Met de uitgave van de derde reeks van burgemeesters van 's-Grevelduin- Capelle, Vrijhoeve- Capelle, Sprang en Sprang- Capelle vervolgen we met
De burgemeesters van Vrijhoeve-Capelle 1803 tot 1923
Jan Rosendaal
Inleiding op een verder veruolg
Rond 1800 telde Vrijhoeve-Capelle niet meer dan 250 inwoners, een aantal dat bij haar opheffing in 1923 circa 540 zou bedragen. Het aantal kiesgerechtigden bestond aanvankelijk uit niet meer dan enkele tientallen. Zij, de gegoede burgers, kozen ( vanaf de vestiging van het Verenigd Koninkrijk) onder goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten de municipaliteit of gemeenteraad, dit wel met uitzondering van de Bataafs- Franse tijd toen die keuze aan alle volwassen burgers werd toegekend. Een recht dat pas met de invoering van het algemeen kÍesrecht door de grondwetswijziging van 1917 volledig zou worden.
Hoewel de benoeming van schout, maire en burgemeester door hogerhand ( de koning ) geschiedde, was de invloed van het betrekkelijk geringe aantal kiesgerechtigden aanvankelijk daarop groot. Met de inwerkingtreding van de Gemeentewet van 1851 zou daarin geleidel'rjk aan verandering komen. Van de voordracht of het advies uit de gemeenschap van gegoeden werd dan ook afgeweken. Er kwam een einde aan een vorm van nepotisme. Dat gold zeker de kleine gemeente Vrijhoeve- Capelle. Een cumulatie van het ambt van burgemeester met dat van een aangrenzende gemeente zou meerdere malen voor komen.
L.A. van Dijck, schout en secretaris ( 1803 - 1810)
Lourens Antoni van D'rjc( geboren op 24 januari L760 woonde in Sprang en trouwde inL79l met kleermakers dochter Jacoba E.de Graaf. Hij trad al voor zijn benoeming tot schout als secretaris op. Een combinatie die ook in andere plaatsen voor kwam. Van Dijck zal, gelet op de Franse invloed en overheersing, de taal der fransen machtig z'rjn geweest. Rond 1803 was hij Pieter van den Hoeven, die vele jaren Vrijhoeve als schout had gediend, opgevolgd.
Ondertekening door de schout L.A. van Dijk.
Door de Hoogmogende Ordonantiën van 4 oktober 1805 werd Lourens ook aangesteld tot directeur der belastingen en belast met de invordering der belastíng op het recht van successie. Een weinig benijdenswaardige taak daar in deze periode door de legerkosten der Fransen de inwoners met hoge lasten werden opgezadeld. In zijn woonplaats Sprang vervulde hij in deze periode eveneens een aantal functies of ambten, zoals díe van collecteur, borgemeester en schepen.
Joost van den Hoek, maire en burgemeester (1810- 1820)
Joost van den Hoek, geboren op 31 augustus 7782 in Vrijhoeve- Capelle was gehuwd met Maria Konings, geboren op 6 juni L787 in Loon op Zand. Hij was een zoon van Adriaan en Cornelia de Leeuw. Hun twee zonen zouden later eveneens bestuursfuncties bekleden. Eind 1810 werd Joost benoemd tot maire van Vrijhoeve. In dat zelfde jaar werd het gehele land bij Frankrijk ingelijfd en onder meer de franse taal voor publieke zaken ingevoerd. Joost vervulde dit ambt van maire tot 1813, het jaar waarin een einde kwam aan de franse overheersing. Daarop volgde zijn benoeming tot burgemeester van Vrijhoeve- Capelle.
De rekeningen van de gemeente (communiteit) waren zeer bescheiden van omvang. In 1813 was het totaal in ontvang f,769,- en bedroegen de uitgaven f.679,-. Tot de belangrijkste bron van inkomsten zorgden de personele en mobilaire omslag alsmede de opbrengst aan verpachtingen van landererijen.
(foto)
Jacob Joosten van den Hoek deelt Gedeputeerde Staten mee dat er in zijn gemeente 17 inwoners kiesgerechtigd zijn voor de Tweede Kamer en 30 voor de gemeenteraad.
Het traktement van de veldwachter, rechtstreeks opgebracht door de inwoners, bedroeg f. 50,- per jaar en de huishuur van de gemeentekamer eigendom van G. Pruijsers, ging f.10,- niet te boven. De jaanruedde van de secretaris bedroeg f.95,- en dat van de burgemeester f.73,-. Ongetwijfeld zal de watersnood in 1809 een ramp hebben betekend evenals de legerlasten die veelal in natura (koren en vee, hand- en spandiensten) opgebracht moesten worden en allerminst een periode van welvaaft hebben betekend. Eind 1820 nam Van den Hoek afscheid als burgemeester. Tot augustus 1840 bleef h'rj secretaris van's- Grevelduin- Capelle, Op 19 mei 1850 overleed hij.
Jan Smits, burgemeester (1821 - 1851) naast hooi en akkerbouwer
Jan Smits werd op 24 september L779 in Capelle geboren als zoon van hooi en akkerbouwer Jan Smits en Adriana de Roon. Hij huwde op 20 april 1804 met Maria Okkers uit Loon op Zand, dochter van Willem en Adriana Quir'rjns. Jan Smits de Jonge was evenals zijn vader hooi en akkerbouwer (cultuvateur) en vervulde het burgemeestersambt van de enkele honderden inwoners tellende gemeente als
nevenberoep. Op 1 januari 1821 aanvaardde hij het ambt. Aanvankelijk als schout en vanaf 1825 als burgemeester. Hij zou ruim dertig jaar tot aan zijn dood in februari 1851 burgemeester zijn. In 1825 werd hij tevens tot raadslid gekozen. De raad bestond uit overwegend vermogende ingezetenen, gekozen uit of voorgedragen door enkele tientallen kiesgerechtigden. Dat waren opvallend veel personen die in de stamboom van Smits voorkwamen, zoals De Roon, Quirijns en van den Hoek. Het te verrichten ambtswerk was gering. Daaraan was een overeenkomstig jaarinkomen verbonden ( f.75,- ) Toch was het
begerenswaardig doordat het ambt invloed uitstraalde en een mate van status inhield. Meestalvergaderde de raad op zaterdagmiddag. In bijzondere gevallen op donderdagavond. Voor de inwoners was de
raadskamer (gemeentehuis) tweemaal in de week geopend. Smits was belast met de aanleg en uiNoering van de registers van de burgerlijke stand. Hij was mede belast met de opstelling van het kohier van de acc'rjnzen op het gemaal en lid van de commissie van schatters der personele belasting. De inning van de belasting- en pacht- gelden was aan de lokale onWanger Adriaan Schaap opgedragen. Het reglement voor de broodzetting, door de provinciale staten verordonneerd, werd overeenkomstig dat van de gemeente Waalwijk ingevoerd.
(foto)
Gerrit Damen vervangt Gerardus Oerlemans als milicien voor de nationale militie. Ondertekent door burgemeester J. Smits
Evenals zijn collaga's uit de Langstraat kreeg hij te maken met waterstaatszaken .Hijzag er op toe dat de dijkbewoners zich hielden aan hun taak. Een taak die voor al het onderhoud van de dijk nabij het Labbegat betrof. Een opdracht die hij ook had als president van het bestuur van de polders in zijn gemeente. Van andere zorg was die van de brandveiligheid. Ter voorkoming van brand werd een verordening vastgesteld. Hierin werden de betrokkenheid van de burgers, het brandweerpersoneel en materiele voorzieningen vastgelegd. Voorzieningen die in gezamenlijk verband met's-Grevelduin-
Capelle werden getroffen.
Ook voor het onderhoud van de z.g. gemene weg, het gemeentesteegje, werden regels vastgesteld. Ieder huisgezin keeg een opdracht en voor de landbouwers gold dat zij paardwagen en voerman beschikbaar moesten stellen bij onderhoudswerkzaamheden. In 1830 en volgende jaren, tijdens de Belgische Opstand, kreeg Smits te maken met inkwartieringen. Een keur (verordening) werd uitgevaardigd
tegen het maken of hebben van vuurwerken in de omgeving van artillerieparken.
In 1850 werd een reglement aangaande inwoning en woonplaatsverandering van kracht. Vreemdelingen dienden voorzien te zijn van een paspoort en niemand mocht iemand zonder melding aan de burgemeester langer dan 8 dagen huisvesting verschaffen. Het onderwijs ging niet voorbij aan de aandacht van Smits. Hij stimuleerde de schoolgang van schoolmeester Both c.s. en pleitte voor een nieuwe school. Van strekkende betekenis was dat in 1833 voor de gemeente de kadastrale legger gereed kwam waardoor de eigendommen nauwkeurig in kaart kwamen.
Daar de samenwerking met de gemeente's- Grevelduin-Capelle op meerdere terreinen aanwezig was werd in 1846 door die gemeente het voorstel tot samenvoeging geopperd. Vrijhoeve met Smits aan het hoofd was duidelijk in haar opvatting. Samenwerking: ja, maar samenvoeging: nee. Herbergiers en tappers kregen te maken met openings- en sluitingstíjden. Smits wees z'rjn inwoners er op dat de Zeeuwse
rijksdaalder buiten omloop werd gesteld en ter inwisseling werd aangeboden. Ookde biljetten van F.500.- en F. 100,- als betaalmiddel hielden op te bestaan. Gouden tienses en vijfies bleven echter als negotiepenningen in omloop. De watersnood in 1851 veroorzaakte grote schade Have en goed (enkele woningen) gingen verloren. Smits organiseerde een inzameling van voedsel. Op de vroege ochtend van 11 februari 1851 kwam zijn zoon Willem de wnd. ambtenaar van de burgerl'tjke stand Heijmans mede delen dat zijn vader was overleden. Het oudste raadslid Hendrik van Dommelen, nam het burgemeestersschap tot mei 1851 waar.
Roelof Middelkoop ir., notaris en burgemeester in twee gemeenten ( 1851 - 1853)
De mogelijkheid die de gemeentewet van 29 juni 1851 bood om het ambt van burgemeester in een zelfde periode in meer dan een gemeente te vervullen werd na het overlijden van Jan Smits voor Vrijhoeve- Capelle in praktijk gebracht. Roeland Middelkoop, geboren op 9 januari 1818 , in 1840 gehuwd met Neeltje Jacoba Lokwel, bekend en gerespecteerd als notaris en sedeft 1844 ook als burgemeester van 's-Grevelduin-Capelle, had er wel oren naar om het ambt van burgemeester met dat van Vrijhoeve te combineren. AIs lid van de provinciale staten van Noord- Brabant zal hij ongetwufeld de commissaris
van de Koning, de voordrager van kandidaat-burgemeesters, van zijn interesse voor dat burgemeestersambt in kennis
hebben gesteld.
ln het huis links op de foto, aan de Hoofdstraat in Capelle, woonde Roelof Middelkoop.
Middelkoop jr, werd op 19 mei 1851 benoemd. Hij kon aan de slag, in het bijzonder met de uitvoering van de bepalingen van de (nieuwe) gemeentewet, voor zover deze al niet aansloten op de gangbare zaken. Die wet hield onder meer in de samenstelling en bevoegdheden van de gemeentebesturen. Allereerst was er de verkiezing van een gemeenteraad die uit 7 leden ging bestaan, waaryoor een
rooster van aftreden werd opgesteld. Dat hield onder meer in dat om de twee jaar eenderde van de leden diende af te treden. Ter voorkoming van familieverbanden in het gemeentebestuur, werd bloedverwantschap tot een bepaalde graad uitgesloten. Gemeentebelang en geen familiebelang. Voor Vrijhoeve had dit tot gevolg dat het vervullen van bestuursfuncties tegelijkertijd door vader, (schoon) zoon, broers of zwager niet meer mogelijk werd. Een overgangstijd gold tot medio 1853. Op 30 oktober 1851 trad de nieuwe raad aan en werden de ambtenaren van de burgerlijke stand (her) benoemd. Eveneens moesten, voor zover nodig, de benoemingen van secretaris en ontvanger worden geregeld Instructies werden voor hen opgesteld en jaarsalarissen geregeld.
Ook andere zaken kwamen aan de orde. Een er van was de tolheffing die met de klinkenryeg in Capelle verband hield. Landbouwers uitVrijhoeve hadden belang bij tolvrijdom daar Ianderijen van hen in die gemeente lagen. Commotie te over. Overigens het financiëel beleid dat in jaarrekeningen zijn beslag kreeg was van beperkte omvang. Zo sloot de gemeenterekening 1851 met een batig saldo van f.332,57.
De bepaling in de gemeentewet van incompatibiliteiten (onverenigbare betrekkingen) en waardoor het notarisambt met dat van burgemeester onverenigbaar was, leidde er toe dat notaris Roeland Middelkoop op 11 augustus 1853 eervol ontslag werd verleend als burgemeester van Vrijhoeve-Capelle. ,
Jacob Joosten van den Hoek Jzn., burgemeester van vader op zoon ( 1853 - 1860)
Raadslid en ambtenaar van de burgerlijken stand Joh. de Roon had al een bang vermoeden dat na de bestuurswisseling van Middelkoop jr. wederom een combinatie van het bu rgemeestersa m bt met's-Grevelduin- Capelle tot stand zou worden gebracht. Vandaar zijn pleidooi, mede namens de raad om dit te voorkomen. Onze gemeente, zo vond hij, ís het beste gediend met een burgemeester uit eigen kring. Daarmede worden gemeentebelangen het beste gediend. De voorziening in de benoeming liet niet lang op zich wachten. Ze was geregeld. De actie van De Roon c.s. had geen succes. Jacob van den Hoek, de pas benoemde burgemeestervan's-Grevelduin- Capelle werd b'rj K.B. van 20 oktober 1853 tot burgemeester benoemd en daarmede kreeg de combinatie van burgemeesters haar vervolg.
Van een glorieuze intocht die hem ten deel viel in 's-Grevelduin- Capelle kwam het niet. Bij zijn installatie sprak Van den Hoek over vrede en eendracht nodig om de gezamenlijke belangen zo goed mogelijk te behartigen. Woorden die kennelijk wezen op gespannen verhoudingen tussen de beide gemeenten .De gang van zaken van zijn voorganger kreeg zijn vervolg. Deze bestonden uit de vaststelling van de belastingkohieren, de patentregisters,de actualisering van het kadaster, het bijhouden van de kasregisters en uiteraard de werkzaamheden van de burgerlijke stand. Daarnaast zag Van den Hoek toe op het
functioneren van de militie. Als hulpofficier van justitie waakte hij over orde en veiligheid. Na een watersnoodramp in 1853 kreeg hij in april 1858 te maken met een brand aan de oostzijde van het dorp. Commandant Van den Hoek riep de hulp in van de brandspuiten Capelle, Sprang e.a. doch moest lijdzaam toezien dat zestien, meestal rietgedekte huizen en vijf schuren in de as werden gelegd. Brandschade f.69.110,20 waarvan eenderde door verzekering was gedekt. In hetzelfde jaar werd een groot deel van de akkergewassen door storm en hagel vernield. De tering moest naar de nering worden gezet.
Op 8 augustus 1860 vroeg en verkreeg Van den Hoek eervol ontslag als burgemeester. In een brief aan de Commissaris des Konings van de raad werd nadrukkel'rjk de wens geuit dat het hoofd van de gemeente niet buiten maar binnen de gemeente woonachtig moet zijn, dit ter voorkoming van ongelegenheden. Aldus ondeftekend door wethouder Antonie van Oosterhout, die tot november 1860 het ambt van burgemeester waar zou nemen
Adriaan Rijken Mzn, secretaris / ontvanger annex burgemeester ( 1850 - 1864)
Adriaan Rijken, geboren in 's-Grevelduin- Capelle op 26 maart 1829 was landbouwer van beroep toen hij op 6 november 1860 het ambt van burgemeester van Vrijhoeve aanvaardde. Hij was de jongste zoon van landbouwer Marynus Rijken en Johanna Smits. In Capelle was Adriaan in 1853 benoemd tot gemeentesecretaris en tevens onWanger. Beide ambten vervulde hij tot 1 november 1878. Kennelijk was zijn ervaring en kunde in de loop van de jaren al van dien aard dat hij op 6 november 1860 tot burgemeester van de aangrenzende 388 inwoners tellende gemeente Vrijhoeve werd benoemd. De combinatie van burgemeester met die van secretaris/onWanger van een andere gemeente werd door de kroon goedgekeurd. Zijn relatie met Vrijhoeve werd in familiair verband bevestigd door zijn huwelijk met de 25- jarige
Elisabeth van Es, dochter van het invloedrijke raadslid Willem van Es uit Vrijhoeve. Willem was een zwager van Jacob van de Hoek, burgemeester van Capelle. Ondanks het feit dat in 1862 de overheidsactiviteiten met een financiële omzet van circa f,5,800,- niet omvangrijk waren zou Adriaan na minder dan vier jaar het ambt van burgemeester neerleggen. In zijn bestuursperiode deden zich geen opmerkelijke gebeuftenissen voor. Aan de agrarische sector werd, gezien de bronnen van inkomsten in de gemeente, de nodige aandacht besteed. Met omringende gemeenten werden maatregelen getroffen inzake de gezondheid van de veestapel. Een districtsveeats werd aangesteld. De veepest ( besmettelijke longziekte) vroeg om enkele maatregelen en de werking van de Baardwijkse Overlaat bezorgde wateroverlast. De sluis over het Labbegat diende te worden gerepareerd. De zorg voor armen en behoeftigen was in een gemeenschappelijke regeling opgedragen aan 's-Grevelduin- Capelle. Toch z'tj opgemerkt dat Vr'rjhoeve een relatief welvarend dorp was. Dat is af te leiden uit het feit dat het rond deftig kiesbevoegden telde (census kiesrecht op een bevolking van nauwelijks 380 inwoners.) Ook brandweerzaken waren met Capelle geregeld. Een verordening op het gedistilleerd ter voorkoming van overmatig drankgebruik werd vastgesteld. Ongetwijfeld zal het besluit van Gedeputeerde Staten tot enige commotie hebben geleid toen geen goedkeuring werd verleend aan de vervulling van de betrekking van voorlezer en voorganger door de onderwijzer der openbare school H.Both aan de
Hervormde Kerk.
Hoewel vanaf eind juni 1864 Rijken om reden van gezondheid afwezig was en zijn eervol ontslag per 1 augustus 1864 in ging, duurde het nog enige tijd alvorens daadwerkelijk in de vacature werd voorzien. Nog voordat Adriaan Rijken zijn ontslag had gevraagd gingen er binnen de raad van Vrijhoeve, anders dan in 1846, stemmen op om te komen tot samenvoeging van Vrijhoeve en's-Grevelduin- Capelle. Door
de benoeming van C.A.G. van Everdingen tot burgemeester gaf de minister van Binnenlandse Zaken, namens de koning, echter te kennen dat vereniging van beide gemeenten niet aan de orde was, Nauwelijks 49 laar oud vroeg en verkreeg Rijken ook ontslag als secretaris/ ontvanger van 's-Grevelduin-Capelle, Ambten die hij tot 1878 had vervuld. Hij overleed 58 jaar oud op 9 maart 1887.
Cornelis A. G. van Everdingen, burgemeester met andere aspiraties (1864 - 1870)
Met de benoeming van Cornelis Antonie Gerrit van Everdingen bij KB van 30 augustus 1864 tot burgemeester van Vrijhoeve werd afgeweken van een benoeming uit "eigen omgeving". Van Everdingen was op 8 februari 1835 in Tiel geboren en evenals het overgrote deel der inwoners, lid van de Nederlands Hervormde Gemeente. Hij was ongehuwd. In het rechthuis, een voorkamer bij Cornelis van den Assem, werden de periodieke vergaderingen gehouden door de uit zeven leden bestaande raad .Bij zijn aantreden stelde Van Everdingen vast dat naast hooi- en akkerbouw, enkele ambachten als hoefsmeden, timmerlieden en bakkerijen de bronnen van inkomsten vormden. Een zestal schoenmakerijtjes gaven aan dat de schoenenbranche van toenemende betekenis zou gaan worden. Bedrijvigheid was er aan en nabij het Labbegat waar vervoer van Langstraats hooi plaats vond en de ondernemers Oerlemans de scepter zwaaiden. Het toenemend vrachtverkeer van karren en rijtuigen vroeg om herstel van de weg.van de Hoogevaart. Het was de straat waarop tol geheven werd en waarvan de opbrengst voor een substantieel deel de onWangsten van de gemeenterekening uitmaakte. Vanwege de heersende cholera-epidemie in 1866 moesten maatregelen getroffen worden. Uit voorzorg werd een lokaal ingericht, medicamenten ingeslagen en voorwerpen aangelegd. De omvang van de veepest was van dien aard dat de gehele gemeente als besmet gebied werd verklaard. In maart 1867 kwam de binnenpolder onder water te staan waardoor vele bewoners van de Winterdijk moesten worden geëvacueerd. Ter voorkoming van brand werd regelmatig schouwvoering verricht waarbij o.m. de inrichtingen van smederijen, ovens, schoorstenen en andere stookplaatsen werden gecontroleerd. Door het onvenrvachte overl'rjden van de burgemeester van Sprang, C. Van Riel in februari 1865, ontstond een vacature. Van Everdingen solliciteerde en werd tot burgemeester van die plaats benoemd.
Een jaar later zou hij Sprang ook als zijn woonplaats kiezen. In 1870 vroeg en verkreeg hij ontslag als burgemeester van beide gemeenten en koos voor een hem aangeboden beter betaalde baan. In oktober vertrok hij naar Paramaribo. Jan van Dijk, burgemeester in twee gemeenten (1870- 1900) De cumulatie van ambten die met de benoeming van Van Everdingen tot stand kwam en waarmede Vr'rjhoeve en Sprang dezelfde burgemeester kregen werd met de benoeming van Van Dijk voortgezet. Jan van Dij( geboren op 26 november 1825 te's-Graveland, zoon van Benjamin van Dijk en Maartje Ooskom, was gehuwd met de een jaar oudere Jacoba Hendrika Lagerweij uit Woudenberg. BU zijn benoeming woonde het echtpaar in St.Philipsland.
Zijn benoeming bij K.B. van 8 september 1870 vond gelijktijdig plaats met zijn benoeming tot burgemeester van Sprang. (waarover ook elders). Korte tijd (1853-1855) vervulde hij tevens het ambt van secretaris van Vrijjhoeve. Bij zijn aantreden als burgervader was de grintweg naar Loon op Zand tot stand gekomen. Onder het motto "de gebruiker betaalt" werd de tolheffing op de Hoogevaart voort gezet. De verbinding over water werd door het regelmatig uitbaggeren van de Labbegatsevaaft in stand gehouden, De gezondheidszorg werd naar eigen tijd en omstandigheden bewaakt. Kinderziekten, zoals mazelen en pokken deden zich regelmatig voor. De mogelijkheid tot inenting werd geschapen en aangemoedigd. Toch was de kindersterfte groot. In 1873 moesten andermaal maatregelen getroffen worden tegen de cholera die ons land overspoelde. Het algemeen burgerl'rjk armbestuur werd beheerd door het gemeentebestuur van 's-Grevelduin- Capelle. Was er rond 1870
nauwelijks sprake van werkloosheid en dus geringe armenzorg, in 1883 w'rjzigde die. 's-Grevelduin- Capelle was niet bereid armlastigen uit het armenfonds, zoals eerder was bepaald, bij te staan. Van Dijk protesteerde en werd van hogerhand in het gelijk gesteld. Ook in zijn bestuursperiode had men te kampen met wateroverlast. Het leidde tot een twist met de gemeenten Sprang en Besoyen. De gemeenten loosden het water door de diefdijk door te steken. Het bezorgde Vrijhoeve wateroverlast.
Drankmisbruik nam aan het einde van de 19" eeuw toe. Door een verordening in 1897 werd getracht dit binnen de perken te houden. Het schoolbezoek werd aangemoedigd mede door een nieuwbouw en vanwege armlastigheid, het gratis volgen daaruan door bijna de helft van de kinderen. Half april 1900 liet de 74" jarige burgemeester, die in 1894 een nieuw raadhuis had betrokken, om gezondheidsredenen
verstek gaan en kwam de leiding van het gemeentebestuur in handen van de loco-burgemeester, wethouder (assessor) A,P,de Bruyn. Twee maanden later op 16 juni overleed Jan van Dijk.
Willem Hendrik Baron van Heeckeren van Waliën (1900 - 1914)
Een baron als burgemeester
Niet het feit dat geen man uit eigen gelederen burgemeester van Vrijhoeve- Capelle werd maar dat een jonge 28 jarige baron, bU K.B. van27 juli 1900 tot eerste burgerwas benoemd, moet als een verrassíng z'rjn over gekomen. Willem Hendrik Baron van Heeckeren van Waliën, zoon van mariene -officier Ernst Lodewij( stamde uit een adellijk geslacht dat van oudsher in het Graaftchap Zutphen zijn basis had.
De baron, op 11 juni 1872 in Zutphen geboren, trouwde korte tijd na zijn ambtsaanvaarding op 13 september 1900 in Gorinchem met jonkvrouwe Anna C.E.H. de Fiellietaz Goethart. Uit het huwelijk zouden twee kinderen geboren worden. Het gemeentebeleid en de uitvoering er van was voor de circa 500 zielen tellende gemeenschap te overzien en vergde geringe tijd. De baron hield zich dan ook bezig met het reilen en zeilen van zij n dorpsgemeenscha p waa ronder vol kontwi kkel i n g. Op z'rjn initiatief werd de fanfare Sirena opgericht en kreeg de zangvereniging Halleluja in hem als beschermheer een pleitbezorger. Op de verjaardag van de freulle was fanfare Sirena present met het brengen van een aubade aan haar en bracht zangvereniging Halleluja een zanghulde op de verjaardag van de baron. Mede door zijn toedoen kwam er door de Maatschappij van het Nut van het Algemeen een z.g. reizende bibliotheek in z'rjn gemeente. Door z'rjn persoonlijke inzet wist hij veldwachter Gouda vr'rj te pleiten voor diens misstap als overheidsdienaar door aan te voeren dat Gouda had te maken met moeilijke huisel'ljke omstandigheden. Het is een voorbeeld waarin h-rj aan zijn sociaal -en rechtsgevoel uiting gaf..
Aandacht voor andere zaken van welvaat en welzijn waren er uiteraard ook. De land- en akkerbouw vormden de belangr'rjkste bron van bestaan. De invloed van de boeren kwam tot uiting in de gemeenteraad die voor het grootste deel uit landbouwers bestond. De fiets en de auto deden hun intrede in het dorp. Daarvoor werden snelheidsbeperkingen ingevoerd. In de Nieuwstraat werd hun snelheid ter voorkoming van ongelukken op maxÍmaal 15 kilometer per uur gesteld, waarmede de veiligheid voor kar en paard en de hondenkar werd bevorderd. De uiUoering van de leerplichtwet vroeg vooral in de beginjaren de aandacht. Het comité tot wering van schoolverzuim, waarvan Van Heeckeren voorzitter was zag toe op de schoolgang. Arbeidsactiviteiten rond de Labbegatse haven waren er voor aanvoer en verscheping van jaarlijks gemiddeld 5,5 miljoen kg. hooi. Bij de fa's Oerlemans werkten tussen veertig en vijftig mannen. Door oorlogsdreiging trad in de periode 1910-1914 een malaise in. Een regeling met de gemeente Loon op Zand werd ter voorziening in gasverlichting een regeling getroffen.
Op 8 juli 1914 nam burgemeester Baron Van Heeckeren van Waliën afscheid van de raad en de bevolking. "Ware het niet om bijzondere omstandigheden, zozou ikde gemeente langer gediend hebben" aldus zijn woorden. Zijn administratieve en bestuurlijke kwaliteiten of interesses waren gewogen en kennelijk van andere orde dan die van een gemeentebestuurder met perspectieven. De Echo van het Zuiden meldde:"Het zo lang besprokene is dus thans werkelijkheid geworden, wat de gemeentenaren noode vernemen zullen" De Baron vertrok naar zijn nieuwe woonplaats Haarlem waar hij in 1954 overleed.
C.H.L.Valter. de Iaatste burgemeester (1914 - 1923)
Cornelis Henri LodewijkValter, geboren op 19 november 1969 te Bergen op Zoom en laatstelijkwoonachtig in Huissen (Gld) werd bij K.B. van 15 september lgt4 tot burgemeestei van Vrijhoeve- Capelle benoemd. Hij was van huis uit Doopsgezind. Valter was ongehuwd. Bij zijn installatie op S oktober t9t+was er nauwelijks sprake van een feestelijke ontvangst. Na woorden van welkom beloofde de nieuwe burgervade r al zijn krachten te zullen inzetten ten dienste van de gemeente. Al bij zijn aantreden kreeg hij te maken met het op orde stellen van de gemeenteadministratie en daarnaast met de uitvoering
van maatregelen vanwege de oorlogssituatie. Bijna geheel Noord- Brabant kwam onder militair gezag. Inkwartieringen vonden plaats en aan een groep Belgische vluchtelingen moest onderdak worden verschaft. De organisatie van de burgenruacht werd opnieuw geregeld. Een voedseldistributie werd ingevoerd..Er kwam een verordening voor het gemeentelijk distributiebedrijf. Zo ook een verordening op
broodgewicht .Het verbod om rogge als veevoer te gebruiken gaf aan dat de voedselvoorziening op rantsoen was gesteld. Dat mond- en klauwzeer zich voor deden, vooral in 1915, was voor de voedselvoorziening ongunstig. De afzet van hooi, door de handel met Engeland volledig stopgezet, herleefde door leveringen aan de cavalerie van het gemobiliseerde leger. Deelgenomen werd in een gemeenschappel'rjke regeling van een keuringsdienst van vee en vlees (Vleeskeuringswet 1919).
Er kwam in 1920 een coöperatieve boerenleenbank (Raiffeisenbank) tot stand met als zetel Sprang. Valter,
medeoprichter, maakte deel uit van het bestuur van die bank. De toename van gemeentelijke taken kwam tot uiting in de jaarrekeningen. Die van 1921 kwam uit op f.10g.193,03 5 aan ontvangst en f, 106.601,11 aan uitgaven. De wedde van de burgemeester werd gewaardeerd op f, 1550.- per jaar, Burgemeester Valter was betrokken bij de oprichting van de Coöperatieve Boeren leen bank. Voor het eerst bleek dat hoger dan die van de gemeente-secretaris.
Op 28 december 1922 riep burgemeester Valter voor het laatst de raad bijeen. In zijn daarbij uitvoerige afscheidsrede stelde hij dat met de samenvoeging van de drie gemeenten een einde was gekomen aan drie eeuwen oude autonomie van Vrijhoeve- Capelle. Een gemeenschap die al in ieder geval dateerde uit 1365. Vrijhoeve- Capelle door de St,Elisabethsvloed verzwolgen bouwde hoger op en kwam
aan de Nieuwstraat weer tot bloei waarin oude geslachten als die van Heijmans, Van der Hoeven, Oerlemans en Van den Hoek nu nog voortleven. Hij vatte zijn burgemeestersperiode samen waarin mobilisatie, inkwartiering, distributie en andere kwesties zich afspeelden en de kleine gemeenten nauwelijks de problemen het hoofd konden bieden. Bij dit alles was er voortdurend geldnood, Bankiers leenden niet meer aan kleine gemeenten. Inwoners verschaften leningkjes. Hij dankte voor de altijd goede beraadslagingen en sloot met de woorden "de eeuwen oude gemeente Vrijhoeven- Capelle wordt thans uitgeleide gedaan". Valter was er zich van bewust dat hij niet tot burgemeester van de nieuwe gemeente Sprang- Capelle zou worden benoemd. In de zomer van 1923 verliet hij Sprang- Capelle
en vestigde zich in Katwijk.