In een vorige bijdrage1 verkende ik het karakter van de 19e- en vroeg 20e eeuwse schoenmakerijen in het gebied Sprang, Vrijhoeven en ’s Grevelduin-Capelle. De productie betrof er tot omstreeks 1920 vooral pantoffels. Waarschijnlijk kwamen deze zonder herkenbaar label op de markt. Mede daardoor kreeg de lokale productie nooit landelijke bekendheid. Anders ligt dat met de vroegere schoenfabriek van Kerst en Oerlemans, waarvan vooral het label ‘Rembrandt’ landelijke bekendheid genoot. De oud-directeur, mr. J.W. Maris(2), besteedde in dit blad al eens aandacht aan de wederwaardigheden van dit bedrijf tijdens de bezettingsjaren 1940-1944(3). De firma Kerst en Oerlemans ontstond als vennootschap onder firma op 1 januari 1916(4), toen S.Y. Oerlemans als mede-firmant toetrad tot het bedrijf van A. Kerst. Gezien het 48-jarig jubileum van een der werknemers(5) in 1911(6) moet het stichtingsjaar van de firma Kerst in, maar meer waarschijnlijk (ruim) voor 1863 liggen.De eerste vermelding van de firma H. en A. Kerst in het Vakblad dateert van 08-10-1896. In een advertentie van die datum prijst het bedrijf zich aan bij de H.H. Schoenwinkeliers als beste en goedkoopste adres voor viltpantoffels, met en zonder hakken. Sprake is hier dus van H. en A. Kerst, mogelijk vader en zoon(7). In de zes erop volgende jaren treedt H. Kerst blijkbaar terug, want op 03-04-1902 is er sprake van pantoffels, verkrijgbaar bij A. Kerst te Capelle(8). Datzelfde jaar, 1902, geraakt het bedrijf in de problemen en gaat het failliet. Een bericht daarover maakt nadrukkelijk melding van A. Kerst, schoenfabrikant te ’s-Grevelduin-Capelle.(9) Of uit die aanduiding ook opgemaakt kan worden dat de productie vooral schoenen betrof, in plaats van pantoffels, is dubieus. In 1906 is A. Kerst weer volop in bedrijf, ditmaal met (zijn broer(10) ?) W. Kerst; de zaken gaan dan blijkbaar zo goed, dat hij weer pantoffelmakers kan plaatsen(11). De samenwerking met W. (Wouter) Kerst heeft blijkbaar niet lang geduurd, want in 1907 werkt A. Kerst weer alleen onder eigen naam. Ook Wouter moet dat, maar dan minder succesvol, hebben gedaan. In februari 1910 wordt in diens woonhuis aan de Nieuwevaart door notaris Middelkoop een openbare verkoop gehouden, waarbij publiek worden verkocht ‘goed onderhouden meubelen, winkelopstand, manufacturen, leder, trijp, bascule, machines en leesten. Daarnaast een z.g.a.n. uitpoetsmachine, 10 zwikblokken, 2 zwikbanken, 10 stel mans- en vrouwen-, snoek- en andere leesten, een Singer trapstikmachine, een trekhond en hondenkar.(12) Wouter Kerst wordt daarbij schoenfabrikant genoemd. Blijkbaar zag hij de bui al hangen en waren de opbrengsten van de vrijwillige verkoop niet toereikend de schulden te voldoen: nog geen twee maanden laten, op 1 april wordt het bedrijf van Wouter failliet verklaard.(13)

In tegenstelling tot W. Kerst ontwikkelden de zaken zich voor A. Kerst goed. In augustus 1907 komt het bericht naar buiten, dat deze ‘het plan heeft opgevat om tot de oprichting eener machinale schoenfabriek over te gaan, waarvoor reeds de noodige machines zouden zijn aangeschaft.’ (14) Als adres van Kerst wordt al de Heistraat genoemd. Korte tijd later biedt hij werk aan ‘bekwame zwikkers’.(15) Pantoffels bleven kennelijk een belangrijk gedeelte van de productie uitmaken, want op 20-02-1908 beveelt A. Kerst zich weer aan als producent van vrouwenpantoffels.(16) Drie jaar later heeft hij 50 werklieden in dienst, waarmee hij zijn zilveren huwelijksfeest viert, bij welke gelegenheid ‘het personeel (werd) gephotografeerd’.De bewaard gebleven ‘photografie’ uit juni 1911 toont de trotse fabrikant, met naast zich mogelijk diens zoon, omringd door inderdaad 50 personen. Op de voorgrond zijn vijf kinderen zichtbaar, waarvan de leeftijd rond 12 jaar geschat kan worden, waarschijnlijk de loopjongens in de fabriek. Verder zijn er acht vrouwen zichtbaar, mogelijk de stiksters en een of meer administratieve krachten.

De man op leeftijd naast de patroon en diens veronderstelde zoon zal ongetwijfeld de in het artikel bij name genoemde werkman M. Wevers zijn, die 48 jaar tevoren in dienst trad bij de vader van zijn huidige patroon. Mocht hij daarom prominent op de eerste rij zitten, naast de (vroegere) patroon en: net als die zijn hoofd bedekt houden ? Natuurlijk niet met een hoed, maar een hoge zijden pet !
De aan het bedrijf verbonden werklieden verrichtten, in deze periode nog gebruikelijk, 60 uur arbeid per week.(17) Dat waren lange weken, waarbij op maandag maar 5 of 6 uur werd gewerkt. Van vrijdag op zaterdag moest daarom vaak tot laat in de nacht worden doorgewerkt. Firmant Kerst meende in 1960 bij een terugblik op de jaren 1910-1919 dat dit de jaren waren van de overgang van het handwerk naar maatwerk. De eerste machines werden in deze jaren aangekocht: een stanz, naai- en uitpoetsmachine, allen nog met als aandrijving de voet.(18)
De zaken bleven blijkbaar voor de wind gaan, want nog dat zelfde jaar 1911 wordt in oktober bekend, dat de fabriek ‘zoo zeer vooruit’ gaat, dat uitbreiding nodig is.(19) Er is dan het voornemen de fabriek te verbouwen en een petroleummotor aan te schaffen.
Mogelijk vormde het zich terugtrekken uit de zaak van A. Kerst de aanleiding in 1915/1916 tot het aantrekken van een nieuwe vennoot. Per 01-01-1916 zou het bedrijf worden voortgezet als Vennootschap onder Firma Kerst en Oerlemans. De beide vennoten waren H. Kerst (1888/1889-1970), zoon van de veronderstelde teruggetreden firmant, en S.Y. Oerlemans (1893/1894-1962).
De algehele malaise in de schoenindustrie na de Eerste Wereldoorlog leidde ertoe, dat de jeugdige firmanten Kerst en Oerlemans zich geplaatst zagen voor de noodzaak tot kostenreductie en productiebeperking. In februari 1919(20) leidde dit tot een collectief ontslag voor de snijders en stikkers. Men toonde zich daarbij voor die tijd genereus: gedurende 14 dagen zou het volle weekloon worden doorbetaald, daarna zouden gehuwden 85 % en ongehuwden 70 % van hun loon krijgen. Drie jaar later, in mei 1922, zou het nog eens nodig zijn een 20-tal werklieden te ontslaan, volgens het bericht ‘wegens slapte’ (in de branche).(21)

Ondanks de moeilijkheden in de jaren na de Eerste Wereldoorlog werd er blijkbaar nog stevig in het bedrijf geïnvesteerd. In 1920 wordt het in advertenties aangeduid als ‘stoomschoenenfabriek’, die ‘Heeren- en Dameswerk, uitsluitend in prima qualiteit’ vervaardigen.(22) Ook is voor de eerste keer sprake van een eigen label: ‘Edison’ (23), ook wel
‘The Edison Shoe’. Een verslaggever uit die tijd beschreef de collectie als ‘een flinke collectie beter genre burgerwerk (…), zowel bruine en zwarte, als lak damesartikelen met Louis XV hakken, en zwart en bruin boxcalf en chroom herenwerk.(24)
Twee jaar later, in 1922, blijkt de Edison-collectie dermate omvangrijk te zijn geworden, dat de fabrikanten of hun agent, de firma D. Raaphorst Czn te Alphen aan den Rijn daarvan een geillustreerde catalogus, tevens prijscourant, uitgaven.(25) Het label ‘The Edison Shoe’ was kort tevoren bij wedstrijden in Den Haag bekroond met een gouden medaille.(26)
Het assortiment was intussen uitgebreid en wordt dan omschreven als ‘een grote verscheidenheid luxe- en burger damesschoeisel op de meest moderne leestvormen. (…) Voor den winter brengen zij hun bekende jachtbottines en heerenbottines met dubbele zool en ledervoering.’ (27) Naast burger- is er nu ook sprake van luxe schoeisel.Ondanks de moeilijkheden in de jaren na de Eerste Wereldoorlog werd er blijkbaar nog stevig in het bedrijf geïnvesteerd. In 1920 wordt het in advertenties aangeduid als ‘stoomschoenenfabriek’, die ‘Heeren- en Dameswerk, uitsluitend in prima qualiteit’ vervaardigen.(22) Ook is voor de eerste keer sprake van een eigen label: ‘Edison’ (23), ook wel
‘The Edison Shoe’. Een verslaggever uit die tijd beschreef de collectie als ‘een flinke collectie beter genre burgerwerk (…), zowel bruine en zwarte, als lak damesartikelen met Louis XV hakken, en zwart en bruin boxcalf en chroom herenwerk.(24)
Twee jaar later, in 1922, blijkt de Edison-collectie dermate omvangrijk te zijn geworden, dat de fabrikanten of hun agent, de firma D. Raaphorst Czn te Alphen aan den Rijn daarvan een geillustreerde catalogus, tevens prijscourant, uitgaven.(25) Het label ‘The Edison Shoe’ was kort tevoren bij wedstrijden in Den Haag bekroond met een gouden medaille.(26)

Het assortiment was intussen uitgebreid en wordt dan omschreven als ‘een grote verscheidenheid luxe- en burger damesschoeisel op de meest moderne leestvormen. (…) Voor den winter brengen zij hun bekende jachtbottines en heerenbottines met dubbele zool en ledervoering.’ (27) Naast burger- is er nu ook sprake van luxe schoeisel.
In 1923 is er naast het Edison-label voor het eerst sprake van het merk ‘Rembrandt’. De aanduiding ‘Edison’ betreft dan doorgenaaide -, ‘Rembrandt’ bestaat uit goodyear gemaakte schoenen. De journalist is dat jaar van mening, dat ‘het afgelapte werk er in alle opzichten geacheveerd uitziet’, d.w.z. zorgvuldig afgewerkt. De collectie, zo besluit hij, vertoont ‘het Engelsche karakter’.(28) In 1925 heet Edison het label te zijn voor ‘meer burgerwerk heerenschoenen, MacKay en gepend’, en is het Rembrandtlabel nog steeds voor ‘fijn genre herenwerk’, goodyear gemaakt.(29) Mogelijk is aan het gebruik van het Edisonlabel een einde gekomen op het eind van de jaren 1920. In een advertentie van 09-05-1929 biedt Stoomschoenfabriek Kerst-Oerlemans tenminste de productiemachines voor het Edison-label, namelijk een ‘snelloopende houtenpenmachine en een MacKay doornaaimachine’, te koop aan, beide als nieuw en in werking te zien.(30) In een advertentie van de agent, de Fa. D. Raaphorst Czn, waarin de beste wensen worden uitgesproken voor het dan nieuwe jaar 1930 wordt inderdaad nog wel het Rembrandt-, maar niet meer het Edison-label genoemd bij de agenturen.(31)
Uit de jaren 1930 en 1940 is relatief weinig bekend over Kerst en Oerlemans en de door hen gevoerde labels. Slechts het eerder genoemde artikel van mr. Maris, waarin uit eigen ervaring de oorlogsjaren van het bedrijf belicht, is het waard hier nog eens vermeld te worden. In een elders verschenen artikel schetste ik overigens een meer algemene context voor de ontwikkelingen op en rond de Tweede Wereldoorlog op schoenen- en productiegebied, zoals het toen gehanteerde distributiesysteem(32). In een in 1948 afgekondigde(33) wijziging van de prijzenbeschikking schoenen wordt op de lijst van fabrikanten en merken als product van Kerst en Oerlemans te Capelle de ‘Rembrandt Gezondheidsschoen’ toegevoegd. Niet duidelijk is, of de toevoeging ‘Gezondheidsschoen’ bij het label Rembrandt betrekking heeft op de totale lijn, of dat het een specifiek type was. Op het eind van de jaren 1950 nam Schoenfabriek Rembrandt (die naam lijkt dan synoniem te worden van Schoenfabriek Kerst en Oerlemans) deel aan een wedstrijd met als doel de promotie van het zogenaamde ‘sanitized’ procédé(34) bij schoenen. Het procédé kwam erop neer, dat het binnenwerk van schoenen en pantoffels, maar ook wel kleding, door een chemische behandeling weerbaar werd gemaakt tegen transpiratie, waardoor ook huidaandoeningen werden voorkomen. Schoenen behielden er, zo werd gezegd, een langere levensduur door en ook de pasvorm werd behouden. Rembrandt werkte doorbij samen met andere gerenommeerde bedrijven, zoals Robinson te Nijmegen en TimTur uit Waalwijk. Het procédé verdween evenwel spoedig geheel uit beeld.
Een materiaal dat het ook niet haalde was het roemruchte ‘ Corfam’, van Du Pont. Dat betrof een kunstleder, waaraan eigenschappen werden toegekend die specifiek zijn voor echt leder, zoals het ademen. De leiding van Kerst en Oerlemans meldde in 1967 in Schoen Expres(35), dat het een aantal jaren tevoren dit materiaal in de schoenen had verwerkt, maar dat een prijsvoorschrift door Du Pont ertoe had bijgedragen dat corfam niet doorbrak ik de schoenindustrie. Corfam zou de annalen ingaan als mislukking. Toch blijkt uit de aangehaalde voorbeelden ‘sanitized’ en ‘corfam’ dat Kerst en Oerlemans zocht naar innovaties. In 1962, de Nederlandse schoenindustrie is intussen in slecht weer terecht gekomen, telt de Firma Kerst en Oerlemans nog ongeveer 100 werknemers.(36) De dat jaar op 68-jarige leeftijd overleden firmant S.Y. Oerlemans werkte er toen zelf al 47 jaar !(37) In 1963 zou de dan op 73 jarige leeftijd nog actieve werkmeester Marinus van Peer overlijden(38), met op dat moment bijna 54 dienstjaren bij Kerst, later Kerst en Oerlemans.(39) Het slechte weer voor de Nederlandse schoenindustrie heeft zich in de loop der jaren 1960 steeds verder uitgebreid. Het nieuwe decennium is nog maar vijf weken oud als op 6 februari 1970(40) plotseling, als vijfde schoenfabriek dat jonge jaar(41), het bericht naar buiten komt dat ook voor Rembrandt het gordijn valt: bedrijfssluiting. Het aantal werknemers bedroeg op dat moment nog 56. Korte tijd later komt het bericht, dat met schoenfabriek NV Marathon te Waalwijk een accoord is bereikt over produvan het best lopende model van dat moment: de zogenaamde automocs.(42) In juli 1970 wordt het machinepark van schoenfabriek Kerst en Oerlemans te koop aangeboden(43) en daarna wordt het stil …

2006. Het Rembrandtjaar

Nationaal:
• Vierhonderdste geboortedag van Rembrandt Harmensz. van Rijn
Te Sprang-Capelle:
• Tachtigste verjaardag van het ontstaan van de VoF Kerst en Oerlemans
Onderzoek in de collectie van het Ned. Leder en Schoenen Museum wees uit, dat van de firma Kerst en Oerlemans en de door hen gevoerde labels Edison en Rembrandt geen schoenen in de collectie vertegenwoordigd zijn. Mochten onder de lezers personen zijn die daarover beschikken wordt hen vriendelijk in overweging gegeven deze te willen afstaan aan het museum.

(Endnotes)
1 ‘Over pantoffelhelden, schoenmakerijen in Sprang, Vrijhoeven en ’s Grevelduin-Capelle’ , in: Bruggeske, XX (2006), nr 1 (juni), pag. 10-26
2 Graag bedank ik de heer mr. J.W. Maris hartelijk voor de gesprekken die ik in het verleden diverse keren met hem mocht hebben over Rembrandt.
3 mr. J.W. Maris, ‘Een schoenfabriek in bezettingstijd’, in: Bruggeske, december 2003, tevens vermeld op het internet op de site www.heemkundesprangcapelle.nl/brug1/oerlemans.htm, geraadpleegd en hardcopy gemaakt 08-09-2006.
4 Maris, o.c., noemt als datum 6 januari. De rubriek mededelingen van het Vakblad voor den Schoenmakerij van 06-01-1916 noemt als aanvangsdatum 1 januari 1916.
5 De betrokken werkman heette M. Wevers. Hij trad in dienst op de geboortedag van zijn latere patroon A. Kerst.
6 Maris noemt abusievelijk 1910. Het bericht in het Vakblad van de feestelijkheden dateert van 06-07-1911. Het feest werd de week tevoren, op maandag gehouden. Vakblad voor den Schoenmakerij en aanverwante vakken, (voortaan te noemen: Vakblad) 06-07-1911.
7 Dit werd niet verder onderzocht.
8 Advertentie van die datum in het Vakblad.
9 Vakblad, 09-10-1902. Het passief bedroeg ca. fl. 27.001, waarvan fl. 2.590,32 preferente schulden, het actief ca. fl. 3.059,-. Het faillissement wordt beëindigd begin 1905 door het verbindend worden van de enige uitdelingslijst. Vakblad, 19-01-1905.
10 Als noot 6.
11 Vakblad, 04-10-1906. Advertentie met als tekst ‘Goede pantoffelmakers kunnen direct werk bekomen bij W. en A. Kerst, Capelle.’
12 Advertentie in het Vakblad, 10-02-1910.
13 Id., 14-04-1910. Wouter wordt ‘vroeger schoenfabrikant te ’s Grevelduin-Capelle’ genoemd en woont dan te Amersfoort. Twee maanden later blijkt hij meesterknecht in een schoenfabriek te Amersfoort te zijn. Vakblad,
23-06-1910. De schulden van zijn gefailleerde bedrijf belopen dan fl. 5.633,18 ½, waarvan fl. 1.147,64 preferent.
14 Vakblad, 01-08-1907.
15 Vakblad, 28-11-1907.
16 Vakblad, 20-02-1908.
17 Uit het verslag van de toespraak door H. Kerst bij gelegenheid van het 50-jarig jubileum van M. van Peer bij Kerst en Oerlemans, Vakblad, 26-02-1960.
18 Idem.
19 Vakblad, 05-11-1911.
20 Vakblad, 20-02-1919.
21 Vakblad, 11-05-1922.
22 Firmant Kerst meende in 1960, dat de goede machines evenwel pas in 1925 werden aangeschaft. Dat lijkt weinig logisch: al in 1920 heet het bedrijf immers een stoomschoenfabriek, en moet er een omvangrijk machinepark aanwezig zijn geweest dat blijkbaar met stoomkracht en centraal aandrijving werd voortbewogen. Zie noot 16.
23 Advertentie in Vakblad, 19-02-1920.
24 Vakblad, 26-02-1920.
25 Vakblad, 06-04-1922.
26 Vakblad, 07-09-1922. Kerst noemt in 1960 in zijn toespraak (zie noot 16) het jaar 1928, waarin het bedrijf te Den Haag in de luxe afdeling een gouden medaille en eervolle vermelding kreeg.
27 idem.
28 Vakblad, 18-10-1923.
29 Vakblad, 03-09-1925.
30 Vakblad, 09-05-1929.
31 Vakblad, 02-01-1930.
32 drs. W. Blok, ‘Nederlandse schoenindustrie en Nederlands schoeisel tijdens de Tweede Wereldoorlog’, in: Jaarboek 2001 van de Stichting Textielcommissie Nederland, s.l., 2002, pag. 16 - 28
33 Vakblad, 29-10-1948.
34 Vakblad, 05-06-1959.
35 Schoenexpres, 31-03-1967.
36 Uit necrologie S.IJ. Oerlemans, Vakblad, 11-05-1962.
37 De andere firmant, H. Kerst, werd in februari 1964 geridderd en lijkt de halve eeuw te hebben volgemaakt. Schoen Expres, 14-02-1964.
38 Rouwadvertentie en necrologie M. van Peer, Vakblad,03 resp. 10-01-1964.
39 In maart 1965 vierde ook G. Zwart zijn 50-jarig dienstverband bij het bedrijf. Vakblad, 19-03-1965.
40 Bericht van die datum in Schoen Expres.
41 Tussen 01-01-1970 en 06-02-1970 sloten achtereenvolgens de schoenfabrieken Mannaerts te Tilburg, Kuipers te Hilvarenbeek, Van Nieuwstadt te Klaatsheuvel, Cupido te Oisterwijk en Kerst en Oerlemans te Sprang-Capelle.
42 Schoen Expres, 06-03-1970.
43 Schoen Expres, 03-07-1970.