Johan de Rooy - Australië

Mijn Oma dus. Alhoewel, in mijn dorpje noemden wij haar 'Opoe'. Op de foto ziet U haar. Een strenge vrouw, met verbeten lippen en een door lijden getekend gezicht. Ze werd geboren in 1869 in een klein dorp in de Langstraat, een noordelijk deel van Noord-Brabant. Ze is nooit een giechelende tiener geweest. Ze was deel van een groot gezin en moest meewerken zo snel als het kon.
Ze was 18 jaar toen ze in 1887 trouwde met een 22-jarige schoenmaker. Een z.g. 'schootwerker' Dat was een schoenmaker die schoenen maakte van leer tot afgewerkt product. Het jeugdige echtpaar trok in een klein huisje, gebouwd van steentjes van een groot afgebrand huis. Ze hadden net genoeg stenen voor de voorgevel en zijmuren. De achtergevel bestond uit zwart geteerde planken. Ze hadden een voorkamer-eetkamer met twee bedsteden.
Een klein kamertje als werkplaats en een 'plee' met een baalzak als deur .Water kwam uit de put. een kleine kelder voltooide het huis. 's Winters werd er gekookt op de kolenkachel in de voorkamer en zomers op enkele peterolie-stellen in het zijgangetje. Achter de 'plee' was een kleine stal waarin enkele geiten huisden. Verder hielden ze wat kippen en konijnen.
In dat huisje bracht mijn Opoe 14 kinderen ter wereld. Vier daarvan stierven jong. Op een week hadden ze net een kindje begraven toen een ander ziek werd en ook stierf. Tussen het groot brengen van haar kinderen moest ze ook vaak met de vrachtboot naar Rotterdam om de gemaakte schoenen aan de winkeliers af te leveren. Om nog wat extra's te verdienen ging ze tevens, soms bij nacht en ontij, 'bakeren' Vroedvrouw dus. Gewapend met een stal-lantaarn liep ze dan soms in de nacht over bijna onbegaanbare weggetjes. Vooral in de winter was het moeilijk werk.
De oudste kinderen moesten zo spoedig mogelijk meewerken. De meisjes de deur uit als dienstmeisjes. Rond 1935 kreeg ze het wat gemakkelijker. Ze was toen 66 jaar en uitgeleefd. Ze hadden waterleiding en electriciteit maar voor de rest was het huisje nog precies zoals in 1887.
Wij, als kleinkinderen, vonden haar geen leuke Opoe Ze kon snibbig optreden en was gauw 'aangebrand', zoals wij dat noemden. Mijn zusje en ik speelden eens in haar tuin. Mijn zusje viel over een steen en bezeerde zich. Ze begon te huilen. Opoe kwam uit het huisje rennen en gaf mij een forse klap om de oren. Ze dacht dat ik haar pijn gedaan had. Ik protesteerde huilerig. Toen ze hoorde wat er gebeurd was, zei ze: "Die klap om je oren is voor de volgende keer, als je wel stout bent". In haar lange zwarte kledij en strak naar achtergeborstelt haar, kwam ze ons niet vriendelijk over.
Maar wisten wij van haar verdriet. Wat wisten wij van haar harde leven. In 1942 is ze gestorven. Uitgeleefd.