Het vonnis
De Regtbank beperkte zich simpel slechts tot het contract van 9 april 1799 en overwoog:
"dat de acte obligatoire of gemaakte conventie (overeenkomst) van 9 april "1799 van de Municipaliteit van Sprang, op welke de Eisschers hunnen "eisch funderen tussen de Roomsch Catholijke ingezetenen van Sprang en "de Gereformeerde Gemeente aldaar is gepasseerd en ten deze gevorderd "wordende interesse van den dag der gemaakte conventie tot den Jare "achttien honderd dertien door laatstgen.e zijn betaald.
"Condemneert (veroordeelt) de gedaagden aan de Eisschers op te leggen "en te voldoen de somma van zesenvijftig guldens, wegens in den Jare "achttienhonderdveertien en achttienhonderdvijftien verscheene intresse "van een Capitaal van zeven honderd guldens ad vier procente ingevolge "meer gemelde conventie, met verwijzing van de gedaagden in de kosten "dezer procedure getauxeerd ter somma van twee en twintig guldens elf "Stuivers zonder de kosten dezes".

De betaling van de interest gedurende veertien jaren werd dus door de Regtbank aangemerkt als een erkenning van het contract van 9 april 1799 door de gedaagden.

Appelleren (?)
Het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te
's-Hertogenbosch d.d. 26 oktober 1815, dat ten gunste van de Rooms gezinden was uitgevallen, werd besproken in de vergadering van 28 oktober 1815 van het kerkbestuur, de toegevoegde kerkleden en de advocaat Sassen. Deze laatste gaf een toelichting en adviseerde de vergadering appel aan te tekenen tegen het vonnis. Naar zijn mening was zulks in alle opzichten gefundeerd.
Na diens vertrek werd alles wel en rijpelijk overwogen en besloten van het vonnis in appel te gaan en de advo-caat daarvan in kennis te stellen.

Geruime tijd verstreek. Op 18 mei 1816 was het kerkbestuur met de toegevoegde kerkleden weer bijeen. Men had de advocaat Sassen om de processtukken gevraagd. Die waren nu ontvangen met een gedetailleerde Memorie, inhoudende de loop van de zaak en de zienswijze van de advocaat. De vergadering bleef persisteren om van het vonnis te appelleren en besloot alle stukken toe te zenden aan de advocaat Van Mers te
's-Gravenhage met verzoek deze zaak op zich te nemen. Edoch, alvorens tot appel over te gaan wilde men eerst nog zijn gedachten over de zaak vernemen.

Daarna bleek, dit kwam nl. ter sprake in de vergadering van het kerkbestuur en de toegevoegde kerkleden van juni 1816, dat advocaat Van Mers in 's-Gravenhage verhinderd was geweest om de hem toegezonden processtukken c.a. te bestuderen en dientengevolge ook zijn mening over het aantekenen van appel, zoals gevraagd was, nog niet kon geven. Daarom had hij de processtukken overgegeven aan advocaat De Jong, die eveneens in Den Haag woonachtig was.
Advocaat De Jong deelde in een brief aan de vergadering mede, dat het hem raadzamer dunkte, op grond van de door hem in zijn brief aangevoerde argumenten, om het geschil in der minne te vereffenen dan om het proces voort te zetten.
Daarop heeft de vergadering besloten om te trachten tot een minnelijke schikking met de Rooms gezinden te komen.

De minnelijke schikking van 11 juni 1816
Vervolgens heeft de commissie van Oppertoezicht en Kerkmeesters voorslagen (voorstellen) tot een minnelijke schikking gedaan, welke dan ook door de Roomsch gezinden te Sprang zijn 'aangenomen'. Ingevolge deze overeen-komst van 11 juni 1816 "waarbij het contract van 9 april 1799 "wordt vernietigd, zal de Gereformeerde Gemeente van Sprang tegen "quitantie uitkeeren aan de R. Kath. Ingezetenen een somma van vierhon-"dert guldens en koomen voorts de billijke proces-kosten, over en weer "gevallen, voor haar rekening. Daarmede zullen alle pretenties, die de "Roomsgezinden ter deeser plaatse ten laste van de Gereformeerde
"gemeente alhier mochten hebben gehad en gelustineerd (begeerd) ten "eenemale zonder eenige reserve koomen te vervallen en op te houden."

In de rekening der Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Sprang over het jaar 1816 vond ik de volgende uitgaafpost:
Betaald aan Adriaan Brekelmans c.s.,
Gecommitteerde van de R. Catholijke
ingezetenen van Sprang, volgens accoord
van den elfden Juny Eenduizend acht-
honderd zestien, waarbij het contract van
de 9 april 1799 vernietigd werd en
zijlieden van alle verdere aanspraak
renuntieeren (afstand doen), betaald
de somma van f 400,--
aan den Procureur Holster f 80,--
" " " J. Loef f 50,--
" " advocaat Sassen f 75,--
" " " J.P. Scholten f 55,--
1817 " " G. v.d. Heiden f 80,--

Daarmede is het kerkgebouw van de Hervormde gemeente te Sprang haar onaantastbaar eigendom, mede stoelend op Additioneel Artikel 6 van de Staatsregeling van 1798.

Mochten er in de jaren 1798-1816 en in de jaren daarna wat gespannen verhoudingen geweest zijn tussen Protestanten en R. Katholieken in Sprang, en dat is begrijpelijk en dat zal ongetwijfeld het geval geweest zijn, gelukkig kunnen we zeggen, dat zulks in onze twintigste eeuw, zeker in de oorlogsjaren 1940-1945 en daarna niet meer het geval is.
M.v.Pr
Bronnen:
• het archief van de kerkelijke Hervormde Gemeente van Sprang;
• Hervormde Gemeente Sprang - 300 jaar, door P.B. van Santen;
• Leerboek der Vaderlandsche Geschiedenis door A.W. Geerling en
D. de Geus.