De mondelinge besprekingen
Op 6 maart 1799 zijn de Commissie der Hervormden en de Commissie der Roomschen bij elkaar geweest, waarbij aan het verzoek der Roomschen om visie (inzage) van de stukken, die betrekking hebben op de goederen en bezittingen van de Hervormde kerk, op vriendelijke wijze is voldaan. De Roomschen werden daardoor overtuigd van de eigendomsrechten hierop van de Gereformeerden.
Daarna heeft de municipaliteit op 17 maart 1799 de twee commissies, die beide verklaard hadden de kwestie omtrent de kerk spoedig in der minne tot een einde te willen brengen, bijeen geroepen voor een bespreking waarbij de volgende punten aan de orde zouden komen om tot een vergelijk te komen:
1.De Roomschen maken alleen aanspraak op het kerkgebouw en de rente van 32 gulden die op dezelve staat;
2.De Roomschen maken geen aanspraak op andere bezittingen van de kerk;
3.Van de pretentie der Roomschen zal worden afgetrokken zekere schadeloosstelling voor de kosten van reparaties van de kerk, die uit de privé-beurs van de gereformeerden zijn betaald;
4.Het voortbestaan van het huidige gebruik van de consistorie en het voorste vak van de kerk ter algemenen nutte, alsmede van de brandvrije bergplaats voor de dorpspapieren en als bewaarplaats van de brandspuit, doodbaren enz.;
5.Het zonder betaling begraven der Roomschen op het kerkhof zoals tot dusverre.
Beide commissies stemden in met deze agenda, waarna nog dezelfde dag de besprekingen plaats vonden.
Het was duidelijk, dat het kerkgebouw ingevolge de Staatsregeling zou moeten worden toegewezen aan de Gerefor-meerde gemeente, die verreweg de meeste leden had. De Roomsche commissie, gevraagd of zij na de instemming met de ingeziene stukken nog pretenties had, t.o.v. het kerkgebouw, verklaarde, dat het kerkgebouw hun van zoveel waarde leek, dat zij een uitkering van f. 1.200,--, na aftrek van alle bovenvermelde condities, billijk achtte.
De Gereformeerde commissie was van mening, dat de Gereformeerden volgens de Staatsregeling, en de nadere daarvan gegeven interpretaties, niet de minste uitkering verschuldigd waren; maar om te voorkomen, dat dit zou leiden tot een moeilijke en kostbare procedure, wilden zij iets van hun recht prijs geven en boden zij een som aan van f. 600,-- gulden. Na enige debatten en tussenkomst der municipaliteit werd dit bedrag bepaald op f. 725,--, met dien verstande dat de Gereformeerden dit bedrag ineens of in termijnen mochten aflossen of het bedrag laten staan, tegen 4 procent
's jaars en af te lossen een jaar na aanmaning van de Roomschen. Beide commissies stelden als voorwaarde goedkeuring dezer overeenkomst binnen 8 dagen door hun committenten. Bij afkeuring door één der partijen zou het akkoord vervallen en van geen kracht meer zijn. Voor overname van de pastorie vroeg de municipaliteit f. 1.200 gld. De Gereformeerde commissie bood f. 800,--; als eerste betaling daarop zou het dorp van de Gereformeerden overnemen het "horologie" (uurwerk) in de toren voor
f. 200,--. De overige f. 600,-- zou de Gereformeerde gemeente in de dorpskas storten zonder enige uitkering aan de onderscheidene gezindten.
Dit werd door de municipaliteit en beide commissies goedgekeurd.
Hoewel de Gereformeerde commissie gemachtigd was in deze kwestie een definitief besluit te nemen werd het akkoord op 24 maart 1799 toch aan de leden der Gereformeerde gemeente ter goedkeuring voorgelegd. De commissie begreep dat het in deze zaak voor alle gemeenteleden van veel gewicht was om hierin te worden betrokken, en ook dat dit van groot belang was om kritiek achteraf te voorkomen. Daarom gaf de commissie een volledig overzicht van het verloop der besprekingen en het gesloten akkoord.
Alle leden waren van hetzelfde gevoelen en bekrachtigden het akkoord, neergelegd in de hierna volgende op zegel van achtenveertig stuivers gestelde overeenkomst.
Ook van Roomsche zijde was zulks geschied.
Overeenkomst d.d. 9 april 1799 ingevolge Artikel 6 der Additionele Artikelen, behorende tot de Staatsregeling van 1798, tussen de Gecommitteerden van de Roomsch Catholieke ingezetenen van Sprang en de Gecommitteerden van het Kerkelijk Gereformeerd Genootschap te Sprang
Compareerden voor de Municipaliteit van Sprang de burgers Jan van Daalen, Wouter de Beer en Adriaan Bre-kelmans, allen inwoners alhier, in qualiteit als door de Roomsche Catholieke ingeseetenen deses Plaats gecommitteerd omme volgens het 6e der Additionele Artikelen, tot de acte van Staatsregeling behoorende, in hunnen naam, het aandeel der gemelde Roomsch Catholieken in de Kerk en aan kleeven van dien te reclameren en desweegens met de Hervormden in deese gemeente, minnelijke schikkingen te beraamen en ten dien einde op den 6e September des vorigen jaars, gemelde hun aandeel in deselve Kerk gereclameerd hebbende
ter Eenre
En Cornelis Adrianus van den Broek, Jan Leempoel, Pieter van der Loo en Jan Ophorst in qualiteit als door de Gere-formeerde Gemeente alhier gequalificeerd omme volgens opgemelde 6e der Additioneele artikelen met de gecommit-teerden der Roomsch Catholieken op de meest geschikste wijsen te convinieeren
ter andere Sijden
de welke verklaarden in der minne te zijn overeengekomen op maniere hierna volgende
Artikel 1
Werd bij de Gecommitteerden der Roomsch Catholieken erkend, dat de bij deese door de Gereformeerde aangevoerde bewijsen, voor de bijsondere en wettige eijgendom, welke deselve hebben, op alles wat in de kerk gevonden word, als mede van alle de fondsen tot deselve Kerk behoorende, als zijnde geproflueerd uijt haaren eijgen boezem alleszinds bondig en voldingende zijn, op welke zij derhalvens geen wettigen aanspraak kunnen maaken, zijnde en blijvende dezelven derhalven alleen het eijgendom der Gereformeerden.
Artikel 2
Dat het dus de Kerk en renten daaraan behoorende, als zijnde het laatsten tot origineele fonds der Kerk behoorende, en het kerkhof alleen is, hetwelk door de Gereformeerden, als daartoe het regt van naasting hebbende, zal overgenoomen wordende in volle vrije Eijgendom mits aan de Roomsch Catholieken uijtkeerende een somma van zevenhondert vijff en twintig guldens, eens te betalen een somma van vijff en twintig guldens contant bij het sluijten van dit contract en van welke resteerende somma van zeven hondert guldens jaarlijks aan de Roomsch Catholieken betaald worden vier guldens intrest ten hondert en dus jaarlijks eene somma van Agt en twintig gulden, tot den tijd der volle en effectueele aflossing - welke aflossing niet geschieden zal dan een jaar na dat deselven door de debiteurens off crediteuren behoor-lijk zal weesen op - en aangesegt - verclaaren de drie eerstegenoemde comparanten zoo voor zig als voor hunne com-mittenten voor gemelde somma van zevenhondert vijf en twintig gulden, te cedeeren ende af te staan aan en ten behoeven van de Gereformeerde Gemeente alhier, alle Regt van aanspraak, welke zij heden, ingevolge de acte van Staatsregeling op gemelde Kerk te Sprang off eenige desselver goederen mogten hebben, daarvan afstand doende bij en mits deesen
Artikel 3
Ook zijn de contracteerende Partijen op voordracht der Municipaliteit overeengekomen, dat de consistorie of brandvrije kamer voortaan zal blijven gebruijkt worden, bij de Municipaliteit (gelijk dieselven tot heden is gebruijkt geweest) tot een bewaarplaats voor alle charters en Papieren den Armen en het dorp specteerende, alsmede het zoogenaamde Ruijm der Kerk tot berging van de Brandspuijd en Brandgereedschappen en voorts van alle datgeene dat tot heden daarin van dorpsgoederen is geborgen geworden, zal gebruijkt worden zonder dat de regeering daarin door de Hervormden ooijt zal geweest off gedwarsboomd worden.
Artikel 4
Ook zullen de Roomsch Catholieken van nu voortaan het regt hebben gelijk zij tot heeden toe altoos genooten hebben, om hunne overleedenen op het Kerkhoff te begraven, de doodbaaren te gebruijken alsmede het zoogenaamde armen baarkleed voor hunne behoeftigen, zonder daarvoor ten behoeven van de Gereformeerden iets hoegenaamd te contribueeren alsmede in de Kerk, mits gelijke contributie betaalende als de Gereformeerden zelven.
Ingevolge al 't bovenstaande verclaaren de drie eerste comparanten met het respectieve geaccordeerde te neemen volkoomen genoegen en contantement, zonder uijtkragten van gemelde 6 der Additionele Artikelen der Staatsregeling off andere interpretatie van dien iets verder ten lasten van de vier laatste Comparanten off hunnen Committenten te hebben off te houden. Weshalven zij gesamentlijke contractanten zoo in hunne privé als in hunne qualiteijten aangaande de respective Uijtkoop te wedersijden Renuntieerende 12) van Relieff 13) off herstellingen, houden sij gesamentlijke comparanten de voorenstaande Articulen van volle kragt en waarden, evenals off alle de formaliteijten bij de acte van Staatsregeling en interpretatiën van dien ten volle waarde (ware) geobsendeerd.
Tot nakoming van 't geene voorsz. staad, verbinden de wederseijdsche comparanten zoo in hunne privé als in hunne qualiteijt hunne Personen en Goederen, deselven stellende ten bedwang als na regten.
Aldus gedaan en gepasseerd ten Raadhuijsen van Sprang op den negende April 17 honderd negen en negentig.
/Was geteekend/ Jan van Daalen
Wouter de Beer
A. Brekelmans
C.A. van den Broek
Jan Leempoel
P. van der Loo
Jan Ophorst
Cornelis Corkuyt Js zoon, Schout
Jos Vlaanderen
W. Smallegang
Jan Vos
J. Smits
M. van Daalen
L.A. van Dijck
Onder stond
Mij Present
(was geteekende) Cornelis Corkuyt Jans zoon, Secretaris
Na gedaane collatie is deeze bevonden te accordeeren met desselfs Principaal, welke berustende is ter secretarie en geschreeven op een Zegel van Agt en Veertig Stuijvers bij mij, secretaris van Sprang op den 13 April 1799.
Cornelis Corkuyt Js zoon