Een Duits orgel uit een Franse kerk

Omdat het oude orgel nagenoeg geheel onbruikbaar wordt, wordt tijdens de vergadering van 31 juli 1867 een commissie benoemd, welke als taak krijgt zoveel mogelijk informatie in te winnen over een nieuw aan te schaffen orgel. Tot leden van deze commissie worden benoemd, de predikant W.A. v.d. Linden, J. Dorrenboom en J.C. Torman.
De vergadering van 13 februari 1868 is gepland naar aanleiding van de werkzaamheden van de genoemde orgelcommissie: Ds v.d. Linden en J. Dorrenboom zijn naar Dordrecht geweest om het orgel in de Franse (Waalse) kerk aldaar te bezichtigen omdat het mogelijk te koop aangeboden zou worden.
Het orgel waar hier over gesproken wordt is het huidige Sprangse orgel. Het staat in 1868 al 140 jaar in de Waalse (Franse) kerk te Dordrecht en heeft natuurlijk een heel eigen geschiedenis. Om een zo overzichtelijk en aansluitend mogelijk verhaal te krijgen van dit instrument, willen we een stap terug in de tijd doen naar het jaar 1727.
De kerkenraad van de Waalse kerk te Dordrecht is in genoemd jaar in onderhandeling met de orgelmaker Thomas Houben over een nieuw te laten maken orgel. Hoe de Waalse kerk aan deze uit Ratingen (Duitsland) afkomstige orgelmaker komt vertellen de archieven niet. In het archief van de Waalse kerk, waar veel over het orgel terug is te vinden, bevinden zich o.a. de brieven van de orgelmaker aan de kerkenraad.
Omdat de leden van de kerkenraad tijdens de onderhandelingen door de “orgelpijpen het orgel” niet meer zien, roept de kerkenraad de hulp in van de twee deskundigen A.E. Veldcamp en F. Pitton (resp. organist en assistent- organist in de Grote Kerk te ’s Gravenhage ). Deze heren geven uitgebreid advies, waarna de partijen het uiteindelijk eens worden. Een contract wordt opgesteld. Dit gebeurt op 19 augustus 1727.
Samengevat krijgt de Duitser opdracht een twee klaviers orgel te maken.

brugd2004 08De klavieren moeten corresponderen met een hoofdwerk4 en een rugwerk5. Het orgel moet een aangehangen pedaal krijgen, met een koppeling naar het hoofdwerk. De klavieren moeten gemaakt worden van wit ivoor en zwart ebbenhout.
Thomas Houben krijgt volgens het contract f 1700.- voor zijn werk. De uitbetaling is verdeeld in drie termijnen, te weten:
1) f 750.- bij de aankomst van het werk te Dordrecht.
2) f 750.- voor het in orde brengen van het orgel in de kerk.
3) f 200.- als zekerheid voor de kerkenraad, te betalen na een jaar
wanneer het orgel goed is opgeleverd.
Een jaar na het tekenen van het contract is het orgel op 26 september 1728 klaar. In 1730 maakt de orgelmaker dan nog een Cymbal voor het hoofdwerk voor f 50.- waarna in september 1731 de laatste betaling geschiedt. Tot zo ver Thomas Houben.

Groot onderhoud en een ingrijpende verandering in 1803Al snel na de oplevering zijn dure herstellingen aan het orgel nodig. Zo verricht Rudolf Garrels in 1738 werkzaamheden aan het orgel voor f 275.-. In 1743 vindt weer herstelwerk plaats, wat uitgevoerd wordt door J.F. Moreau. De kosten van dit werk zijn weer niet gering en bedragen f 575.-.
Moreau en zijn zoon onderhouden het orgel vervolgens tot 1761, gevolgd door J. Robbers (1766-1771), H.H. Hess (tot 1795) en P.J. Geerkens (tot 1854).
Genoemde Geerkens krijgt in 1802 de opdracht het orgel te renoveren. Het orgel zal door deze renovatie een totaal ander uiterlijk krijgen. Artikel 1. uit het contract laat niets aan de verbeelding over:Art. 1.
Het Rugpositief zal moeten worden weg genomen en het binnenwerk behalven de Mixtuur onder in de groote Kast geplaatst worden
In het contract (24 oktober 1802) staat dat Geerkens voor de bedoelde werkzaamheden het bedrag van f 1000.- zal krijgen. Uit een potloodaantekening van deze orgelmaker, op de plint van de orgelgalerij, blijkt dat voor maart 1803 het rugwerk is afgebroken. Zo heeft het orgel in plaats van het rugwerk een borstwerk6 gekregen. In de periode tussen 1803/1804 en 1869 vinden geen bijzondere werkzaamheden aan het orgel plaats. In de vorm die het orgel in 1803 kreeg is het in 1868 naar Sprang gekomen.

Terug bij de vergadering van 13 februari 1868, zien we dat een deskundige uit Dordrecht op dat moment al contact heeft gehad met een orgelmaker. Deze laatste heeft een begroting gemaakt van eventuele herstellingskosten. De koopsom en reparatiekosten zouden volgens de deskundige plus minus f 1200.- gaan bedragen. Verder vraagt hij of de Sprangse kerkvoogdij hem zou willen volmachtigen, zodat hij het orgel, wanneer dit te koop komt, zo voordelig mogelijk voor de kerk over zou kunnen nemen.
brugd2004 10Na uitvoerig overleg wordt besloten J. Dorrenboom opdracht te geven om de deskundige te Dordrecht te volmachtigen om het orgel aan te kopen, mits de koopsom en de reparatiekosten samen niet meer dan f 1200.- zullen bedragen.Het orgel wordt door deskundige J. Dorrenboom uit Dordrecht (familielid van J. Dorrenboom uit Sprang) voor de kerk van Sprang aangekocht en er wordt met de restauratie begonnen. Ondertussen wordt in Sprang besloten welke veranderingen aan het oxaal (orgelgalerij) moeten plaats vinden:
1. Het oxaal moet zowel aan voorkant als aan de zijkanten worden vergroot tot aan de pilaren.
2. Onder het oxaal moet een muur worden opgetrokken, zodat tussen het schot een deze muur een trap kan komen naar het orgel. De vier houten pilaren moeten worden vervangen door zes ijzeren.
3. Onder het oxaal moet een plafond worden aangebracht.
Twee quitanties van 23 september 1868 en 10 mei 1869 laten respectievelijk het transport van het orgel tussen Dordrecht en Labbegat en het transport van twee kisten met orgelpijpen tussen Rotterdam en Waalwijk zien. Het transport gaat over het water.