R. Snijders
Dit artikel is van de oud-Capellenaar Rien Snijders,

van wiens hand reeds een tiental boeken is verschenen. Enkele jaren geleden publiceerde hij het boek 'In het land van de Bergse Maas' dat, in tegenstelling tot zijn andere boeken waarvan er enkele werden herdrukt, vrijwel geen kopers vindt. Thans werkt hij aan een roman, een autobiografie, waarin de Bergse Maas en De Langstraat herkenbaar zullen zijn.
Rien Snijders verliet in 1948 Sprang-Capelle, waarna hij als journalist diverse reizen maakte naar Canada, de Verenigde Staten en verschillende landen van zuidelijk Afrika. De 61-jarige Snijders publiceert in diverse bladen en is vrij geregeld te beluisteren in uitzendingen van Omroep Gelderland.

Op 12 april 1988 zal het 100 jaar geleden zijn dat de eerste schop voor het graven van de Bergse Maas in de vette klei werd gestoken. Een vlotte start kon het niet worden genoemd, want de 'Wet van 26 januari 1883 tot het verleggen van de uitmonding der rivier de Maas' was toen al 5 jaar oud. Daarvóór had men ook al ruim 60 jaar (!) over de wenselijkheid van een nieuwe waterweg gepraat. En het had nog maar weinig gescheeld of de Eerste Kamer had het wetsontwerp verworpen, want een stemverhouding van 21-18 lijkt niet erg overtuigend.

Gemaakt zou worden, zoals in de wet was omschreven, een riviervak, beginnende in de Maas ten noorden van Hedikhuizen bij Heusden tot de vereniging met de Donge bij Geertruidenberg - een lengte van ongeveer 25 kilometer. Voor het verleggen van de Maasmond had de regering diverse adviezen gekregen; hoewel die op verschillende punten van elkaar afweken, hadden ze één ding gemeen: Maas en Waal zouden van elkaar gescheiden moeten worden.Dat was de enige manier om aan de ontelbare overstromingen die dood en vernieling hadden gebracht, een einde te maken. De Maas zou weer haar vroegere loop moeten krijgen. Dat 'vroeger' moet hier wel omstreeks 800 worden gesitueerd, toen er van een samenvloeiing van Maas en Waal bij Woudrichem nog geen sprake was en de Maas als een zelfstandige rivier naar zee stroomde.

Het gedeelte van de Maas van Heusden naar Woudrichem is waarschijnlijk in de negende eeuw ontstaan. Zeer waarschijnlijk was dit water een vrij onbelangrijke zijtak van de oorspronkelijke Maas die omstreeks 1270 werd afgesloten. Bij Maasdam gebeurde dat door sluizen en bij Hedikhuizen door een aarden dam. Het water van de Maas vloeide daarna niet meer rechtstreeks naar zee, maar naar de Waal bij Woudrichem, een grote waterstaatkundige blunder zoals later zou blijken, want de afdamming van de oorspronkelijke Maas en de daardoor ontstane samenvloeiing met de Waal heeft een zeer kwalijke invloed gehad op het gedrag van beide rivieren. Nu moesten immers 2 rivieren van verschillend karakter hun water uitsluitend langs Dordrecht naar zee voeren. Dat leverde herhaaldelijk problemen op; vooral bij ijsgang ontstonden zeer gevaarlijke situaties.
Op de Merwede bij Werkendam ontstonden dikwijls gevaarlijke ijsdammen. Daartegen was geen dijk bestand. Door de trechtervormig toelopende dijken had de Merwede geen ruimte genoeg om de ijsmassa's van Waal en Maas af te voeren. Die ijsmassa's botsten dan op elkaar en vormden zeer gevaarlijke ijsdammen. Een zeer zware ijsgang deed zich voor in januari 1861, toen de Waal bij Vuren verstopt was geraakt en ook bij Werkendam een dikke ijsdam was ontstaan. Het water van Maas en Waal steeg toen boven de kruin van de dijken uit waardoor de Heerewaardense Overlaten niet meer werkten. Tot overmaat van ramp raakte de Baardwijkse Overlaat, die nog enige verlichting had kunnen brengen, door het zware ijs ook verstopt. Dat had weer tot gevolg dat de Bommelerwaard overstroomde en dat de Maasdijk bij Poederoyen bezweek, waardoor de Waal zich dwars door de Bommelerwaard heen op de Maas ontlastte.

Eeuwenlang is het noordelijke gedeelte van Noord-Brabant door overstromingen geteisterd. De Langstraat heeft het dan ook dikwijls moeten ontgelden. Niet zelden stroomde het water van de Maas zelfs naar de hogere gronden tussen Sprang en Kaatsheuvel om vandaar via de Zuidhollandsedijk en de Nieuwevaart naar de Donge bij 's-Gravenmoer af te vloeien. Capelle en Vrijhoeven Cappel kwamen dan vrijwel geheel onder water. De gevolgen daarvan voor de veelal arme bewoners van de Langstraat laten zich raden.

Politiek
De schade die door een overstroming werd toegebracht mocht dan groot zijn, politiek gezien vond men het lange tijd helemaal geen ramp. Vooral na de afscheiding van België in 1830 toen de landsgrenzen in het zuiden werden verlegd en protestantse regenten in Holland meenden dat een dam moest worden opgeworpen tegen de Franse invloed, was Noord-Brabant een grensgewest geworden dat, net als vroeger, als een bolwerk voor Holland zou kunnen dienen. Hoe meer land er onder water kon worden gezet, hoe beter Holland verdedigd kon worden. De belangen van 's lands defensie stonden voorop. Dat was ook de enige reden waarom er van de voorgenomen stoombemaling van de blaaspolders op de Dieze niet kon komen. In plaats daarvan werd de Baardwijkse Overlaat verbreed, evenals de Beerse Overlaat. De Langstraat, zo leek het gedurende lange tijd, was aan de grillen van de Maas prijsgegeven.

Beste hooi van de wereld
De vele overstromingen hadden toch nog een pluspuntje. Nergens elders in Brabant werd zoveel hooi gewonnen als in De Langstraat. En wat voor hooi? Het beste van de wereld, zeiden sommigen. Het Langstraatse hooi genoot in elk geval internationale faam. Het hooi dat hier gewonnen werd was - wat kenners zo noemden - schraal en hard en daardoor bij uitstek geschikt voor paarden. Stalhouderijen, bierbrouwerijen , maneges en onze vaderlandse cavalerie waren grote afnemers. Van het Langstraatse hooi werd verteld dat het geurde als geen ander. Dat had men waarschijnlijk ook op de Balkan ontdekt, waar de paarden in de koninklijke stallen geen ander hooi te eten kregen.
De hooioogst bracht in de Langstraatse dorpen veel bedrijvigheid. Aan de hooipersen van Vrijhoeven Cappel, Waspik, Raamsdonk en 's-Gravenmoer werden dan lange dagen gemaakt. Slecht en ongezond werk was het aan de hooipers.
De hooipersen in De Langstraat zijn allemaal verdwenen. De eens zo bedrijvige haventjes raakten in verval en van de Hogevaart, waardoorheen vroeger met platboomde schuiten hooi en turf werden vervoerd, is niet meer over dan een sloot. En in de uiterwaarden van de Maas geurt niet meer het hooi, maar rijdt de giertank van de 'bio-industrie' die tot kokhalzen nijgt. Een enkele hooihandelaar heeft zich door omschakeling weten te handhaven. Dat is het geval in Waspik, waar een familietraditie wordt voorgezet. De Waspikse hooihandelaar betrekt zijn hooi echter niet meer uit De Langstraat, maar uit Duitsland en Frankrijk. 'Het kan verkeren,' zei Bredero.

Gratis overvaren
Van de twee pontveren in de Bergse Maas (Capelle en Drongelen) kan iedereen gratis gebruik maken. Dat danken we aan de keiharde onderhandelingen die zijn gevoerd bij de verkoop van gronden die nodig waren voor het graven van de rivier. Veel grondeigenaren in de Langstraat zagen door de nieuwe rivier hun bezit in tweeën 'geknipt' en wensten geen veergeld te betalen om die grond te kunnen gaan bewerken. Hoewel de onderhandelaars aanvankelijk overeen waren gekomen dat alleen grondeigenaars en grondgebruikers het recht van gratis overtocht zouden krijgen, werd al spoedig besloten dat iedereen dat recht zou krijgen.
Het gemeentebestuur van Capelle had overigens nog een eis op tafel gelegd die werd ingewilligd. De Capellenaren hadden namelijk groot bezwaar tegen twee pontveren in de weg naar Dussen. Immers, in het Oude Maasje lag al een pontveer en nu zou er in de Bergse Maas ook nog een komen. Het Rijk wees die eis aanvankelijk van de hand, onder andere door te wijzen op de dure oeververbinding die er bij Heusden moest komen. Maar de Capellenaren hielden het been stijf en zo kon het gebeuren, dat er een pont in de Bergse Maas kwam, maar dat de pont in het Oude Maasje vervangen werd door een brug.
Over de brug bij Heusden is overigens ook heel wat te doen geweest. Aanvankelijk lag het helemaal niet in de bedoeling ook maar ergens een brug over de Bergse Maas te bouwen. Toen er toch een moest komen, werd het een touwtrekken tussen de gemeenten Heusden en Waalwijk. Er werden door beide gemeenten acties gevoerd. Dat Heusden de strijd gewonnen heeft dankt het waarschijnlijk in niet geringe mate aan het optreden van het lid der Tweede Kamer, de heer H. Seret, afgevaardigde van het district Gorkum. Op 22 december 1885 hield hij in de Tweede Kamer een gloedvol betoog en zei hij onder andere:
"Het zou niet alleen onbillijk en onrechtvaardig zijn om aan Heusden de brug te onthouden, maar het ware ook een wrede daad, want het zou gelijk staan 'met het losrukken van den zuigeling van ’s moeders borst’. Wanneer Heusden zijn brug niet krijgt, dan zal het geheele Land van Altena, die schoone, vruchtbare streek ter grootte van 20.000 HA met zijne 21.000 inwoners, gedoemd zijn tot een staat van isolement en aan het grijze Heusden den genadeslag gegeven worden".

eerstepontGravers van overal.
Maar laten we nog even terug gaan naar het vroege voorjaar van 1888. Over de donkere polderwegen van Capelle, Waspik en Raamsdonk klinkt de zompige tred van arbeiders op weg naar het omvangrijke graafwerk. Zoals elke morgen zijn ze al vroeg van huis gegaan, want de werkdag begint om 5 uur. Geschikt waren zij die niet alleen goed met de schop konden omgaan, maar die dat in de zware rivierklei ook konden volhouden. Het afgraven met de schop van natte, zuigende rivierklei was geen kinderwerk.
Elke morgen trokken de arbeiders zwijgend over de polderwegen. Ze kwamen niet alleen uit De Langstraat maar eigenlijk van overal. De meesten hadden een pakje brood en een blauwe drinkkruik over de schouder. Sommigen moesten meer dan een uur lopen om op het werk te komen. Maar ook zonder die looptijd was de dag al lang genoeg. Als om 7 uur
's avonds het einde van de werktijd werd aangekondigd en de lange weg naar huis was afgelegd, hadden velen een dag van 16 uur achter de rug. Zij die verder weg woonden, en voor wie het geen doen was naar en van het werk te lopen, bleven in de polder achter. Die sliepen in hutten en keten en probeerden 's avonds met een turfvuur de kou van zich af te houden.
De gravers van de Bergse Maas hebben hard en lang moeten werken en dat voor een karig loon. Ook toen er later een aandachttrekkende graafmachine, een excavateur, werd ingezet bleef het hard zwoegen. De werking van deze graafmachine kan worden vergeleken met die van de eerste baggermolens: aan een schuin geplaatste, eindeloze ketting waren emmervormige bakken bevestigd die langs een talud werden gevoerd. De aldus opgeschepte grond werd in een wagen gestort. Ook de machine zelf was gemonteerd op een wagen die langs een spoor verplaatst kon worden.eerstepont1
De machinisten die het ding bedienden stonden bij de gravers in hoog aanzien. Niet in de laatste plaats omdat zij wel f 10,-- per week (!) verdienden en dat was f 4,-- meer dan het werk met de schop opleverde. Wie zonder zijn rug te hoeven krommen f 10,-- per week kon verdienen had het ver geschopt. Eigenlijk verdienden de mannen met de schop maar 99 cent per dag, want van die gulden werd 1 cent ingehouden voor de zogenaamde vrije dokter - een soort ziekenfondspremie die iedereen moest betalen.
Hard gewerkt hebben ze, die gravers. Ze hebben er zelfs nog armoe bij geleden. Nu de Bergse Maas 100 jaar bestaat is dat een mooie gelegenheid de ploeterende mannen van toen postuum te eren. Ik stel daarom voor dat er een comité wordt gevormd, dat gelden gaat inzamelen voor een kunstwerk. Een beeldhouwer moet dan opdracht krijgen om de graver van deze rivier (de Bergse Maas is eigenlijk geen rivier, maar een kanaal) in steen of brons neer te zetten. Daarmee brengen we niet alleen een hommage aan de gravers, maar helpen we ook nog mee het tekort aan kunstwerken in De Langstraat te verkleinen.
========

NASCHRIFT VAN DE REDACTIE
Aan het genoemde boek van Rien Snijders ontlenen we vrij nog enkele interessante bijzonderheden, die wij onze lezers niet willen onthouden:
Niettegenstaande het feit dat het te graven waterwerk tussen de Dussense Gantel en het Holleke bij Keizersveer al op 14 december 1887 was aanbesteed, konden de werkzaamheden door het slechte weer pas in april 1888 beginnen.eerstepont2
In juni 1891 kwam het riviervak Gantel-'t Holleke gereed. Toen hadden de gravers 3.556.600 kubieke meters grond verzet. Intussen waren er ook andere riviervakken aanbesteed, maar hier en daar stagneerden de werkzaamheden als gevolg van de duur van de onteigeningsprocedures.
Ook met het tracé van de Bergse Maas was lang niet iedereen het eens. Grondeigenaren en pachters bijvoorbeeld protesteerden tegen de plannen want zij zagen zich door de nieuwe rivier van hun hooilanden afgesneden. Toen werd besloten de nieuwe Bergse Maas tussen Hagoort en Keizersveer niet de bedding van het Oude Maasje te laten volgen, wat eerst de bedoeling was, maar haar meer noordwaarts te laten lopen langs de bandijk van het Land van Altena. Op deze manier werden zeer goede hooilanden gespaard. Bovendien kon het Oude Maasje dan dienst blijven doen voor de afwatering van de Langstraat en voor de scheepvaart naar en van de Langstraatse havens, waarvan die van Capelle en Waalwijk de belangrijkste waren. Het gemeentebestuur van Waalwijk heeft niet alleen geijverd voor de bouw van een brug, maar speelde bovendien alle troeven uit voor de bouw van een schutsluis. In dit laatste geval zou er een rechtstreekse verbinding ontstaan tussen de Waalwijkse haven en de nieuwe rivier. Voor de bouw van die schutsluis ging in 1886 zelfs het gemeentebestuur van Tilburg pleiten: "In een land waar weinig of niets voor de nijverheid wordt gedaan, waar miljoenen bij miljoenen worden ten koste gelegd tot verbetering van handelswegen voor Amsterdam en Rotterdam in een land waar bijna elke beduidende handelsplaats, meestal met Rijkshulp, zich in eene goede gemeenschap te water verheugen mag, daar mag de thans gevraagde verbetering der naastbij gelegen haven, in het centrum van Nijverheid, niet geweigerd worden....".
Het heeft allemaal niet geholpen, Waalwijk kreeg geen brug en geen sluis. En in 1904 staken de Heusdenaren de vlag uit, omdat hun brug kon worden opengesteld.
Van de 3 pontveren in de Bergse Maas kwam dat van Capelle het eerste in dienst. Gelukkig voor de Capellenaren, want dat heeft hen voor een heleboel narigheid gespaard. Want toen kort daarna de pont voor het Drongelse veer moest worden besteld, werd gekozen voor een pont met een ‘ontploffingsmotor’, een petroleummotor. Deze pont zou een stuk veiliger worden dan die van Capelle, doordat de stoomketel nu achterwege kon blijven en er dus ook geen brandgevaar meer zou zijn voor de vele hooiwagens die moesten worden overgezet. Op de Capelse pont had de schoorsteen al eens een hooiwagen in brand gezet. De pont met de ‘ontploffingsmotor’ zou dus veiliger worden. Zo dacht men althans. Maar die ‘ontploffingsmotor’ van de Drongelse pont werd een grote teleurstelling. Het ding knalde en knetterde en deed op een kwade dag zijn naam alle eer aan, toen het letterlijk explodeerde. Tot op dat tijdstip was er van een geregelde dienst geen sprake geweest. Om een haverklap had de motor het laten afweten. Eindelijk concludeerden de autoriteiten, wat iedereen al lang wist: het ding deugde niet. De aanvankelijke plannen om ook de Capelse pont van een ‘ontploffingsmotor’ te voorzien, werden dan ook niet uitgevoerd. Wel werd de stoomketel van deze pont zo groot gemaakt, dat bijstoken tijdens de overtocht niet meer nodig was. En om de veiligheid nog meer te vergroten, kreeg de schoorsteen een vonkenvanger.
Toen de bedding voor de nieuwe rivier gegraven was, kon ook de Maas eindelijk van de Waal worden gescheiden
De afsluiting van de Maas werd een feit. Op 18 augustus 1904 kwam koningin Wilhelmina met prins Hendrik naar Heusden om de nieuwe Maasmond officieel te openen. Een gebeurtenis waaraan onder andere nog herinnert een ietwat pompeus aandoend monument bij Andel. De Maas had weer ‘haren ouden loop’ gekregen