Voor het eigendomsrecht op vóór 1798 bestaande kerkgebouwen, pastorieën en de bestaande torens met klokken, die tot de kerkgebouwen behoren, is de Staatsregeling van 1798 van groot belang.

             Alvorens echter hierop nader in te gaan lijkt het niet van belang ontbloot een enkel woord te wijden aan de totstandkoming van deze Staatsregeling, de eerste constitutie in ons land, en de omstandigheden waaronder dit gebeurde.

De val van de Republiek der Zeven Geüniëerde Gewesten (opgericht bij de Unie van Utrecht in 1579) en de vestiging van de Bataafse Republiek.

             Na de door de militaire situatie gedwongen terugtocht van de Fransen uit ons land in 1793 1) begonnen de Patriotten in ons land, toen de Franse legers na 1793 weer met meer succes tegen hun buitenlandse vijanden streden, er aan te denken een omwenteling voor te bereiden. In mei 1794 ontstonden in de grote steden "revolutionaire comités en "leesgezelschappen", waar de patriotten uit de volksklasse in gehuurde kroegen bijeen kwamen. De situatie werd voor de Patriotten nog gunstiger toen in december 1794 de Franse legers onder Pichecru over de bevroren rivieren opnieuw ons land binnen trokken. De Prins van Oranje vertrok in januari 1795 met zijn familie naar Engeland. Overal werden de Franse legers met gejuich binnen gehaald, werd gevlagd, geïllumineerd en dansten de burgers om vrijheidsbomen. Dit was het droevige einde van de roemrijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 21 januari 1795 proclameerden de Fransen in ons land de onafhankelijkheid van de "Bataafse Republiek".

             De revolutionaire comités werden overal in ons land vervangen door "Provisionele Representanten van het volk" totdat municipaliteiten (vroedschappen) zouden worden gekozen. Na de steden werden ook de Staten der provinciën en de Staten-Generaal "verpatriotscht". De op 21 januari 1795 uitgesproken onafhankelijkheid van de Bataafse Republiek werd bekrachtigd bij het door de Staten-Generaal met de Franse Regering (Comité de Salut Public) gesloten Haagse Verdrag van 17 mei 1795. De voorwaarden waren echter zodanig, dat de Bataafse Republiek geheel onder Frans protectoriaal gezag kwam, meegesleept werd in de oorlogen die Frankrijk zou gaan voeren en haar middelen van bestaan, haar koloniën en tenslotte haar onafhankelijkheid zag verloren gaan. Maar dat zou later blijken!

De Staatsregeling van 1798

             Duidelijk werd dat spoedig voor de nieuwe Bataafse Republiek een grondwet diende te worden vastgesteld. Op 30 december 1795 besloot de "verpatriotschte" Staten-Generaal tegen 1 maart 1796 een Nationale Vergadering bijeen te roepen, de dag, die ook de laatste zitting van de Staten-Generaal betekende. Die Nationale Vergadering zou dan een constitutie doen ontwerpen en na haar goedkeuring onderwerpen aan de grondvergaderingen van de 126 districten, waarin het land was verdeeld (plebisciet). De grondvergaderingen verwierpen echter het ontwerp met een verpletterende meerderheid. Een 2e nieuw gekozen Nationale Vergadering kwam op 1 september 1797 bijeen. De partijen (Unitarissen, Federalisten en Moderaten), onderling vrijwel even sterk, kwamen niet tot een beslissing. Met de hulp van Frankrijk pleegden de Unitarissen een staatsgreep, waarop de "gezuiverde" Nationale Vergadering, die zichzelf tot "Constituerende Vergadering" benoemde, spoedig met een grondwet gereed kwam, "de Staatsregeling van 1798, in werking getreden op 1 mei 1798.

             Deze constitutie had een sterk centraliserend en democratisch karakter. Zij schiep de "één-en-ondeelbare" republiek, maakte een einde aan de voorrechten van de adel en verouderde instellingen, de adellijke titels werden afgeschaft evenals de tienden en de gilden, en vrijheid van godsdienst en drukpers werden gewaarborgd. De provinciën verdwenen. Nederland werd tijdens de Bataafse Republiek door de Staatsregeling van 1798 ingedeeld in departementen. Soortgelijke indelingen waren er onder het Koninkrijk Holland en gedurende de inlijving bij Frankrijk. Na de afwerping van het Franse juk kwam bij de Grondwet van 29 maart 1814 voor de nieuwe Staat der Nederlanden de provinciale indeling weer terug, maar zonder de voormalige macht der provinciën. Zie de kaartjes op de voorgaande bladzijden.

Alleen voor zover voor ons onderwerp van belang gaan wij verder in op de Staatsregeling van 1798.
In tegenstelling tot de voormalige staatskerk, zoals die tot dusverre in de Republiek der Ver. Nederlanden functioneerde, werd de scheiding tussen kerk en staat ingevoerd. De bezittingen van de voormalige staatskerk waaruit voor-
Zie het artikel in "Bruggeske 1999-1", blz. 78 t/m 97, van de hand van drs. Joost Roosendaal, over patriotten - en oproerige bewegingen in de Langstraat

voorheen de tractementen of pensioenen van leraren, predikanten of hoogleraren betaald werden, worden grotendeels geseculariseerd. De predikanten zouden nog 3 jaar uit 's Lands kas betaald worden. Vervolgens zouden de opbrengsten dier bezittingen gestort worden in een Fonds voor de Nationale Opvoeding, en "ter bezorginge der Behoeftigen, waarbij onverlet blijft de aanspraak, welke eenig Lichaam of Gemeente, van de nodige bewijzen voorzien, daarop mocht maken". Elk kerkgenootschap moet voortaan zorgen voor het onderhoud van zijn Eredienst en deszelfs bedienaren en gestichten. "Alle Kerkelijke Goederen, die door "vrijwillige gifts, erfmaking, inzameling of aankoop bij enig Kerkgenootschap zijn verkregen, worden als het wettig eigendom der bezitters "erkend, en als zodanig aan hen verzekerd." Het volk was souverein geworden in plaats van de vroegere staten der gewesten.

Additioneel Artikel 6 der Staatsregeling

 

Ten aanzien van alle Kerkgebouwen en Pastorijhuizen der voormaals Heersende Kerk wordt in Additioneel Artikel 6 van de Staatsregeling een afzonderlijke regeling getroffen.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. kerkgebouwen en pastorieën van de voormaals heersende kerk, voor zover zij door aanbouw ten laste van de afzonderlijke kas der kerkelijke gemeente, geen bijzondere en wettige eigendommen zijn,
    en
  2. torens, benevens de klokken, die tot de kerkgebouwen behoren.
    Ten aanzien van de eerste categorie bepaalt Additioneel Artikel 6, dat indien de eigendom wordt betwist of er geschillen zijn, de beschikking hierover om deswege tussen alle kerkgenootschappen enig vergelijk te treffen wordt overgelaten aan ieder Plaatselijk Bewind (gemeentebestuur) en wel binnen zes maanden na de totstandkoming der Staatsregeling.

Verder bepaalt Additioneel Artikel 6 hieromtrent:
"De grondslag van dit vergelijk is, in iedere Plaats, het grootst aantal van "leden der onderscheidene Kerkelijke Genootschappen, hetgeen alzo de "relatieve meerderheid van zielen zal uitmaken.

Hetzelve zal de voorkeus hebben omtrent de naasting ener
"Plaatselijke Kerk en Pastorie, onder bepaling echter, na gedane begroting "van de waarde dier gebouwen, van een matige uitkering, hetzij ineens, of "bij termijnen, aan de andere Kerk-Gemeenten, naar evenredigheid van "derzelver Leden, welke allen, door deze bepaling, worden gehouden voor "altijd afstand gedaan te hebben van de gemeene (=gemeenschappelijke) "aanspraak.

De alzo genaaste Kerken en Pastorijen blijven, ten allen tijde, onder "de bezitting, beheering en het speciaal onderhoud dier Kerk-Gemeenten, "aan welke dezelven, volgends het hier voorgaand onderling contract, zijn "toegewezen. De geschillen over dit een en ander ontstaande, worden ten "spoedigsten beslist door het Vertegenwoordigend Lichaam."2)

 De tweede categorie, de torens met klokken, werden genaast en toegewezen aan de Burgerlijke Gemeenten.

Het laatste lid van Additioneel Artikel 6 bepaalde:
"De torens, aan de Kerkgebouwen gehecht, benevens de Klokken, met "derzelver huisingen, worden verklaard eigendom te zijn en te blijven der "Burgerlijke Gemeenten, staande ten allen tijde onder derzelver beheering "en onderhoud."

Op dit laatste lid van Additioneel Artikel 6 komen we in een afzonderlijk artikel terug. De overige hiervoor vermelde bepalingen van Additioneel Artikel 6 hadden echter gevolgen voor de Hervormde Kerk van Sprang. Alvorens daarop nader in te gaan, lijkt het dienstig eerst iets te vertellen over het ontstaan van de huidige Hervormde Gemeente Sprang en het ontstaan van het kerkgebouw.
2) Het Vertegenwoordigend Lichaam is datgene, welk het geheele Volk vertegenwoordigt en, in deszelfs naam, wetten geeft, overeenkomstig het voorschrift der Staatsregeling (art. 30 Staatsregeling). (= het Parlement).
3) Een hoeve was een oppervlaktemaat, ter grootte van 16 morgen, bij een breedte van 24 roeden en een lengte van 400 roeden. Een morgen was + 0,9930 ha.   groot.

Noord-Brabant omvatte. Zie de kaartjes hiervoor. Later bij de wet van 20 juli 1814, S. 84 werden genoemde dorpen voorgoed bij de provincie Noord-Brabant gevoegd.
De eerste bewoners van Sprang waren kerkelijk aangewezen op de verre parochiekerk van Venloon (het huidige Loon op Zand), in het Hertogdom Brabant gelegen. Daarom kreeg men behoefte aan een eigen bedehuis. Die eerste kerk, al kort na 1313 tot stand gekomen, was een succursale kapel, een bijkerkje van de parochie Venloon en werd namens de pastoor aldaar, door een rector bediend. Sprang heeft nimmer een eigen pastoor gehad en is nimmer een zelfstandige parochie geweest. De kapel was gewijd aan de heilige Nicolaas, beschermheilige van de schippers, wellicht in verband met Sprangs ligging nabij de Maas en met de binnenscheepvaart (vervoer van turf etc.) op deze rivier. Door toename van de bevolking is de kapel in verschillende bouwfasen uitgegroeid tot een grote kerk 4). Rond 1475 hadden kerk en toren ongeveer hun huidige grootte, vorm en uiterlijk aanzien bereikt. Uiteraard behoorden de kerk en haar leden tot de in die tijd alleen heersende Rooms-Katholieke godsdienst. Dat bleef zo tot ongeveer 1600. De Reformatie had inmid-dels haar intrede gedaan.
De verovering van Geertruidenberg in 1593 door Prins Maurits had tot gevolg, dat niet alleen de oude vesting-stad maar de gehele streek van daar tot Waalwijk voor de Zeven Provinciën werden gewonnen. Dat had grote politieke en godsdienstige gevolgen. In 't Gemeenebest was de openbare uitoefening van de Rooms-Katholieke godsdienst verboden. De Staten van Holland en West-Friesland verzochten Schout ende Gerechten van de zes Hollandse dorpen hierop toe te zien "zonder toe te laeten dat men op yemandts gelooff ofte conscientie sal inquireren, ofte dat yemandt ter causie van dien, eenighe moeyenisse, injurie ofte letsel aengedaen zal worden." De Staten van Holland en West-Frieslandt begrepen zeer goed, dat de ingezetenen dezer dorpen niet van de ene dag op de andere van Rooms-Katholiek op de Gereformeerde leer konden overgaan. Dat begrepen ook de Deputaten der Zuid-Hollandse Synode. Wel werd op last der Staten door Schout en Gerechten de kerk te Sprang voor de uitoefening der Roomse Religie gesloten en door hun secretaris Leempoel een inventaris opgemaakt van de "Autaren ende Curaediën" der kerk, maar hier bleef het voorlopig bij. De Roomse ingezetenen gingen van toen af "ter misse" in de "fabrycke" of moederkerk van Venloon. Daar vele ingezetenen van Sprang 's zomers ook werkten buiten het dorp, met name in Holland en Gelderland, waar zij in aanraking kwamen met de "nieuwe leer", schoot deze al snel wortel in Sprang. In 1607 verzochten de aanhangers daarvan aan 't bestuur der Zuid-Hollandse Classis om nadere orde op de voorziening der kerkdiensten te stellen. Onder de elf Classes, in die dagen tot de Zuid-Hollandse Synode gerekend, bekleedde de Classis van Dordrecht de eerste rang, daarom destijds ook wel de Zuidhollandse Classis genoemd. Deze was toen verdeeld in vijf ringen: de Dordrechtse, de Papendrechtse, de Zwijndrechtse, de Strijense en de Overwaterse ring. Met nog 8 dorpen, behalve de 6 Langstraatse, behoorde Sprang tot die Ring. Op last van de Staten werden in 1610 drie predikanten herwaarts gezonden om in de zes dorpen van de Langstraat Gods Woord te bedienen.
Cornelis Hanecop werd predikant voor Sprang en Besoyen, Gosuinus Buitendijck voor 's Gravenmoer en Corne-lis Polletz of Pollets voor Capelle, Waspik en Raamsdonk. Ingevolge de last van de Staten werden deze predikanten door de Classis van Dordt beroepen in genoemde dorpen en meteen bevolen en geordonneerd zulks aan te nemen.
Tegelijk werden schout en schepenen bevolen den Pastoor, zo aldaar nog sijnde, van wege de Staten van Holland en West-Friesland sijn dienst op te seggen en te bevelen, dat hij zich met "geene Kerkelijcke saacken meer aldaar bemoeije"5) .
Begin 1610 aanvaardde Cornelis Hanecop zijn leraarsambt in Sprang en Besoyen. Daarna was hij er op bedacht (of misschien door de Classis er toe aangezocht) een Kerkeraad te formeren.
Hoe dit geschiedde deelt ds. Hanecop ons mede in het eerste Kerkeboek na de Reformatie.
"Nadat de eerste bedieninghe des H. Avondstmaels te Sprang gehouden "was op Kersdach den 25 Decembres 1610, so sijn de manspersonen onder "Sprangh ende Birckhaghe wonend, die men als lidmaten geëxamineert "hadde, des ande-ren daeghs eendrachtelijk vergadert om ouderlinghen en "diakenen te verkiezen opdat sij meer met den predikant Hanecopio de "gemeijnte souden helpen regeeren ende opsicht op haer nemen ende
"anderszins te doen als haer beroep medebrenght. De diakenen om de "collectes in de kerk te verzamelen ende aen de armen te distribueren ende "alle notitie aan de armen te pleghen als hun beroep vereischt, ende mee "den predikant door Godshulpe desnodig te assisteren."
Na ghedaene ghebet tot Godt sijn met ghemeene stemmen eendrachtelijk verkosen tot ouderlingh:
Willem Jacobsz, Jan Adriaensz, Nicolaes Mattheusz ende Tieleman Jansz.
Tot diakenen zijn verkosen:
Jan Cornelisz of Cornelissen en Denis Jansz.
Zo is het kerkelijke gereformeerde Genootschap te Sprang op Tweede Kerstdag 1610 geinstitueerd.
Bij Resolutie van de Staten van Holland ende West-Friesland van 11 januari 1610 is de kerk te Sprang aan het kerkelijk gereformeerd genootschap ten gebruike gegeven.
4) In een afzonderlijk artikel hoop ik t.z.t. daarop terug te komen.
5) Resolutie van de Staten van Holland van 11 januari 1610.

Ongeveer twee eeuwen had de Hervormde gemeente in Sprang op zegenrijke wijze gefunctioneerd, toen de Staatsregeling van 1798 het ongestoord bezit van het kerkgebouw ter discussie stelde.