voorwaarden waar naar Schout, Scheepenen en kerkmeesters van Sprang van sin sijn publicq ende voor alle man de minst aanneemende te besteeden het timmerwerk, arbijtsloon, verwen en setten van een planke beschot in de kerk van Sprang met de leverancie van spijkers, loot, lijsterwerk, verf, olij en generaal al het geene daar aangebragt moet worden om het selve wel en na behooren te timmeren en van Binne te verven, soo en gelijk hier sal werden gesegt blijvende alleenlijk het hout voor rekening van de Besteeders.
Art. 1 Den aanneemer sal het beschot moeten stellen teegens de twee vijfde pilairen uijt den ooste kant te reekenen soodanig als het den aannemer sal geordonneerd werden.
Art.2 Den aanneemer sal tot alle het voorsz. werk moeten gebruijken sijn eige gereedschappen mitsdaders voor sijn reekening moeten leggen en onderhouden de stellinge die hij noodig sal hebben sonder dat de besteeder hier meede off van getwes anders willen te doen hebben.
Art.3 De besteeders sullen besorgen dat al het hout tijdig in de kerk is om aldaar van den aannemer te kunnen werden in gereetheijt gebragt en verder off anders niet. En sal den aanneemer moete leggen in den buijk van de kerk, tussen de pilairen, in een lijke plaat aan weerkanten in die pilairen ingehakt 6 duijm dat deselve daar alsoo in komt te schieten en soodanig in de vloer legge dat de plaat 2 duijm door de vloer komt te leggen.
Art.4 Den aanneemer sal op de onder plaat moeten setten twee deur-stijlen, ieder lang 8 voeten, breet binnenwerks 1 voet en dan liggen een rib in de pilairen soodanig dat deselve rib in elken pilair komt in te schieten 6 duijmen dan verder afriggelen op de lenghe van de deelen ende nog een riggel tussen beijde de lengte van de planken aan de een Eijnte in de pilairen en aant anders Eijnt met verloore lip verst aan de middelstijl deselve wel vast te spijkeren gelijk uijt de tijkening te sien is off soo als geordonneert sal worden.
Art.5 Den aannemer sal in het midden van het beschot soals geordonneert sal werden, moeten maaken twee deuren die teegen malkanderen toestlaan - 10 voet hoog binnenwerks, en 7 voet breet binnenwerks 8 voet in den daglijst, 2 voet hoog, maakt 10 voet: met een lijst, breed 8 duijm, dik 2,5 duijm, geschaaft na den eijs, met een naalt op de deur, alles zoals op de tijkening te sien is, sullende daar aan moeten leeveren twee paar hengen, swaar 8 lb, 7 paar met plint duijmen en boove een inschietent slot met een trekker en onder een optrekkende grendel met een plaat en een goed grendel-slot en sluetel van bequame groote na den eijs, int midden.
Hem nog sal den aannemer in het beschot in de buitengangen hangen aan beijde sijden een deur, dus 2 deuren, hoog 8 voet ende wijt 4 voet en den eenen stijl uijt hakken met een kokere omdat die deuren van selfs soude toe draaijen en een kooper rolleke en een trommeltouw en aan elke deur moete leeveren een paar hengen, ieder paar niet ligter als 5 lb, een klink kram en svens en aan elke deur onder en booven een grendel, alles van bequaame swaarte.
Art.6 Den aannemer sal in den buijk van de kerk moeten stellen 4 boogen en onder den draat van de laage kerk ende die in den muur stellen onder dat de plank de onder plank van het beschot een halve duijm binnen den muur komt te staan om reeden datter geen sand van boove soude kunnen uijtvallen.
Art.7 Den aannemer sal de boogen wel en naar behooren vast sweepen aan de naalt van de hooge kerk van ‘t walff en de opsijde aan het best kan vast gemaakt werden en dan in de midde van den boog vast maaken een naalt dat die regt komt te liggen met de naalt van de laage kerk ende van booven in de naalt schaaren een sponneke om datte het beschot soude agter schieten en van onderen schaaven gelijk aan het oude te sien is ten genoegen van den Heere Besteeders.
Art.8 Den aannemer sal moeten stellen in de buijten gangen eene riggelwerk onder met een Eijke plaat en dan op de plaat stellen op ieder 3 stijlen en dan afriggelen op de hooghe van de muurplaat aan de laage kerk ende soo lang als het beschot komt dat over dwars komt door de kerk ten keure als voore.
Art.9 Den aannemer sal het beschot met de zeijmuren van de laage kerk moeten leijnregt setten ende aan weedersijde van den Buijk van de Kerk moeten stellen vier toogen gelijk de boogen loopen van de laage kerk ende aan ‘t endt van de boogen sal nog wat oopen blijven tussen de pilairen, hetwelk den aannemer sal moeten toemaaken met gesaagde deelen, soo als vereijst en ten keuze als voor.
Art.10 Den aannemer zal als het riggelwerk gestelt is in de toogen hetwelk moeten maaken met twee snee ende het beschot met gesaagde deelen ende wel digt werken en de naadj mooij gladt scraaven ende spijkeren met de ponders ende niet verder van malkanderen als 3 duijm ofte wel de spijkers op jeder deeltje soo veel toogen als er sijn ofte vergaderingen off riggels ten genoegen als vooren ende spijkers wel en na behooren int hout te drijven en de spijker gaaten quast en andere gaaten met stopverf weederom gelijk maaken sodanig het beschot gladt en gaaf geverft sijnde moet vertoonen.
Art.11 Den aanneemer sal het beschot moeten wel digt werken aan het wulff en daar het teegens de muur komt, de planken eerst moeten digt voegen en dan in de muur een halve duijm in hakken en het selve wederom aansmeeren alles soo als het behoort en de besteeders mogte koome te ordonneren.
Art.12 Den aannemer sal gehouden sijn aan weedersijde vande kerk onder de toogen te leggen een gordinge van binne teege de toogen aan, die wel moeten werden vast gemaakt op de balke van de gebinte, en daar op schaaven een Leijst als aan de voorige gording, is alles om dat het een gesigt soue geeven. Ook sal den aanneemer aant verwulff moeten leggen een tingel op alle de naaden soo als op ‘t out verwulff te sien is.
Art.13 Den aanneemer sal sijn staande riggel werk moeten stellen met den boovenbalk gelijk naast den preedikstoel om dat daar gladt soude vertoonen ten keuze als voore.
Art.14 Den aanneemer sal de planken en het hout werk aan beijde de sijde wel en gladt moeten schaaven met een blok schagt regt strijken en digt te ploegen gelijk het vereijst en ten keuze van de besteeders en als de deelen en ander houtwerk geschaaft en geploegt sijn, het selv overent in de kerk moeten setten tot dat se ter deeg droog werden en aldaar door de besteeders moete werden gepreesen alvoorens gets te verwerken
Art.15 Den aanneemer sal in het midde van de plank moeten metselen een teerling ende in de buijte gangen inde midde van de plaaten en aan de hoeken daar de beschotten bijeen vergadert worden, ook een pilaire onder de plaate, dat sal sijn vijff pilairen, ten genoege van de besteeders.
Art.16 Den aannemer sal gehouden werden alles wat hij in de pilairen breekt en inde sijmuuren en vloer, weder digt te maaken en plijsteren ten keuze van de besteeders, sullende de materiaale van kalk steen voor reekening van de kerk blijven.
Art.17 Den aanneemer sal moeten vergoede al het geene door sijn toedoen het hout en planke wert benadeelt off beschaadigt en sal binnen 14 dagen na dato deeses het hout moeten gereet maaken en in de kerk stellen, soo als Art. 14 is gesegt en soo laaten staan den tijd van 6 weeken, langer off korter, soo als geordonneerrt mogte werden om wel droog te sijn alsvooren het verwerkt wort, en dan aant werk te gaan als geordonneert wort, sullende alles gemaakt en voltooijt moeten sijn op primo augustus deeses jaars op peene van in eenig poinct contrarie deeses te doen, den aanneemer voor ieder dag ten behoeve van de kerk sal verbeure drie gulde, die van sijn aanneemings penningen gekort sullen werden.
Den aanneemer sal dit beschot van binne moeten laaten verwen, alles voor sijn Reekening, mits gaders voor sijn reekening hebbe den olij, verf, lijm als anders niet uijt gesondert en sal het verwulff en beschot eerst moete werden gelijmt en daar na eens geverft het verwulff zoodaanig bladiert en andere kouleuren als naast egaal met het oude kan gevonden werde dog ‘t beschot blaauw en sulks alles met goede geprepareerde gemaale verff, waar van den olij wel gekookt moet weesen.
Dog zal het beschot, deuren en stijlen van onder aan de gront, eerst moeten werden geverft met olij verff ter hoogte van drie voeten en verder gelijmt tot boove toe voor de eerste rijs en dan de tweede rijs egaal geverft ten genoege van de besteeders, en alles na den eijs.
Den aanneemer sal geen verff moogen gebruijken voor dat het van de Heeren Besteeders gepreesen is welke Heere Besteeders aan hun reserveeren, de interpretatie ingevalle er eenige duijsterhijt in deese mogte voorkoome sonder teegen segge van imand.
Deese besteedinge geschiet om guldens van 20 stuijvers ‘t stuk bij 2 maal in schrijvinge en sal den laagste inschrijver voor de eerste rijs trekken de somme van f 5-5-0 en houden de Heere Besteeders in haare obtie om ‘t werk op te houden of te gunnen die het haar believe sal onbekroont van gemeinde.
Den aanneemer sal tot prestatie van sijn aanneminge gehouden sijn te stellen twee goede en suffiscente1) borge die eijder een sullen staan als principaale aanneemers onder den renuntiatie van de benefitie ordinis2) diszionis et excussionis3) hun houdende vande kragte van dien voor wel onderrigt.
Den aanneemer sal nog in het rigte van ‘t beschot als klaar maaken vant hout alle voorsigtighijt moeten gebruijken sullende het nadeel het welk hij aan de kerk komt te veroorsaaken moeten vergoeden en voor sijn reekening hebbe als meede sodaanige banken en stoele uijt de weg ruijme en op hun plaatse stelle als in de weg staan en meede des saterdaags avont de kerk na behooren op ruijme soo meede na het volbrengen van ‘t werk alles prijsensweerdig en op peene van te sullen verbeure ijder rijs ten behoeve van de kerk drie gulde.
Eijndelijk sal den aanneemer gegeven worden copie uijt deese cordatie en bestecq om sig daar na stiptelijk te reguleeren.
1e inschrijving
Cornelis Captijn 239-0
Cristoffel Cuijpers 265-0
Antoni Kivits 300-0
Antoni van Waspik 240-0
Cornelis van Heijst 240-0
Jacobus Droeshart 250-0
Jacobus de Bie 240-0
Jan Snaphaan 246-0
Peeter Kivits 295-0
Jan Kivits 295-0
Antoni Janse Kivits 298-0
Hendrik van Waspik 295-0
Teunis Timmermans 310-0
2e inschrijving
Peeter Kivits 232-0
Antoni Janse Kivits 229-0
Jacobus de Bie 230-0
Antoni van Waspik 230-0
Cornelis Captijn 227-0
Dus den laagsten inschrijver is geweest Cornelis Captijn op f. 227 gulden waar voor den selven aannemer is gebleeven
Borge Christofffel Cuijpers
Jacobus de Bie
Aldus besteedt publieq ten overstaan van de onderge sz: Schout en Scheepenen deese 20e april 1760 gets:
A.v .d. Hoeven, S. de Lang, S. Colthoff, A. v.d. Werken, Adriaan de Jong, Cornelis Kaptijn, onderstond: mij Present
gets: A. Oerlemans
Ouod Westor
C.J. Oerlemans
De bovenstaande Somme van tweehondertseven en twintig gulden door de Kerkm.rs. voldaan.
Actum Sprang den tiende oktober 1700 agt en sestig
Voldaan den 10 october 17agt en sestig
f 270-0-0
Cornelis Kaptijn