VOORWOORD
Op 1 februari 1999 hield kolonel A.P. de Jong van de Koninklijke Luchtmacht voor de leden van onze vereniging in "Zidewinde" een unieke en boeiende causerie met dia's, met als titel "Het bombardement van Rotterdam: noodzakelijk uit een oogpunt van militaire tactiek of brute terreur?"
Onder de toehoorders bevonden zich ook een aantal (oud-)Rotterdammers, die het bombardement van nabij hadden meegemaakt. Na beëindiging van de lezing ontstond dan ook nog een interessant gesprek.
Eén van de toehoorders was mevr. J. E. de Groot-van der Hoeven, die naar aanleiding van de gehouden lezing mij dezer dagen (sept. '99) een tweetal bijdragen overhandigde.
Uiteraard verleen ik gaarne plaatsing aan deze artikelen, die nog eens accentueren hoeveel menselijk leed de oorlog aan zovelen heeft toegebracht, maar ook met hoeveel moed en geestkracht door velen in die moeilijke uren en dagen hulp is verleend.
M. van Prooijen
Mevr. J.E. de Groot-van der Hoeven te Spijk
In memoriam zuster E. van der Hoeven
Naar aanleiding van de lezing van kolonel De Jong op 1 februari jl. over het bombardement wil ik u nog het een en ander vertellen. Ik vond de lezing zeer interessant, temeer daar er van mij een tante, Elisabeth (Bets) van der Hoeven (39 jaar) ook is omgekomen bij dat bombardement. Zij was verpleegster in het Coolsingelziekenhuis te Rotterdam sinds 1930 en was een zuster van mijn vader, Peter van der Hoeven, wonende Hogevaart nu nr. 77.
Je behoefde er vroeger niet zoveel voor te leren om verpleegster te worden en je genoot wel wat aanzien, als je dat was. Toen haar moeder (mijn opoe) in 1937 ziek is geworden en later is gestorven, is ze een half jaar thuis geweest om haar te verplegen. Dat kon toen gewoon. Ze woonde op kamers in Rotterdam en kwam ééns in de maand met de trein naar de Hogevaart (nu nr. 77) toe om haar vrije dagen op te maken bij haar broer (Peter van der Hoeven) en zuster (Jo van der Hoeven), die nog ongetrouwd waren. Toen dus op 14 mei 1940 het bombardement op Rotterdam losbarstte, was de familie in Capelle erg ongerust hoe het met het ziekenhuis en vooral met Bets was. Telefoneren ging toen niet, dus is mijn vader op 15 of 16 mei op de fiets naar Rotterdam gegaan, eerst naar Rotterdam-Zuid, daar woonden ook twee getrouwde zusters Cor en Jet; daar was alles goed. Mijn vader is toen met zijn zwager, Cees Ockers, zo goed en zo kwaad als het ging met de fiets naar de Coolsingel gegaan. Zij zagen daar het ziekenhuis bijna geheel verwoest. Via een portier hoorden ze dat hun zuster Bets ook omgekomen was; zij werden toen verwezen naar een lijkenhuis waarin de omgekomenen lagen om in een massagraf begraven te worden. Mijn vader herkende zijn zuster aan de schoenen, haar hoofd was verminkt. Met heel veel moeite hebben ze haar met een vrachtwagen naar Capelle gekregen om ze daar te laten begraven bij de kerk in
's-Grevelduin-Capelle. Toen mijn vader weer met de fiets naar Capelle terugging durfde hij niet naar huis, maar is eerst naar ds. Oostenburg (die in Capelle stond) gegaan, waarna die het tegen pa's zuster en verdere familie is gaan vertellen.
Op 20 mei 1940 kregen ze op de Hogevaart nog een telegram van Bets, dat ze op 11 mei verstuurd had, waarin ze schreef dat alles goed was......