door: M. van Prooijen

De dagen die de overgang van de maand april naar de maand mei markeren: 30 april, 4 mei en 5 mei, nemen een aparte plaats in in ons volksbestel. Het zijn dagen van bezinning op de vrijheid die wij in mei 1945 herkregen en op de offers, die daarvoor zijn gebracht. Elk van die dagen heeft zijn eigen toonhoogte en zijn eigen karakter. Vreugde en dankbaarheid bij de viering van de officiële verjaardag van de Draagster van de Kroon, wier Stamhuis door de eeuwen heen zo nauw met het lot van Nederland is verweven. Feestvreugde om de vrijheid, die volk en natie na 5 jaar terreur en onderdrukking herkregen. En daartussen in, tussen 30 april en 5 mei, de herdenking van de gevallenen, de bezinning op de offers, veelal het hoogste offer, door zo velen voor onze vrijheid gebracht.
Niet alleen deze telkens terugkerende gedenkdagen, maar bijv. ook de jaren 1988 en 1989 hebben ons even stil doen staan, bij gebeurtenissen in de jaren 88 en 89 in vorige eeuwen, die van invloed zijn geweest op onze nationale vrijheid. Ik denk aan de vernietiging van de Spaanse Armade, de Onoverwinnelijke Vloot, in 1588, die in de gevechten met de Engelsen en de Nederlanders op de vlucht gejaagd, grotendeels door de storm werd vernield.
Terecht daarmede Gode de eer gevende gaven de Staten-Generaal in onze landen een penning uit met het op¬schrift "Gods adem heeft ze verstrooid". Honderd jaar later bracht stad¬houder Willem III in Engeland de "Glorious Revolution" tot stand. De "William en Mary" herdenkingen aan beide zijden van de Noordzee ge¬tuigen van de historische betekenis van dat gebeuren. In 1989 is de Franse revolutie van 1789 herdacht, waarvan de bestorming van de Bastille, de beruchte Franse staatsgevangenis, op 14 juli 1789 het symbool werd. "Vrijheid, gelijkheid en broederschap" werd de leuze. Maar, naar zou blijken, bracht zulks de ware vrijheid niet. Dit overdenkende en daarbij betrekkende de rol, die het Huis van Oranje gedurende meer dan vier eeuwen bij de verwerving en de handhaving van onze nationale en burgerlijke vrijheden heeft gespeeld, heb ik tot thema van mijn artikel in dit nummer van "Bruggeske" gekozen: "Vrijheid".
"Vrijheid"! Wat is voor de vrijheid van enkeling en volkeren gedurende de wentelgang van het leven van de mensheid op aarde niet gestreden en geleden. Wat was en is heden ten dage nog vrijheid voor zeer velen een bijna als de sterren onbereikbaar en flonkerend ideaal. Wat is er over gefilosofeerd en getheoretiseerd! Wat heeft men steeds opnieuw gepoogd het begrip "vrijheid", haar grenzen en haar beperkingen, te analyseren en het recht op "vrijheid" te funderen. Want, zo komt de vraag"wat verstaan we onder vrijheid, hoe ver reikt de vrijheid, waarop steunt het recht op vrijheid?
Eigen meester, niemands knecht, zongen we vroeger. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Is vrijheid eigenlijk alleen maar in negatieve zin te verklaren, zoals de afwezigheid van elke vorm van dwang? Ook dat blijkt geen houdbare stelling. Als staatsburger hebben we velerlei plichten, waarvan de naleving kan worden afgedwongen, dienstplicht, belasting betalen enz. En dan moeten we nog onderscheiden in de vrijheid van een volk als natie en de individuele vrijheid van de burger tegenover de staat en de gemeenschap.
Bezien we eerst de verhouding burger - gemeenschap.
In de gesloten middeleeuwse maatschappij voelde de enkeling als zodanig zich nauwelijks tegengesteld aan de gemeenschap. Hij leefde in dezelfde geestelijke sfeer als iedereen en zijn maatschappelijke plaats was door die geestelijke wereld bepaald. Er was één Kerk, één geestelijke gemeenschap. Het bestuur, de overheid, de vorst, had zich evenals de enkeling naar de regels van de godsdienst te gedragen. Kerkelijke normen waren maatgevend in materies, die thans als strafrecht en burgerrechten gelden. Overheid en onderdaan putten voorheen uit dezelfde geloofsbron. De belangen van enkeling en gemeenschap waren identiek.
In deze eenheid van bestuur en bestuurden hebben de Renaissance in de 14e eeuwen de Reformatie in de eerste helft van de 16e eeuw een bres geslagen. De hernieuwing van de kunst en wetenschap der Grieken en Romeinen verruimde de menselijke geest, waardoor nieuwe denk¬beelden ontstonden over kerk, staat en maatschappij. De Reformatie bracht de Bijbel in handen van de leek, hetgeen leidde tot de strijd voor vrijheid van consciëntie. De ontdekking van de individuele geest en het individuele geweten schiep de mogelijkheid van tegenstelling en conflict tussen overheid en onderdaan. Zo zien we in deze verhouding de onderdaan waarborgen vragen aan de vorst voor individuele vrijheid, voor een geestelijke sfeer, die vrij is van overheidsingrijpen. De theoretische fundering van deze waarborgen werd gelegd in het natuurrecht dat er van uit gaat, dat de mens zich naar eigen aard en kunnen moet kunnen ontplooi¬en. Maar de mens leeft nu eenmaal in een hem omringende wereld, waar allerlei krachten werken, die zijn vermogens verre overtreffen. Daarom ging men uit van de fictie, dat de enkelingen hun natuurlijke rechten - zij het niet alle - hebben overgedragen aan de gemeenschap, de Staat, die daarmede de beschikking krijgt over macht, doch die deze macht uitsluitend mag aanwenden ten bate van de burgers, ter verzekering van hun stoffelijke en geestelijke welvaart. Maar niet al hun rechten hebben de burgers overgedragen. In de geest van de Renaissance betuigt de wijsgeer Spinoza - die leefde van 1632 - 1677 - dat in de eerste plaats de vrijheid van consciëntie niet wordt overgedragen en wijst hij op de onmogelijkheid voor de Staat om over de gewetens en de overtuigingen van de mensen te heersen. Ook wijst Spinoza er op, dat door de overdracht de natuurlijke rechten niet verdwijnen, maar juist bevorderd moeten worden en dat zij blijven doorwerken. Bij ondoelmatig en onrechtmatig overheidsbestuur kunnen die natuurrechten, zij het voor een wijle, weer alleenheersend worden. Spinoza herinnert er aan, dat het volk Israël, door God geleid, bij de uittocht uit Egypte zijn natuurlijk recht had hernomen. En tijdens de Duitse bezetting 1940-1945 is ook door de illegaliteit gestaag daarop terug gegrepen.
Naast de leer van het natuurrecht heeft Rousseau's leer van de volkssouvereiniteit een buitengewoon grote invloed gehad. De mens is vrij geboren en nochtans is hij gebonden, zo begint het eerste hoofdstuk van zijn "Le Contrat Social". Zijn constructie is, dat de mensen in de natuurtoestand vrij en door niets of niemand gebonden zijn. Om allerlei obstakels, die hen individueel schaden te overwinnen, verenigen zij zich in een associatievorm, die de persoon en goederen van elke deelgenoot beschermt, waardoor ieder, zich met allen verenigende, nochtans slechts aan zichzelf gehoorzaamt en even vrij blijft als tevoren. Een innerlijk tegenstrijdige constructie, immers, wanneer men zich verbindt is men niet meer vrij als tevoren. Dat neemt niet weg, dat velen bij de leer van de volkssouvereiniteit hebben gezworen of dit vandaag nog doen. Een leer die het volk op de troon zet, en waarin de mens zichzelf tot norm stelt. Geheel daaraan tegenover gesteld is het christelijk vrijheidsideaal, zoals dat bij de geboorte van ons nationaal staatkundig bestaan een stempel op ons volksleven heeft gezet. Dat christelijk vrijheidsbeginsel, historisch-nationaal, is essentieel toegespitst op de geestelijke vrijheid. Het gaat er van uit, dat de overheid, als Gods dienaresse, de roeping heeft zorg te dragen, dat Gods Woord zijn vrije loop kan hebben, maar tevens, dat de overheid niet discrimineert naar geloof oflevensovertui¬ging, naar ras of stand, maar dat er een gelijke vrijheid is voor allen, christelijk ofniet-christelijk, mits binnen het raam van de bescherming van de rechten en vrijheden van de burgers en mits de grondslagen van de rechtsorde niet worden aangetast. Daar, waar het recht besteld wordt, hebben de burgers vrijheid. Vrijheid is geen ongebondenheid oflosban¬digheid. Vrijheid is niet dat een ieder maar kan doen wat goed is in zijn ogen. Vrijheid is er alleen in onderworpenheid aan de wet. En daarom horen vrijheid, gezag, en verantwoordelijkheid voor de naaste, bij elkaar.
Voor Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, was de vrijheid van godsdienst de hoofddrijfveer van zijn streven en handelen. Hij wilde niet toelaten, zo schreef hij, "dat men op iemands geloof of conscientie zou inquireren (d.i. navraag doen) of dat iemand ter zake van dien eenige moeienis, injuri (d.i. onrecht) of letsel aangedaan werd".
De eerste positiefrechtelijke bepaling van deze aard is onze Unie van Utrecht van 1579. Artikel XIII luidt: dat een ieder particulier in sijn religie vrij sal moegen blijven ende dat men nyemant ter cause van de Religie sal moegen achterhalen ofte ondersoucken".
Inconsequent was het, dat de Staten wel gewetensvrijheid wilden toestaan, maar alleen aan de Gereformeerden openbare godsdienstoefe¬ning veroorloofden. Maar in huiselijke kring en oogluikend in schuurker¬ken liet men niet-Gereformeerden hun godsdienstoefening houden. In elk geval is tijdens de republiek niemand om zijn geloof vervolgd. Via de eerste Declaration of Rights van de Staat Verginie in 1776 en de Décla¬ration des Droits de l'Homme et du Citoyen in de Franse Constituerende Vergadering van 27 augustus 1789 hebben de vrijheidsrechten, de grond¬rechten, hun weg gevonden naar vrijwel alle grondwetten, ook naar de onze. Thans kan de burger beweerde schending van grondrechten door de overheid zelfs voor het Europese Hof voor de rechten van de mens brengen. Hoe belangrijk de vrijheid van meningsuiting is, hebben we ervaren in de bezettingstijd toen het vrije woord en de vrije pers om hals waren gebracht. Wat was het toen heerlijk en bemoedigend de stem van ons volk terug te vinden in de illegale pers. Maar laten we er ook voor waken, dat - om een hedendaags voorbeeld te noemen - het recht van betoging niet wordt misbruikt en uitloopt op geweld en beknotting van de vrijheden van anderen.
In Nederland is ons Stamhuis bij uitnemendheid verbonden met de vrijheidsgedachte. De Oranjes gaven leiding bij de vestiging van de Nederlandse Staat in de worsteling tegen Spanje, waarbij Willem de Zwijger - zijn tijd ver vooruit - opkwam voor gewetensvrijheid en gelijke vrijheid van godsdienstoefening voor allen. Door zijn moed, beleid en volharding heeft hij de grondslag voor onze staat gelegd. Goed en bloed heeft hij daarvoor geofferd, evenals zijn broers Lodewijk, Hendrik en Adolf. Bij de dood van Willem de Zwijger schenen de kansen, militair en politiek, ongunstiger dan ooit. Was de val der Verenigde Nederlanden dan toch nabij? Neen, de Prins had een verbond gesloten met den Potentaat der Potentaten, zo schreef hij in 1573 na de val van Haarlem, en bij zijn dood in 1584 was zijn uitroep een aanbeveling van het arme volk in de ontferming van deze onoverwinbare bondgenoot. Zestig jaar later zou een verzwakt Spanje de Verenigde Nederlanden erkennen als een vrije en souvereine staat. Dan zou een omkering van zaken plaats gehad hebben, vooral onder leiding van twee uitnemende mannen: de zeventienjarige jongeling en het pas geboren kind, die de Prins bij zijn dood achter gelaten had. Maurits, begaafd met onvergelijkelijke veldheerstalenten, heeft de Republiek bevestigd. Frederik Hendrik, de heldhaftige stedendwinger, heeft het werk van zijn vader en zijn broer voltooid. De Republiek ging een gouden eeuw tegemoet. De Here heeft de bede van de stervende Va¬der des Vaderlands gehoord en verhoord.
Het was datzelfde Stamhuis, dat een belangrijke rol speelde bij de verdediging van ons land tegen het overmachtige Frankrijk van Lodewijk XIV. Ik memoreerde het reeds. In 1688 stak stadhouder Willem III op verzoek van de Engelsen met een leger naar Engeland over onder het opschrift: "Voor de Protestantse religie en de vrijheden van Engeland. Je maintiendrai". Voorgoed had de Protestantse kerk in Engeland gezegevierd en kreeg Koning-Stadhouder Willem III Engeland aan zijn zijde tegen de veroveringszucht van Lodewijk XIV.
Tot het Koningschap geroepen na de Napoleontische overheersing was het Oranje, die dat Koningsschap slechts aanvaardde onder waarborging ener wijze constitutie, welke de vrijheden der Nederlanders zou beschermen.
In de vorige eeuw was het Koningin Wilhelmina, die voorop ging in de strijd tegen het totalitarisme. Hoe heeft Zij ons volk bemoedigd en aangevuurd in het verzet tegen de Nazi-terreur, fel, waardig en moedig. Zij schraagde het verzet met haar woord, met haar beleid, met haar hele persoonlijkheid. We zullen Haar altijd voor ogen houden als een zeer zelfstandige figuur. Haar leven was geworteld in vaste geloofsgrond. Eenzaam maar niet alleen. Zij was één met ons volk. De houding van Koningin Wilhelmina, maar niet minder van Prinses Juliana en Prins Bernhard in de oorlogsjaren 1940-1945 hebben de hoge historische traditie in de strijd voor de vrijheid versterkt.
De vrijheid, waarvoor evenals in voorgaande eeuwen, ook in onze tijd zovelen hun leven hebben gegeven, plaatselijk, regionaal en landelijk! Wanneer U dit leest zijn we op 4 mei l.l. weer naar het verzetsmonument Jan de Rooij geweest om hen te gedenken. Evenals zovelen heeft Jan de Rooij zijn leven gegeven voor zijn vrienden, voor zijn land en zijn volk, en evenals die miljoenen militairen, voor onze vrijheid. Laten we niet vergeten, laten we het onze kinderen inprenten hoe vrijheid de ademtocht van een volk is, hoe licht zij verloren kan gaan en hoe zwaar de offers zijn om haar te herwinnen.
Zwart van rouwen leed waren de vijf meidagen in 1940. Zwaar en wreed drukten terreur en tirannie in de daarop volgende vijf jaren op ons leeggeplunderde land. Maar de Heer van hierboven, die alle ding regeert, die men altijd moet loven, heeft ons in 1945 een nieuwe mei ge¬geven. Toen konden we het met de dichter Ad Odijk uitroepen en we zeggen het hem in deze meimaand opnieuw na: En toch daar rees een nieuwe mei
over dit land aan de zee,
het volk stond op, het land was vrij,
uit duisternis en dwingelandij,
daar was weer vreugde, vree!
Die eens dit land verminken wou
ziet hoe hijzelf verzinken zou
zo roemloos en gedwee!
o volk, dat nu weer leven mag
op eigen vrij gebied,
spreek nu weer vrij en zing en lach
en van de gevel steek uw vlag
nu niemand dit verbiedt!
Wie dacht dat Holland zinken zou
die hoort nu hoe wéér klinken wou ons oud Oranjelied.