Frederik Hendrik Prins van Oranje in de Langstraat 1624- 1636
Drs. J.M.Rosendaal
De periode van de Tachtigjarige Oorlog (1568- 1648) wordt weleens afgeschilderd als een tijd waarin krijgsverrichtingen zich bij tussenpozen afspeelden en die vooral de steden betroffen.
Het platteland zou hoofdzakelijk de last van rondtrekkende legers ervaren, die het plunderen als bezigheid hadden. Helaas maakten de bewoners van de Langstraat, met name Sprang en Waalwijk, maar al te vaak kennis met dat laatste en bovendien met de rampzalige ervaringen die de strijd om de steden 's-Hertogenbosch en Breda in de periode 1624- 1637 met zich bracht. Waalwijk en Sprang waren kennelijk strategisch gunstig gelegen plaatsen die als uitvalsbases dienden. Dat had tot gevolg dat daar bij tijd en wijle troepenconcentraties plaats vonden en kampementen werden opgetrokken.
Een er van was die uit 1624/ 1625, toen prins Maurits en rond 25 oktober 1624 zijn halfbroer Frederik Hendrik met hun legers in de Langstraat verbleven en zich voorbereidden de stad Breda te ontzetten van de Spaanse omsingeling. De laatste was op die datum met zijn leger, dat uit zeventig compagniƫn en tien kornetten van de ruiterij bestond, in de richting van "Sprang, een dorpje in de Langstraar'vertrokken. Het gehele Staatse leger van de prins met zijn onderdelen en bestaande uit voetvolk en cavalerie had zijn hoofdkwartier met Frederik Hendrik en afgevaardigden van de "Heeren van Staeten" in de Heerestraat (Grotestraat) in Waalwijk gevestigd. Een zeer belangrijk deel van dat leger onder graaf van Mansvelt en vorst Christiaan (van Brunswijk) had zijn bivak in Sprang opgeslagen. Het leger van de prins onder aanvoering van diverse legercommandanten had een omvang van circa 70.000 manschappen dat, zo verhaalt de geschiedenis, nog met 10.000 manschappen zou worden aangevuld. Het legeronderdeel van graaf Ernst van Mansfeit en vorst Christiaan .dat uit voornamelijk gereformeerde soldaten bestond en circa 20.000 manschappen telde, bivakkeerde in en om Sprang. Vorst Christiaan verbleef met zijn hof (staf) in en nabij de kerk van Sprang en Van Mansvelt had zijn hof even verder op in een statig huis. De manschappen verbleven meestal in hutten, opgetrokken uit (rijst)hout, riet en stro. De kolonels en andere officieren zullen ongetwijfeld huizen van inwoners hebben gevorderd. Het behoeft nauwelijks betoog dat deze troepenconcentratie, bestaande uit huurlegers van diverse landen, allerlei problemen met zich brachten. De inwoners werden, naast het betalen van belastingen, gedwongen zorg te dragen voor fourage en diensten te verrichten, zoals met kar en paard voor vervoer van de vrouwen van de officieren en van veldgeschut. Voldeed men niet dan volgde plundering, roof of brandstichting. De uit Luxemburg afkomstige graaf van Mansvelt, in 1623 door de Staten Generaal benoemd en die al in dat jaar zijn bivak in Sprang had, vroeg regelmatig om geld. Zo niet dan stond hij er niet voor in dat zijn ruiters en andere manschappen gingen muiten. Van Mansvelt zou tot aan de mislukte ontzetting van Breda (juni 1625) in Sprang verblijven.
Van Mansvelt riep ook voortdurend om geneeskundige hulp vanwege de ziekten die vele slachtoffers veroorzaakten.
Het "Huis te Sprang"(kasteel?), al eens beschreven als Boshuizen, lag nabij het Molenbos aan de ingang van de Molenstraat. Een straat die in verbinding met de Oude Straat staat en waaraan de eeuwenoude standaardmolen is gelegen.
De legerleiding was in hoofdzaak rondom de kerk gevestigd. Wie waren dat?
Opvallend en interessant was het te constateren dat een niet gering aantal regimentscommandanten aan de prinsen Maurits en Frederik Hendrik verwant waren. Zo was Johan Wolphert van Brederode, gehuwd geweest met Anna van NassauSiegen en na haar overlijden met de gravin Louise van SolmsBraunfels en daardoor verwant aan zowel Frederik Hendrik als diens gemalin. Van Brederode werd in 1629, dertig jaar oud, gouverneur van 's-Hertogenbosch en in 1636 tijdens zijn verblijf in Sprang tot meester- generaal der artillerie benoemd. Graaf Hendrik, stadhouder van Friesland was een neef van Frederik Hendrik en graaf Maurits een natuurlijk kind van prins Maurits. Dat was ook de heer Van Beverweerts (bekend als: Lodewijk van Nassau). Beverweerts stond eveneens in goede relatie met het gezin van Frederik Hendrik. Zo schonk hij aan de jonge Willem een gehele uitrusting van (speelgoed) loden soldaatjes, destijds zeer kostbaar. Vervolgens: graaf Hendrik van Nassau was een neef van Maurits en de graaf Van Solms een zwager van Frederik Hendrik. Ongetwijfeld zou graaf Willem van Nassau- Le Lecq, de oudste bastaardzoon van Maurits, in dit rijtje zijn opgenomen ware het niet dat hij in 1627 bij de verovering van Grol sneuvelde.
Naast deze bevelvoerders van prinselijke en grafelijke bloede, waren maar liefst dertien kolonels in Sprang ingekwartierd. Doordat de Republiek de verhoudingen met de Fransen en Engelsen na onenigheid weer ten dele hadden verbeterd en de Fransen in 1635 in oorlog kwamen met de Spanjaarden, kon van die zijden op militaire steun worden gerekend. Tot de kolonels behoorden vijf Fransen waaronder Chatillon die ook in 1625 in Sprang was gelegerd en drie Engelse kolonels.
De laatsten hadden hun bivak tussen de Bierstraat (Tilburgse weg) en de Eikendijk. De kolonels Dalfort en Errenruiter maakten deel uit van het Republiekeinse (Nederlandse) leger. De heer Van Brederode en de gecommiteerden van de Staten hadden hun verblijf nabij of mogelijk wel in het Huis te Sprang. De kaart geeft tevens aan waar de onderscheiden verdedigingswerken waren opgesteld. Een batterij stond aan de Eikendijk (hakverwege) een ander aan de (Zuid)Hollandse Dijk. De artillerie had zich even ten noord-westen van de kerk opgesteld. Aan den Hollantschen Dijckwas het merendeel van de redouten aangelegd. Dat zijn schansen, vaak uit aarde en rijshout opgetrokken, als verdedigings- of versterkingswerk. Met de herovering van Breda in 1637 verliet ook de "karavaan" van prinsen en graven Sprang om bij andere oorden de krijgsverrichtingen voort te zetten en deze te besluiten met de Vrede van Munster in 1648.
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
Gemeente archief Waalwijk: Dorpsbestuur Sprang, periode 1623-1637.
Archief Brabant Collectie (UvT): Notulen van de Staten van Holland 1620- 1640, deel 1623-1625 en deel nov.1630dec.1632. Resolutiƫn der Staten Generaal 1624- 1625.
Pier, Fr.Pieri kapitein, Verslagen krijgsverrichtingen in Vlaanderen met belegering en inname van Breda 1624-1625. Coen Tamse, Nassau en Oranje in de Nederlandse Geschiedenis ( Utrecht 1996).
SJ. van Nooten, Prins Willem 11 ('s-Gravenhage 1915).Verklaringen bij de kaart van september 1636: 1 Logement van Prins Frederik Hendrik
2 Logement Gedeputeerden Staten, van Van Brederode en graaf van Solms
3 Verblijven van Franse kolonels w.o. Chatillon, Hauterive,
Maissonneuve, Charnasse
4 Verblijven van Engelse kolonels w.o. Goring en Morgan A Kerk
B Molen
C Huis te Sprang D Meerdijk
I Artillerie en batterij
II Redouten