Piet Konings

Hij was de laatste secretaris van het voormalig Stadsgewest Waalwijk en is nu o.a. enthousiast lid van de redactie van het Bruggeske. Het is de hoogste tijd om eens na te gaan wie die JanRosendaal nu precies is, nu hij in de loop der jaren zo veÍwevenis met ons dorp en met onze heemkundevereniging. "Het wordt een tweeling" riep dokter Trljgg, toen hij Jan net voorzijn zuster uit de moederschoot haalde op de boerderij in hetdorp Millingen. Met de namen Johannes Mathijs werd hij volgens eeuwenoude traditie genoemd naar zijn beidegrootvaders. De boerderij van zijn ouders was ook eeuwenoud. Gebouwd op een terp tegen mogelijke wateroverlast en geheelomgeven door sloten, was het tot circa 1840 de woonsteevan de rentmeester vande heer die er zijn graan(de opbrengst van detienden) had opgeslagen. Vandaar de naam van hethuis "Spijkerhof" De vader van Jan was niet alleen boer, maar ook handelaar in vee, fruit en brandstoffen.
jan en zijn 2ling zus(foto Jan en zijn tweelingzus) De bewaarschool (kleuter-school) heeft Jan nooit bezocht,zijn ouderlijk huis lag ver buiten de kern van het dorp. Thuisspraken ze vrijwel uitsluitend plat-diets, een dialect dat nogiets heeft van het Noord-Limburgs. Ondanks de crisis jaren,de beurskrach vond in 1929 plaats, herinnert hij zich een onbezorgde jeugd. Het enige vermaak was eigenlijk voetballen met de jongens in de buurt. Een buurt die overigens niet alte best bekend stond. Want toen er enkele gebrandschilderderamen van de kerk ingegooid waren verdween daarna een aantal van zijn voetbalvriendjes in het tuchthuis. En op de lagere school bleek bijna de helft van de kinderen niet verderte komen dan de vijfde klas. In die tijd werden er op de scheepswef en bij de steenfabrieken geen intellectuelen gevraagd, maar sterke kerels. Na bijna acht jaar lagere school, inclusief de VGLO, bleek datzijn school niet voor een goede aansluiting op hetvervolgondenruijs gezorgd had. Dat was van belang omdatJan geen boer wilde worden. Hij ging naar de Mulo, dat wa sal bijzonder, want met hem mee gingen slechts een handvolanderen uit zijn klas. De HBS was toen nog een brug te vervoor een dorpsjongen van een boerderij in Millingen, daar gingen toen slechts twee leerlingen naar toe en nog eentje wilde onderwijzer worden. De rest ging werken op descheepswef of in de steenfabrieken. Ook bij Jan thuis was er niet al te veel te lezen, eigenlijk alleen het tijdschrift' DeBoerderij'.
Na de MULO vroeg z'rjn vader nogmaals of Jan een aangeboden boerderij niet wilde pachten, maar dat zat er niet in bij hem. Hij is toen naar de HBS gegaan.In 1943 werd hij op last van de bezetter in het Roergebied tewerk gesteld. Nadat hij daar een week gewerkt had is Jan viade hulp van een in Duitsland wonende tante gevlucht enondergedoken. Die zelfde tante zorgde later voor eenziekmelding. Het gevolg was dat er een officiële toezichthouderop een motorfiets langs kwam en h'rj naar Duitsland moest om opnieuw gekeurd te worden. Specialist Dr. Koemans uitNijmegen gaf hem een röntgenfoto van een vreemde meewaarop te zien was dat de nieren vol zaten met nierstenen.T'ljdens de keuring moest h'rj dan via een speldenprik in eenvinger er voor zorgen dat er twee druppels bloed in zijn urineterecht kwamen. Dat leverde hem de brief op waarin stonddat hij "Arbeidsunfàhig" was.Terug naar school kon toen niet, daarom werd h'tj in Nijmegengekeurd voor de scheepswef waar h'rj drie maanden werkte.Jan moest daar ook klokken als hij ts morgens binnenkwamen's avonds naar huis ging. Als het nodig was klokte hij ookvoor de mensen uit het verzet die soms plotseling wegmoesten. Via dit werk, hoe koft oo( is zijn belangstellingvoor schepen ontstaan.

sportwereld

Foto uit De Sportwereld, Algemeen Oostenrijk Sportweekblad van maandag10 oktober 1949. Het bijschrift luidt: Koers, Hengelo's doelverdediger, krijgteen kogel van Rozendaal (Quick) te verwerken, maar doet zijn plicht (Quick-Hengelo 1-1). Op deze foto is tweede van links voetballer Engelsman tezien, die speelde in het Nederlands elftal en als derde van links de rennendeJan Rosendaal.

Hij had geluk dat hij heel hard kon lopen, daardoor werd hij al snel ontdekt als een goede voetballer. Via schoolelftallen kon hij terecht bij zowel NEC als Quick. Quick was de club van de elite, daar mocht hij eigenlijk niet bij van de pastoor,want die club was niet katholiek. Zo kwam de bedeesde jongen terecht in het voetbalstadion "De Goffeft" in Nijmegen, in detijd dat hij ook tegen Rinus Michels, Faas Wilkes en Kees Rijvers speelde. Vooral over Faas Wilkes is Jan nog steedslyrisch. Aan de Universiteit van Nijmegen studeerde Jan vervolgens Politieke en Sociale Wetenschapp€n, een heel brede studiewaar van alles in zat. Via personeelszaken van een grote steenfabriek is hij bij de gemeente Oss ambtenaar geworden.Eigenlijk was hij na zijn studie nogal eens bezig buiten zijn studiegebied, zo werkte hij aan het Gerlach Instituut, waarles gegeven werd aan jonge middenstanders die in de TweedeWereldoorlog geen studie konden volgen. Later volgde o.m,het docentschap aan de Bestuursacademie Brabant. De sollicitatie in Waalwijk voor de functiebij het StadsgewestWaalwijk verliep snel. Na een gesprek van een half uurtje met Teijssen, de toenmalige burgemeester van Waalwijk werd hem gevraagd zo snel mogelijk te komen. Ze hadden dringend iemand nodig die zich in de stadsgewestelijke materie ging verdiepen. In het stadsgewest Waalwijk zaten de burgemeesters van de deelnemende gemeenten aan tafel. Zij vormden het dagelijksbestuur. De gewestelijke raad bestond verder uit raadsleden van de deelnemende gemeenten.In Sprang-Capelle was er in 1923 al een samenvoeging van de gemeenten Capelle, Vrijhoeve-Capelle en Sprang geweest. Dat werd nodig egacht omdat de uit te voeren taken voor deal te kleine gemeenten te veel waren.
Na de Tweede Wereldoorlog, zo in de jaren vijftig en zestigvan de vorige eeuw, nam het aantal taken van de gemeenten eveneens in snel tempo toe. Er kwamen samenwerkings-verbanden op allerlei gebied. En er moest na de oorlog natuurlijk gebouwd worden, dus moesten er bestemmingsplannen komen die met elkaar verband hielden. Jan stelt daarbij nadrukkelijk dat hij toen ook al de opvatting had dat de schaalgrootte in de gaten gehouden moest worden. Als alles groter wordt, zeker ook in tijden van toenemendewelvaaft waar alles om geld schijnt te gaan, dreigen vaak de intermenselijke relaties op de achtergrond te raken. Het provinciebestuur van Noord-Brabant denkt in de jaren1950-1970 aan mogelijke herindelingen in de provincie. Eengemeente als Waspik met maar zo'n 5000 inwoners zou erdirect voor in aanmerking zijn gekomen. Maar herindeling hoefde niet zo nodig van het ProvincÍebestuur als er maar door de gemeentes werd samengewerkt. Dat leidde tot gewesWorm ing. Waalwijk wilde graag een centru m gemeentezijn, daar kwam dan ook de vraag naar voren waar de tebouwen woningen neergezet konden worden. En als dan eengemeente als Sprang-Capelle een kant en klaarbestemmingsplan had liggen, werden de woningen niet in decentrumgemeente gebouwd, maar in Sprang-Capelle. Er l«rvammeer kijken. Er moest overleg gevoerd worden over hetonderwijs via de ondenru'rjscommissie. Toen de schoen- enlederindustrie geleidelijk aan verdween, dreigde grotewerkeloosheid. Dus beschouwde Jan het ook als zijn taakom mee te praten over de oprichting van het RegionaalInstituut voor Werkgelegenheid (RIW), waarin hetstadsgewest arbeidsbureau, Kamer van Koophandel enbedrijfsleven samenwerkten. Daarnaast was hij betrokken bijde oprichting van de Volkskredietban( die de opdracht hadschulden van particulieren te saneren.In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden dedorpskernen getroffen door het verschijnsel van leegloop,het gevolg daarvan was ook het verdwijnen van de winkels uit die kernen. Jan was veruolgens nauw betrokken bij hetopstellen van dorpsplannen, waarin de rol van de scholen, degezondheidszorg met de huisarts dichtbij, het verderevoorzieningenniveau enz. aan de orde kwamen,Naast al die plannent zo zegt Jan, moest de menselijke maatals juiste maat gelegd worden. Want juist in de kleinschaligheidvan veel dingen vindt men die juiste menselijke maat, eenmaat die van onderop gemeten wordt en niet van bovenafopgelegd wordt. AIs de goede maat niet wordt toegepastdan voelen het gemis aan welzijn. Daarom gaan wedeelgemeenten, buurtverenigingen, buurthuizen oprichten omte proberen de kleinschaligheid terug te kr'rjgen. En als datniet lukt is men teveel met ikgedachtebezig geweest en teweinig met de wij-gedachfe. De Joodse filosoof Levinas heeftal aangegeven dat er balans moet zijn tussen de lk en de andere

tekeningEigenlijk zie je in de geschÍedenis een soort golfbeweging. Inde tijd van de Franse revolutie werd de gelijkheid gepredikt. Ongeveer een eeuw later kwam met het socialisme veel meerde aandacht op de wij-filosofiete liggen. Daarop volgde een ik-periode die de autonomie van demens centraal stelt. Deze, de nulevende periode, is volgens Jan in feite een beetje doorge-schoten in onze maatschappij. Natuurlijk zijn er ook zaken die geregeld moesten worden waar die menselijke maat geen rolspeelde, bijvoorbeeld de huisvuilophaaldienst die van andere ordeis dan de zorg voor de gezond-heid waarin de mens centraal staat.In 1986 is het Stadsgewest Waalwijk opgegaan in het SMI het Samenwerkingsverband Midden-Brabant. Jan heeft dieovergang begeleid vanuit zijn werk bij het Waalwijkse Stadsgewest. Stieger, de burgemeester van Drunen en voorzitter van het Stadsgewest Waalwi j( adviseerde lan nietmeer over te gaan naar het SMB. Jan was toen 61jaar oud. Met één medewerker van het oude stadsgewest heeft hij nogeen half jaar aan de staft van het RIW gewerkt en is toen met de VUT gegaan. Wat betreft de opschaling van de gemeentes ziet Jan nog wel eens een gemeente '*DeLangstraat" ontstaan. Eigenlijk was het beter geweest als diegemeente er al bij de herindeling van 1 januari 1997 wasgekomen, overweegt hij. Want het rijk schuift steeds meertaken naar de gemeenten. Dat leidt er toe dat de schaal vanongeveer 50.000 inwoners ookwelte klein zalzijn. Dan wordtzo is zijn venruachting,'De Langstraat'onze nieuwe gemeente. Echter maatschappelijke en culturele aangelegenheden moetje altijd van onderaf belichten. Zo kon het gebeuren dat Capelle het 750-jarig bestaan vierde en dat Baardwijk een eigen dorpshuis, voetbalclub en Sinterklaas heeft. Voorbeelden te over. Zij dienen het welzijn van de gemeenschap. Daarvoormoet men zich sterk blijven maken.Jan heeft nogal wat zaken mede aangepakt die in feite buitenzijn vakgebied lagen. Ik noem er een aantal:Hij was bestuurslid van de gezinsvoogdij en patronage in Den Bosch. Hij was voorzitter of secretaris van scholenbesturen van scholen voor basis onderwijs, van deondenruijsbegeleidingsdienst, van de MTS-vakschool en deregionale school voor muziek en dans. Hij trad op als vooaittervan het Schoenenmuseum en als secretaris van de StichtingBrabantse musea. De gezondheidszorg trok hem ookwel. Zozat hij in het bestuur van het Sint Nicolaas ziekenhuis en wastevens lid van het R.K. Gasthuis Midden-Brabant. Van deKatholieke landelijke Vereniging van Zorginstellingen was hij secretaris en daarnaast bestuurslid van het tijdschriftGeneeskunde en Ethiek.
Jarenlang was hij bestuurslid van Omroep Brabant en recent nog voorzitEer van de StichtingWaalw'jk 700. Nu is hij nog betrokken bij de Stichting "Pijler'i die o.a. in Polen, onder beheer van de WML, sociale taken vervult .En verder kennen we hem als productief lid van de redactievan het tijdschrift Bruggeske van de Vereniging voor Heemkunde van Sprang-Capelle en omgeving. Toen Van Prooijen terugkeerde vanuit 's-Gravenzande naar Sprang-Capelle vroeg hij Jan om gezamenlijk het Bruggeske inhoudte geven. Dus bijna vanaf het begin is Jan betrokken bij de vereniging en met name bij de redactie. Van Prooijen wasnogal kritisch op wat anderen schreven voor het Bruggeske, dus langzamerhand vielen anderen af en bleven Jan en Van Prooijen zowat alleen over. Nu vormt hij samen met Teun van der Galiën en Piet Konings de nieuwe redactie en is hij, netzoals een zevental andere schrijvers, ook al weer hard bezigmet het jubileumboek van volgend jaar.Jan Rosendaal hoeft niet op te vallen, zo zit hij niet in elkaar. Maar zijn werk en aandacht voor onze dorpskernen in zijn functie bij het Stadsgewest Waalwijk, en nu voor onze vereniging is opvallend genoeg.