Een balans

De opvatting dat de M.D. (medicinae-docteur) zich alleen bezig hield met het afleggen van visites alsmede het voorschrijven van medicamenten en het stellen van diagnoses en de "uitvoering" over zou laten aan de chirurgijn mocht dan in de steden zo zijn geregeld, op het platteland was dat niet in alle gevallen zo  Zowel de M.D. als de chirurgijn hadden daar ieder hun kruidenwinkel. In welke mate en omvang zij de kruidenmengsels "mixture en poeijers" vervaardigden en toedienden zal dan wel verschillend zijn geweest. Een dergelijke situatie was in de onderzoeksperiode aan de orde in de dorpsgemeenschappen van Sprang en de beide Capelles. Overigens duurde het nog tot circa 1680 alvorens zich in Sprang een M.D.'er vestigde en de gezondheidszorg, het curatieve, tot dan nagenoeg geheel aan chirurgijns was toevertrouwd . De vroedvrouw speelde tot aan het begin van de negentiende eeuw een eigen deels afhankelijke rol in de uitoefening van haar beroep.

Medische hulp en bijstand aan een ieder werd in principe mogelijk of gegarandeerd door de overheid i.c. de Sprangse en Capelse schepenraad (gemeenteraad) die aan de hand van instructies aan zowel de chirurgijn als vroedvrouw jaarlijks een bijdrage verstrekte tot verzorging van zieke behoeftige en arme inwoners.

De Sprangse en Capelse chirurgijns genoten aanzien. Het merendeel van hen had vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw enige scholing gehad en bediende zich, zij het bescheiden, van Latijnse begrippen en woorden als het de benaming van medicamenten e.d. betrof .

In tegenstelling tot wat elders wel wordt beweerd , was de chirurgijn vanaf de zeventiende eeuw de schrijfkunst machtig, een eigenschap waarover in die tijd niet alle vroedvrouwen beschikten. Geleidelijk aan was hun beroep niet meer alleen gebaseerd op ervaring maar werd het door theoretische vorming aan klinische instituten, zoals in
's-Hertogenbosch, geschraagd. In dat licht bezien werd de benaming van hun beroepen herzien in die van genees- en heelmeester en verloskundige. De Sprangse chirurgijn De Lang noemde zich graag practicus medicus.

Het kwam slechts zelden voor dat de drie dorpen verstoken waren van een chirurgijn of vroedvrouw ter plaatse, zij het dat Vrijhoeve-Capelle meestal van de diensten van de in Capelle gevestigde geneeskundige gebruik maakte.

De honoraria van de geneeskundige voor verrichte diensten kenden in de onderzoeksperiode nauwelijks afwijkingen. Zo kostte een aderlating en een visite nauwelijks meer of minder dan zes stuivers en een mixture van zalf of poeder gemiddeld zes tot acht stuivers. Hierop was een uitzondering. De jaarvergoedingen aan chirurgijn en vroedvrouw of vroedmeester door de schepenraad bepaald t.b.v. bijstand aan behoeftigen en armen hadden een wisselend verloop.

Daar het ambt van schepen, borgemeester, collecteur of lid van de kerkeraad slechts een deeltijd inhield, konden de enigermate geletterde chirurgijns en uiteraard ook de M.D.'s tot deze ambten verkozen worden. Paulus Scholt, Simon de Lang, Floris de Zoete en Arnoldus van Dijck waren enkelen van hen .

Het gemis aan kennis van epidemische of besmettelijke ziekten werd in die tijd niet aan een tekort van de medische wetenschap toegeschreven maar als een straffe Gods gezien.

Niet de cholera maar de langdurige (Spaanse) pokken bleken de ernstigste bedreigers van mensenlevens te zijn geweest in de negentiende eeuw. Preventieve maatregelen waren, gezien het gemis aan kennis van de oorzaken van deze ziekten, primitief.

De geneeskundigen waren grotendeels de "waere gereformeerde religie" toegedaan. Dat was in overeenstemming met de bevolkingssamenstelling die in 150 jaar met circa 40 % was toegenomen.

In 1865 werd het geheel aan verspreide wetten en K.B.'s die op de gezondheidszorg betrekking hadden onder het 2e kabinet Thorbecke gebundeld en aangepast . Het begrip arts werd als titel voor de universitair geschoolde geneesheer ingevoerd en de benamingen van medicinae-docteur, chirurgijn en genees- en heelmeester kwamen te vervallen evenals de opleidingen in die richtingen. De apotheker kreeg overigens pas later bij wet zijn universitaire status en de opleiding tot vroedvrouw werd als hoger beroepsonderwijs ingevoerd.