SPRANG VÓÓR 1920
Chr. G. van Dongen
Veenendaal
Sprang was vroeger maar een klein dorp. Het was één lange kronkelende straat, een grintweg met aan weerszijden zand.
Maar Sprang had wel 2 kerken, de grote en de kleine kerk: de Hervormde kerk, die in haar tegenwoordige vorm dateert van 1476 en de Gereformeerde kerk uit 1892.
Rond de Hervormde kerk was een ommuurd kerkhof. Aan de noordkant van de kerk stonden enkele huizen. Je moest tussen "de paaltjes" door om er te komen, er stonden nl. 4 hardstenen paaltjes. Bij de kerk stonden de oude pastorie en het zusterhuis, beide met grote diepe kelders en er stonden ook nog 4 woningen langs het klinkerpaadje. Al deze woningen zijn er nu niet meer.
Op het Oosteinde had je tegenover de ingang van de 2de Zeine een dam waar 3 huisjes achter elkaar stonden, 50 meter verder aan de kant van de weg was "het straatje", daar stond aan de rechterkant een huis met 3 woningen en daar tegenover stonden 2 vrije woningen. Verder komen we bij de Biersteeg*) . Daar stonden 2 huizen en in de Besoyensesteeg, dat is de tegenwoordige Jan de Rooystraat, stond aan de rechterzijde een grote schuur, die in 1922 is afgebrand. Aan de andere kant stond de villa van dhr. Joh. Meijer. Lopen we verder, dan komen we bij de Oudestraat, daar stonden aan de rechterzijde 2 boerderijen, 1 is er ook in 1922 afgebrand en aan de linkerzijde 1 klein huisje, 1 boerderij en 1 dubbel huis. Tot 1900 was daar ook een kerkhof. Halverwege Sprang is dan nog de Dijkstraat, oftewel de Sprangse pad, die was met klinkers bestraat en daar stonden aan weerszijden huizen.
*)In de volksmond "De Biersticht". Dat was het gedeelte aan de huidige Tilburgseweg vanaf Sprang tot Kaatsheuvel.
De toren, met daarin nog het provisorisch herstelde gat, veroorzaakt door de instorting van de muur in 1612 als gevolg van de veengrond onder dat stuk muur. In 1911 werd het gat definitief dicht gemaakt . |
Het laatste huis in het "straatje" tegenover de Zeine. |
De Villa van de fam. Meijer. |
Sprang was geen rijk dorp. Er waren wat grote boeren, veel kleine boertjes, veel arbeiders die een vaste boer hadden of los-arbeider waren. Er waren ook veel schoenmakers die op de fabrieken werkten in Waalwijk of Kaatsheuvel of thuis zaten te werken, en er was veel negotie. Er werd niet veel verdiend in die tijd en veel mensen probeerden er zo wat bij te verdienen. Zo had je bijv., de gebroeders van der Zijden in de Sprangse pad die een handeltje in petroleum hadden. Johan "den Blekken” had dat ook, hij woonde bij Arend Smits in de Oudestraat, daar had hij een kamer en een keuken. Die "olieboeren” reden met een klein tankwagentje op 2 wielen, dat ze voortduwden. Ze vroegen dan huis aan huis of er olie moest zijn, die ze per halve liter of hele liter verkochten. Er was eigenlijk van alles om wat bij te verdienen. Er waren heel wat mensen die in de negotie hun kost verdienden. Maar er was ook veel zogenaamde Middenstand: de bakkers, de slagers, textielzaken, aannemers, kolenboeren enz., en er waren 2 café's.
Bakkers waren er niet zoveel. Op de hoek tegenover de Biersteeg had Jan Kuisten zijn bakkerij. Later zijn zoons Cor en Koos. Tegenover de Hervormde kerk was de bakkerij van Nol Oosterling en zijn zus Jans. Zij zijn nooit getrouwd geweest. Jans is wel bijna 40 jaar verloofd geweest met Piet Frinqs, een oom van mijn moeder. Even voorbij het oude gemeentehuis was de bakkerij van Din Vos en aan de andere kant bakker Geenen. Zij bezorgden allen het brood met paard en wagen. Later kwam er tegenover de Gereformeerde kerk nog een bakker bij, van de coöperatie. Die had Koos Vos als bakker en bezorgde per bakfiets.
Bij de bakkers stonden altijd grote schelven takkenbossen, want de ovens werden met hout gestookt. In de bakkerij stond ook altijd een hele grote doofpot, want als de oven heet genoeg was, trok men het vuur in de doofpot, deksel erop en omdat er dan geen zuurstof bij kwam doofde het vlug. Later werd het dan weer gebruikt om het volgende vuur op te stoken en men verkocht het ook wel als houtskool.
Gebr. V.d. Zijden hadden een handeltje in petroleum in de Sprangse Pad {de Dijkstraat) tussen het 2DE' en 3DE huis. |
Kolenboer Adriaan Vos |
De slagerij van de ouders van Chr. van Dongen aan het Oosteinde |
Dan de slagers. Mijn opa, Chris Frings, had een slagerij en kruidenierswinkel op het Oosteinde. Toen mijn ouders trouwden is mijn vader in de slagerij gekomen en is de kruidenierszaak weggedaan. Een vestigingswet was er in die tijd niet, men kon dus vrij een zaak beginnen. In het huis naast de Hervormde pastorie had Jans Nieuwenhuizen een slagerijtje. Later hadden haar beide zonen Jan en Wout ieder een slagerij. Ruim 100 meter verder was de slagerij van de weduwe Kee Mast met haar zoon Jan. Het waren geen grote zaken. Men slachtte meestal samen, want de burgers aten niet zoveel vlees en veel boeren slachtten zelf ’s winters een varken. De mensen moesten hard werken en aten vroeger heel anders dan nu, ze aten vooral erg vet eten. Dan was er nog Bas Vos, die had een klein slagerijtje achter de Hervormde kerk, waar thans het Indisch restaurant Sinar Bulan is.????? Schuin tegenover de christelijke school was de slagerij van de gebroeders Ben en Flip Hakkert. De meeste slagers hadden een kamer ingericht waar ze hun vlees verkochten. Later toen de vleeskeuringswet in werking trad werden er veel eisen gesteld aan de verkoopplaatsen en kwamen er echte winkels. Er waren ook boeren, die bijvoorbeeld een koe wilden wegdoen omdat ze te oud werd of omdat ze te weinig melk gaf en die ze dan thuis lieten slachten en zelf huis voor huis gingen vragen of de mensen er een stuk van wilden kopen. Dat bracht dan meer op dan dat ze er mee naar de markt zouden gaan.
Omstreeks 1916 en daarna hadden we ook een smid. Kiek van Bremen. Die woonde naast de school. Er stond daar een travaille, waar de paarden werden beslagen. Schuin tegenover de smederij was een fietsenmaker, Gerrit Grotenhuis. Dat was de eerste in het dorp die een auto bezat, een driewieler. En dan waren er ook nog tal van die gezellige dorpswinkeltjes. Op het Oosteinde had Tonia Leenen een heel klein winkeltje in kruidenierswaren. Juffr. Schiedon verkocht tabaksartikelen en koffie en thee. Vrouw Valk verkocht kruidenierswaren, bijv., stroop uit een grote koperen kan: je nam dan je eigen strooppot mee, die werd op de weegschaal gezet en met kiezelsteentjes in balans gebracht en dan werd daar 1 pond stroop in afgewogen. Die vrouw rekende met romeinse cijfers, op een lat. Op de hoek van het Oosteinde en de Biersteeq was de kruidenierswinkel van A. van Dongen, bij de kerk die van dhr. Netten, tegenover burgemeester Meijer was de winkel van v.d. Broek. Van den Broek had ook een bodedienst op Heusden en hij had een rijtuig waar hij doopouders mee naar de kerk reed. Verder waren er nog Pietje Leenen en Antje Brouwers die kruidenierswaren verkochten, terwijl Pietje Leenen ook nog petroleum verkocht. En er was Kee Holster, die alleen grote kartonnen dozen verkocht voor de vele zelfstandige schoenmakers die er in Sprang waren en die hun schoenen in dozen naar de winkels m de stad zonden.
Er waren ook timmerlieden/aannemers. Koos Nieuwenhuizen en dhr. Schaap. Deze zaak werd later overgenomen door Kees Timmermans die al een timmerwinkel had in een huisje naast bakker Oosterling. Jochem van Schuppen en Koos Nieuwenhuizen hadden beiden een textielzaak. Van Schuppen ging met paard en wagen de boer op om langs de deur te verkopen. De gebroeders Bolder gingen met petroleum en briketten langs de deuren. Er waren in Sprang dus heel wat negotiemensen, behalve de vele zelfstandige schoenmakersbazen, die soms 1 of 2 knechts in dienst hadden.
Verder waren er 2 café's: het tramstation van Jan Klis en op de hoek van de Dijkstraat had Gijs van Caem een café.