Christelijk Huishoudonderwijs in Sprang-Capelle
Een fase in het voortgezet onderwijs

Inleiding

Op onderwijsgebied bestond er tussen stad en platteland in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog en zelfs nog een aantal jaren daarna een groot verschil in de mogelijkheden tot het volgen van voortgezet onderwijs. Waren er in steden en verstedelijkte gebieden scholen voor regulier voortgezet onderwijs, in de dorpen, ontbeerde men veelal dit soort onderwijs. Een (m)ulo- school, laat staan nijverheids – of huishoudschool voor meisjes was soms ver te zoeken. Zo ook voor Sprang- Capelle. Dat kwam nog extra tot uiting door het feit dat de bevolking van Sprang- Capelle voor circa tachtig procent uit protestant- christenen bestond en er in de directe omgeving geen christelijk voortgezet onderwijs voor meisjes was. Voor menige ouders die christelijk onderwijs als voorwaarden stelden in de opvoeding en vorming van hun kinderen was er dus weinig keus. Daar kwam voor Sprang- Capelle nog bij dat de opvatting over wat onder christelijke vorming verstaan diende te worden er verschil van mening bestond en die een, zeker op het punt van de onderwijsvernieuwing, remmende factor was. Een en ander mondden uit in achterstand in scholing aan voortgezet onderwijs..
Hechte samenwerking en bundeling van krachten, waartoe onder anderen de toenmalige burgemeester Van Prooyen in het midden van de jaren zestig op riep, zou enkele jaren later gestalte krijgen. De z.g. Mammoetwet (Wet op het voortgezonderwijs) die op 1 augustus 1968 in werking trad, stimuleerde die samenwerking c.q. bundeling.
Dat die achterstand er was bleek uit de vjaren 1947 en 1960 van Sprang- Capelle. De deelneming van jeugd aan het voortgezet onderwijs, niet in het minst dat voor meisjes, bleek laag. Daarin zou verandering komen vooral door de inzet van de Maatschappij van Landbouw, gesteund door de plaatselijke overheid, maatschappelijke organisaties en kerken.
Een eerste aanzet
Een bescheiden vorm van opleiding voor meisjes gericht op hun latere leven, toegespitst op de huishoudelijke praktijk, was er al in de 19e eeuw. Zo was er in 1824 al sprake van dat onder meer Jennigje van de Hoek en Teuna Vaartmans naai- en breiwinkels (lees: scholen) hadden. De archieven onthullen verder dat in 1936 een kookcursus werd gegeven en naaicursussen konden worden gevolgd. Daar bleef het niet bij. De uit 1881 stammende Maatschappij van Landbouw, gevestigd te Goes, later te Zevenbergen hield zich onder anderen bezig met het onderwijs ten plattelande in het bijzonder gericht op de agrarische bevolking c.q. de jeugd. Deze actieve Maatschappij voorzag met rijkssubsidie vanaf 1938 in Sprang- Capelle in een vorm van ambulant huishoudonderwijs. In een jaarprogramma waren naast koken, naaien en wassen, vakken als plant- en dierkunde, voedingsleer en warenkennis opgenomen. Dit onderwijs, gegeven in de oude openbare school in Capelle, voorzag in een grote behoefte. De belangstelling er voor was groot en vond ook in de oorlogsjaren (met uitzondering van 1941) plaats. In tegenstelling tot andere vormen van voortgezet onderwijs liet de machthebber deze vorm van onderwijs tijdens de oorlog met rust.Een volgende fase Nauwelijks verlost van de onderdrukking óf de activiteiten van de Maatschappij van Landbouw, nu gesteund door de Vereniging voor Nijverheidsonderwijs te Waalwijk e.a. werden in tempo voortgezet. Het leidde er toe dat op 20 november 1945 van die zijde met de Minister van O.K.en W. en de onderwijsinspectie de mogelijkheden tot de oprichting van een landbouwhuishoudschool werden besproken. Een landbouwhuishoudschool dus, daar de bevolking van Sprang- Capelle in belangrijke mate direct of indirect werkzaam was in de agrarische sector. Het potentieel aan leerlingen was aanwezig, zo stelde men. De prognose was dat uit het voedingsgebied honderd tot honderd vijftig leerlingen de school met een tweejarige opleiding zouden gaan bezoeken. Een aantal dat nog zou toenemen zodra de leerplicht zou worden verlengd.
Nu, zo werd gesteld, worden de meisjes van protestant- christelijke huize naar de r.k. huishoud- en industrieschool te Waalwijk verwezen .Een situatie die allerminst als ideaal werd gezien, daar zeggenschap op de vorming van niet- katholieke kinderen niet aanwezig was, waarbij wel werd gesteld dat een dominee als docent was aangetrokken. De afstand naar de school werd tevens als een rol van betekenis aangevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van Sprang- Capelle stelde vervolgens de raad voor in te stemmen met het afgeven van een verklaring tot stichting van de landbouwhuishoudschool, op basis waarvan de Maatschappij van Landbouw de rijkssubsidie kon aanvragen tot realisering van de school. De raad stemde daarmede in, zij het dat er nog een keuze diende te worden gemaakt over de locatie van de school.

brugd2005 03De plaatskeuze Instemming met de vestiging van de school betekende echter niet dat er eenstemmigheid was over de locatie. De Maatschappij en de Vereniging voor Nijverheidsonderwijs waren van oordeel dat de school nabij het Labbegat zou moeten komen, zijnde in het centrum van het voedingsgebied. Het college van burgemeester en wethouders van Sprang- Capelle dacht daar anders over. Wilde men, zo betoogde het college, de school snel in gebruik nemen dan is “De Villa”aan de Heistraat/ Nieuwevaart daarvoor de aangewezen plaats.

In de Villa was reeds de lagere landbouwschool gevestigd en met verdere interne verbouwing als onderwijsruimte geschikt te maken. De eigenaresse van het gebouw, mevrouw Vermeulen, zou bereid zijn deze woning voor dat doel aan de gemeente te verkopen. De Maatschappij c.s. was daartoe bereid, zij het nadrukkelijk als tijdelijke huisvesting. Onder die voorwaarde wenste echter het gemeentebestuur niet tot aankoop over te gaan. Ondertussen roerden zich ook de kerkelijke gemeenten, de Ned. Herv. Kerken van Besoyen, Baardwijk en Waalwijk. Zij zagen in de keuze van de Villa als schoolgebouw een ongewenste excentrische ligging waardoor de scholieren uit hun gemeenten er geen profijt van zouden trekken. Voor meisjes uit voornamelijk arbeidersgezinnen werd de afstand van 7 tot 10 kilometer te groot geacht. Dat zou er toe leiden dat, zo betoogden zij, er weinig scholieren de weg naar de Nieuwevaart zouden vinden. Wij staan er voor dat ”de ware en volkomen leer der zaligheid geleerd wordt” ook in het nijverheidsonderwijs. Dat nu wordt bemoeilijk door de voorgestelde keuze. Hun keuze was: bouw een modern naar de eisen des tijds ingericht centraal gelegen schoolgebouw. Deze kerkbesturen stonden met dit standpunt niet alleen maar voor de korte termijn was er geen andere keuze dan de Villa waarin de school onderdak kreeg.

brugd2005 04De Villa
Vooruitlopend op de noodzakelijke verbouwing die in mei 1949 plaats vond werd de school met een tweejarige opleiding op 14 september 1948 geopend. In het eerste schooljaar ontvingen twintig leerlingen primair onderwijs en zeventig cursisten volgden met enthousiasme hun lessen.
Juffrouw Rijken, een Capelse van geboorte, zwaaide er als eerste directrice de scepter, in de eerste jaren bijgestaan door de onderwijzers Elsman (hij was directeur van de landbouwschool) en Mijnbeek. Rijken zou een grote deskundige en stimulerende kracht worden in de aanloop en groeiperiode van de school. Na de door aannemer Wagemakers in 1949 uitgevoerde verbouwing kon de toename van de leerlingen, waartoe ook het tweede leerjaar, worden opgevangen. Er werd les gegeven in nuttige handwerken, naaldvakken, warenkennis en voedingsleer. Daarnaast algemene vorming. Het AVO (Algemeen Vormend Onderwijs) kreeg in de loop van de jaren steeds meer aandacht. In 1954 werden daaraan zelfs lessen in de Engelse taal toegevoegd.

 

 

 

Zonnebloemwerk

In de loop van de jaren vijftig van de vorige eeuw vonden steeds meer meisjes (jong volwassenen) een werkkring in fabriek of bedrijf. Het was voor de kerken een sein om onder meer meisjes die de huishoudschool hadden verlaten of niet hadden gevolgd en die in het bedrijfsleven een werkkring hadden gevonden een “wijze les”mee te geven. In katholieke kringen werd, zoals in Waalwijk voor dat doel een Mater Amabilisschool opgericht Ook in protestantse kring werd het initiatief genomen tot het geven van onderricht en dit onder te brengen bij de huishoudschool. De Wet op het Nijverheidsonderwijs had met die strekking een artikel opgenomen en daaraan financiële steun verbonden.
Het behelsde vakken die van geestelijke, lichamelijke, zedelijke en maatschappelijke aard waren. Daaronder vielen aspecten van medische aard, woninginrichting, smaakontwikkeling en huwelijkswetgeving. Het waren vakken die in belangrijke mate aansloten bij het reguliere onderwijs. Vanaf september 1956 werd deze vorm van onderricht en vorming aan de landbouwhuishoudschool verbonden en ingepast in het leerplan.
brugd2005 05Op weg naar nieuwbouwIntussen werd in aller ijver aan nieuwbouw gewerkt. Architect de Graaf uit Amsterdam had een plan ontworpen voor zes leslokalen, een gymnastieklokaal en een overblijflokaal. Toen in juli 1959 het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid instemde met het plan en de bouwkosten te weten fl.425.000,-, kon aannemer Tuin uit ’t Zandt (NH) aan het werk. Het duurde echter nog tot april 1961 voordat de school geopend kon worden. De locatiekeuze vormde nu kennelijk geen probleem. De nieuwe school kwam vlak achter de Villa te staan..
De opening werd een feestelijke gebeurtenis waarbij eveneens notabelen uit de omliggende gemeenten aanwezig waren. De verwachting dat ook leerlingen uit aangrenzende plaatsen zouden komen werd bewaarheid, zij het dat die in hoofdzaak beperkt bleef tot Kaatsheuvel, Waspik en s’Gravenmoer. Van het totaal aantal leerlingen van 81 dat in 1963 bij de school stond ingeschreven kwamen er 45 uit Sprang- Capelle en liefst 36 uit de andere plaatsen. De opponenten uit het Waalwijkse kregen in zoverre gelijk dat nagenoeg geen leerlingen uit hun gemeenten de school bezochten.
De christelijke streekhuishoudschoolOndanks de toenemende “concurrentie” van de in 1958 gestarte Ichtus- uloschool in Sprang en waardoor voor meisjes een keuze naar ander voortgezet onderwijs mogelijk werd, wist zich de huishoudschool, die zich intussen als streekhuishoudschool aandiende, te handhaven. Voor naai- en kookcursussen bestond grote belangstelling, niet in het minst door de inzet van mej. Thijsse die mej. Rijken als directrice in 1966 was opgevolgd. Ook na de invoering van de vierjarige opleiding ( i.v.m. leerplichtverlenging) werd de school vele jaren door een vrijwel constant aantal van honderd leerlingen bezocht. Dank zij het optimisme werd in 1975 nog een uitbreiding door verbouwing gerealiseerd. In het schooljaar 1976/1977 bezochten zelfs 122 leerlingen de school, acht jaar later nog 110. Na 1984 trad echter een geleidelijke neergaande lijn in, dit in tegenstelling tot de Ichtus-mavo.Wijzigde het leerplan in de loop van de jaren, ook de uitbreiding van het pakket aan opleiding liet niet op zich wachten. In 1967 kwam de VVB- opleiding (Vooropleiding verzorgende beroepen) tot stand. Deze eenjarige cursus, waarin theorie aan de praktijk was gekoppeld leidde op voor ziekenverzorgster, kraamverzorgster en gezinsverzorgster. Het was een vervolgopleiding die goed aansloot op de assistentenopleiding die al een aantal jaren op de school werd onderwezen.De keuze voor huishoudonderwijs als specifiek onderwijs kalfde mede door de werking van de Mammoetwet verder af. Tegen het licht van de relatief sterke toename van de bevolking van Sprang- Capelle en daarmede ook van de schoolgaande jeugd kon de teruglopende belangstelling van dit soort onderwijs deels worden opgevangen. Meer en meer werd echter voor onderwijsinstellingen als Ichtus-mavo en het Willem van Oranjecollege gekozen.Het einde en een nieuw beginDe woorden van de toenmalige burgemeester Van Prooyen uit 1963 klonken steeds duidelijker.” Bundel krachten tot behoud van christelijk voortgezet onderwijs”. In de loop van de tachtiger jaren werd daarvoor de eerste aanzet gemaakt. Het overleg tussen de besturen en schoolleidingen van de bovengenoemde scholen had tot resultaat dat op 1 augustus 1988 beide scholen besloten in één scholengemeenschap op te gaan. In dat jaar telde de Ichtus-mavo 277 leerlingen en de christelijke streekhuishoudschool nog 74 leerlingen. Het zou een eerste stap zijn want enkele jaren later werd besloten tot een verdere schaalvergroting. Dat betekende opgaan in één grote christelijke scholengemeenschap waarin opleidingen van VMBO tot VWO mogelijk werden met als hoofdvestiging het Willem van Oranje College. De christelijke landbouwhuishoudschool uit 1948, als christelijke streekhuishoudschool in 1988 met de Ichthus-mavo opgegaan in een scholengemeenschap, had in haar veertig jarig bestaan in niet geringe mate bijgedragen aan de opheffing van achterstand in de vorming en scholing van meisjes c.q. jong volwassenen uit Sprang- Capelle en omgeving.Geraadpleegde literatuur en bronnen:Gemeentearchief Waalwijk (GAW); archief gemeentebestuur Sprang- Capelle, dossier 2000, stichting en instandhouding Christelijke Landbouwhuishoudschool.
GAW; idem, dossier 2001, Christelijke Streekhuishoudschool.
GAW; idem, Vormingswerk dossiers 2003/2004.
Echo van het Zuiden, 2 dec. 1939, 22 juli 1966, 18 aug. 1967