed, dat de spits, die in het eerste bestek en tekening door architect Broeskers werd geoffreerd ongeveer gelijk was aan de vroegere verwijderde spits. Maar ik herhaal: dat is maar een vermoeden. De hoge lasten, die daardoor op de bevolking kwamen te drukken, waren voor Gedeputeerde Staten aanleiding op vereenvoudiging aan te dringen. Daaruit is de huidige torenspits van 1821 voortgevloeid. In ben ondanks langdurige nasporingen in meerdere archieven er niet in geslaagd bestek en tekening van het eerste ontwerp noch van het tweede ontwerp, dat gerealiseerd is, op te sporen. Een foto van de in de jaren 1952-1956 gerestaureerde kerk en toren met de torenspits van 1821 is hierna opgenomen.
De in de jaren 1952 t/m 1956 gerestaureerde Hervormde Kerk van Sprang met de in 1821 geplaatste torenspits |
De Ned. Hervormde Kerk van Dongen met de spits van1930 |
Hoe is het gegaan met het herstel van de afgeknotte torens van de Hervormde Kerk in Dongen, waarvan de berichten naar Sprang werden doorgeseind en die van de Ned. Hervormde Kerk in Heusden, die de seinen van Sprang ontving?
De Ned. Hervormde Kerk in Dongen
Deze Kerk, vroeger gewijd aan de H. Laurentius, was in 1640 al geheel afgebouwd. Door gemetselde waterlijsten is de toren verdeeld in drie geledingen en wordt hij gedekt door een van vier tot achtkantige ingesnoerde spits. Ingeschakeld in de seinketen Parijs-Amsterdam moest in 1810/1811 de bovenste helft van de spits plaats maken voor de "Chappe-telegraaf". Na de Franse tijd is in 1820 door architect Drossers in Breda, een ontwerp gemaakt voor herstel van de spits, waarvoor een bedrag van f. 1400,— begroot werd. Desgevraagd werd een Rijkssubsidie in de herstelkosten door de toenmalige Minister van Oorlog afgewezen, waardoor herstel van de spits vele jaren achterwege is gebleven tot in 1928 het middenschip van de Kerk door onvoldoende onderhoud is ingestort. Waarschijnlijk is (gedeeltelijk) herstel daarvan voor het gemeentebestuur van Dongen, ingevolge Additioneel Artikel VI van de Staatsregeling van 1798 eigenaresse van de toren en klokken, aanleiding geweest de toren en spits te herstellen. In 1929/1930 heeft architect Jos Kuypers te Roermond bestek en tekeningen ontworpen voor herstel van de toren en voor een nieuwe spits. In de toren zijn toen gelijktijdig een politiebureau met cellen en andere ruimten ondergebracht. Het werk is in 1930 uitgevoerd door aannemer J.P. van der Linden uit Sint-Michielsgestel. De totale kosten van spits en torenherstel en -inrichting hebben circa f. 13.000,-- belopen. Een foto van de toren met nieuwe spits van 1930 is hierna opgenomen. De Ned. Hervormde Kerk te Heusden (Catharinakerk) Lange jaren werd ook daar de afgestompte torenspits niet hersteld. Tot in de nacht van 4 op 5 november 1944 Kerk en toren door de Duitse bezetter, tegelijk met het Raadhuis opgeblazen werden. Hier kwamen in tegenstelling tot bij het Raadhuis, geen inwoners om het leven. De Kerk is na de Tweede Wereldoorlog opgebouwd, evenwel zonder toren. Een foto van de vroegere Catharina Kerk van vóór 1800 is hierna opgenomen.
De Ned. Hervormde Kerk van Heusden naar de toestand van vóór 1800