Inleidend

De crisis die zich in de jaren dertig van de vorige eeuw afspeelde trof ook de land- en tuinbouw. De rijksoverheid en met haar de landbouworganisaties trachten daarin verbetering te brengen door het treffen van geëigende maatregelen.Zo bevorderde zij de kwaliteit van de landbouw waarvoor het drieluik: onderwijs, onderzoek en voorlichting als uitgang diende en waarvoor het landbouwonderwijs de basis vormde. Het praktijk gericht onderwijs aan de (jonge) boeren dat voor de Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk uit het volgen van een tweejaarlijkse landbouwcursus in de avond uren bestond, zou als dagonderwijs in het reguliere onderwijs moeten worden ingebouwd.Het waren de Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw uit 1881 en de NCB uit 1896, organisaties door particulier initiatief ontstaan, die zich vanaf het midden van de jaren dertig toelegden op het stichten van lagere landbouwscholen, vooral in agrarisch minder sterk ontwikkelde gebieden. Tot die gebieden behoorde de Langstraat waar actieve afdelingen als Raamsdonk en Capelle werkzaam waren. De Maatschappij richtte het oog op een van deze plaatsen om er een lagere landbouwschool te vestigen. De Langstraat telde vele boeren en derhalve was er een voldoende potentieel aan leerlingen, zo was de overtuiging.
brugj2005 01
Het oude raadhuis
Het bestuur van de Maatschappij van Landbouw polste in 1937 haar afdelingsbesturen in de Langstraat over het voornemen tot stichting “eener z.g, neutrale lagere Landbouwschool in de Langstraat”. Daarop werd met veel instemming gereageerd. Zo ook door het gemeentebestuur van Sprang- Capelle, dat zowel morele als financiële steun toezegde. De afdeling Raamsdonk liet er geen gras over groeien. Met rijkssteun realiseerde het al in 1938 een lagere landbouwschool en nog wel, zij het met tegenzin van de Maatschappij die neutraal onderwijs voor stond, op katholieke grondslag.Nadat van het Ministerie van Landbouw en Visserij de verzekering was gekregen dat men in 1939 op rijkssubsidie kon rekenen werd voortvarend gewerkt aan de vestiging van een school in Capelle. De bestuurders Sneep, de Jong en de voorzitter van de plaatselijke afdeling Van Beek gingen voortvarend te werk tot stichting van een neutrale lagere landbouwschool. Het gemeentebestuur van Sprang- Capelle zou de kosten van huur van de te vestigen school voor zijn rekening nemen. Daarvoor had men het oude raadhuis van Capelle op het oog. De beheerders (eigenaren) van dat pand t.w. de heren De Bas, Verheijden en Middelkoop, tevens raadsleden, waren daartoe tegen een jaarlijkse huur van F. 250,- bereid. Genoemde heren waren eveneens van mening dat een school met streekfunctie de meeste kans van slagen zou hebben als deze, gelet op de godsdienstige gezindheid van de bevolking, een neutrale signatuur zou dragen. Het draagvlak zou er mede worden vergroot. Verheijden liet weten dat hij sowieso voor christelijk landbouwonderwijs weinig begrip kon op brengen. Verhitte discussies volgden in de raadsvergaderingen. Waarom? Te elfder uren had namelijk de Maatschappij van Landbouw mede gedeeld toch maar in te stemmen met vestiging van een school op christelijke grondslag waarmede het gemeentebestuur was ingenomen. Wie had dat bedisseld? Dat schoot Verheijden c.s.in het verkeerde keelgat. Uiteindelijk wist notaris Middelkoop in een bemiddellende rol de neuzen toch in een richting te krijgen. De christelijke lagere landbouwschool kwam er en werd op 1 december 1939 officieel in gebruik genomen onder aanwezigheid van nagenoeg alle notabelen van de gemeente, leden van het hoofdbestuur van de Maatschappij en de burgemeesters van Waalwijk en ‘s Gravenmoer.
Het bestuur van de school ging uit negen leden bestaan waarvan er vijf door het hoofdbestuur van de Maatschappij werden benoemd en gezamenlijk drie door de afdelingen Raamsdonk, Capelle en de Langstraat/Land van Altena. Een lid werd benoemd door de gemeente Sprang- Capelle t.w. burgemeester A.Smit die tevens voorzitter werd. Het secretariaat kwam in handen van C.G. de Jong uit Almkerk, die door het hoofdbestuur werd aangewezen. Tot directeur werd B. Elsman benoemd.Gedurende de oorlogsjaren bestond er een redelijke belangstelling voor het volgen van de tweejarige opleiding. Door oorlogsomstandigheden werd deze echter onderbroken. Ook al doordat de school i.c. het oude raadhuis op 22 december 1944 door een V1 werd getroffen en totaal verwoest werd. De Villa
Een nieuw onderkomen werd gevonden in “De villa”, de woning van de voormalige burgemeester Vermeulen. Ook nu nam de gemeente de huur (f.450,- per jaar) voor haar rekening, evenals de kosten van herinrichting, daar het pand door militairen danig was uitgewoon streek kwam in uitvoering. Men zag in de landbouwschool het aangewezen middel om de landbouw extra te stimuleren. De achterstand op agrarisch gebied zou worden ingelopen. Toch zou de belangstelling voor het landbouwonderwijs terug lopen. Node werd een opleiding in de tuinbouwsector gemist gelet op de groei van die sector in de streek. Een nadeel gold ook dat de tweejarige opleiding (nog) niet als een vorm van leerplichtig regulier voortgezet onderwijs werd aangemerkt. Het grote probleem was ook het feit dat het onderwijs achter bleef bij de spectaculaire ontwikkelingen in de landbouw. De mechanisatie was in volle gang. Het paard als tractiemiddel had plaats moeten maken voor de tractor en combiner en melkmachine kwamen steeds meer in gebruik. Daarop was het onderwijs op de school aan de Nieuwevaart 3 onvoldoende ingespeeld. Het miste onderwijskwaliteiten, aldus boeren die hun zonen naar elders stuurden.De oorzaak van de neergang werd dan ook gezocht bij de directeur. Elsman die intussen voorzitter was geworden van de Coöperatieve Landbouwaankoop vereniging Sprang- Capelle e.o. en lid van het hoofdbestuur van de Maatschappij kreeg het zwaar te verduren. De jongens weten na jaren nog niets, zo was te beluisteren.“ Hij er uit anders zoeken wij andere wegen”. Elsman, verdedigd door de rijksconsulent, bleef, zij het dat deze didactisch bekwame onderwijzer wel part- time ondersteuning nodig had van praktijkmannen. Het mocht niet baten. Het leerlingental bleef dalen.Het einde in zichtDat aantal lag beduidend lager dan de acht en veertig leerlingen die als norm gold voor de instandhouding van de school. De brief van de minister van landbouw, visserij en voedselvoorziening van 15 augustus 1959 kwam hard aan. Hij deelde daarin mede dat er geen bestaansgrond meer aanwezig was voor de school en hij dus voornemens was de d. De ruilverkaveling in de subsidiering met ingang van het komende schooljaar (1960) te beëindigen. In het “voornemen”zag het stichtingsbestuur en het gemeentebestuur van Sprang- Capelle nog een kans tot behoud van de school. Onder aanvoering van burgemeester Van Prooijen werden in een uitvoerige brief aan de minister de mogelijkheden en argumenten voor de instandhouding van de school uiteen gezet. De argumenten dat met ingang van 1 september 1960, het eerste leerjaar, de school zou starten met twaalf leerlingen en dat de boerenbevolking het gemis van de school ernstig zou betreuren gezien de landbouwontwikkelingen in de regio, zette de minister alsnog het sein op groen. De school, nu met een vierjarige opleiding, diende echter in komende jaren het aantal van acht en veertig leerlingen te halen .Mocht blijken dat tussentijds dit aantal niet gehaald werd dan was sluiting een voldongen feit. De daad is nu aan de agrarische bevolking van Sprang- Capelle en omgeving, aldus Van Prooijen. De directeur ging zelfs op huisbezoek om rekruten te werven. Helaas, het eerste jaar meldde zich niet twaalf maar acht leerlingen. Het jaar daarop bleken dat er niet meer te zijn. Die aantallen spraken voor zich. De school sloot eind 1962 haar deuren. De jeugd had haar zinnen gezet op andere vormen van onderwijs, zoals de plaatselijke Ichthus- mulo, het Willem van Oranjecollege of de ambachtschool in Waalwijk. De leerlingen die hun toekomst in de agrarische sector hoopten te vinden gingen naar de tuinbouwschool in Dussen of de lagere landbouwschool van de ABTB in Andel. Aan het eind van dat jaar zou de landbouwhuishoudschool, die eveneens in de Villa gehuisvest was, een nieuwbouw betrekken. Het zou stil worden in de villa, doch niet voor lange tijd. Onder meer zou een andere organisatie met een streekfunctie, namelijk een kraamcentrum, de nieuwe bewoner worden. Literatuur en bronnen:F.W,J.Krielaars, De Brabantse landbouw in Het nieuwe Brabant deel 2, 1953
Gemeentearchief Waalwijk, arch. Sprang- Capelle nr.1999 ( De lagere landbouwschool in Capelle)
De Echo van het Zuiden d.d. 5 augustus 1960