HOE SPRANG EEN DOMINEE KREEG VAN KONING WILLEM I
W.C. Geenen

VOORWOORD VAN DE REDACTIE
Tijdens de Franse overheersing (1795-1813) was de Ned. Hervormde Kerk zeer verarmd en diep vervallen. Zij had ook haar bevoorrechte positie uit de tijd van vóór 1795 verloren. Koning Willem I beschouwde het als de zaak van de overheid om de kerkelijke zaken te regelen. Op advies van de Raad van State liet de Koning niet een Algemene Synode bijeenroepen, maar stelde hij zelf een Algemeen Reglement van Kerkregering vast (1816). De Hervormde Kerk werd een Staatskerk onder oppergezag van de Koning, die zelf de nieuwe besturen benoemde. Aan het hoofd kwam de Algemene Synode (19 leden), verder Provinciale kerkbesturen en (44) Classicale Besturen. Hoofddoel was de Kerk te besturen, maar geen uitspraken te doen inzake de belijdenis. Het Algemeen Reglement van 1816 en meer nog de ter uitvoering daarvan vastgestelde reglementen regelden het kerkelijk bestuur tot in de kleinste details.
Voor de hieronder volgende bijdrage van de heer Geenen is van belang het ‘Reglement op de vacatures, alsmede op de beroeping en het ontslag van Predikanten’, goedgekeurd bij Kon. Besluit van 23 nov. 1826, no. 189.
Uiterlijk 3 maanden na het begin van een predikantvacature, moest een beroep uitgebracht worden. Dat geschiedde door de kerkenraad. In gemeenten waar collatoren of andere stemgerechtigden het recht van benoeming, medestemmen of agreatie mochten uitoefenen, diende de kerkenraad het beroep op de alzo wettelijk benoemde uit te brengen. Deed de kerkenraad dat niet, dan trad het Classicaal Bestuur in zijn plaats. Nam de beroepene het beroep aan, dan moest hij drie achtereenvolgende zondagen ‘aan de gemeente worden voorgesteld’ (afgelezen van de preekstoel) en konden bezwaren bij de kerkenraad worden ingediend. Waren er geen bezwaren of werden die ongegrond verklaard, dan moest de beroeping nog door het Classicaal Bestuur kerkelijk worden goedgekeurd. Had het Classicaal Bestuur bezwaar,dan ging de beroeping niet door. Werd de kerkelijke goedkeuring verleend, dan was nog de Koninklijke approbatie op de beroeping vereist.
Was er echter een vertraging in het beroepingswerk, welke was te wijten aan de kerkenraad en deze - na herhaalde aanmaning - geen voortgang daarmee maakte, dan moest het Classicaal Bestuur, indien de kerkenraad zelf het recht van benoeming had, een drietal formeren, waaruit de Koning een predikant benoemde.
Bij de Grondwetswijziging van 1848 verviel het gezag van de Koning over de Kerk.

Hieronder volgt aan de hand van de data een relaas van de gebeurtenissen, welke tot de benoeming door de Koning van een dominee in de Herv. Kerk te Sprang hebben geleid.

VOORGESCHIEDENIS
02-03-1828. Ds. J.A. van Asperen deelt aan de kerkenraad van Sprang mee, dat hij door Koning Willem I benoemd is tot predikant van Hoge Zwaluwe.personen
06-06-1828. Ds. Van Asperen preekt afscheid. Ds. Gutteling van 's-Grevelduin-Capelle
wordt benoemd 1) tot consulent te Sprang. De kerkenraad bestaat dan uit de volgende personen:

 

 

 

24-07-1828. De kerkenraad, dan onder voorzitterschap van de consulent ds. J.L.T. Cox van Loon op Zand, die blijkbaar ds. Gutteling als zodanig opvolgt, beroept ds. J. Biben te Nieuwe Tonge.
31-08-1828. Ds. Biben heeft bedankt en nu wordt beroepen W.A. Lamping, kandidaat bij het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht.
09-11-1828. W.A. Lamping wordt bevestigd door ds. C.A. Lamping te Dalen.
12-1828. De aftredende leden van de kerkenraad worden vervangen door de ouderlingen: Adriaan de Jong en Bastiaan Craayo en de diakenen: Hendrik van der Loo en Adriaan de Bruyn. Allen aftredend 1.1.1831.
10-12-1829. Antonie van Vuuren en P. Nahuys worden opgevolgd als ouderlingen door Dirk Oerlemans en Pieter Johannes van Loven. Gijsbert van Beek en Adriaan Oerlemans als diaken door Cornelis van Os en Govert van der Schans.
08-12-1830. Aftredende ouderlingen: A. de Jong en B. Craayo. Verkozen: Antonie van Vuuren en J.E. Vergoes-Houwens. Aftredende diakenen: H. v.d. Loo en Adriaan de Bruyn. Verkozen: Adriaan Oerlemans en Andries de Bruyn.
07-12-1831. Aftredende ouderlingen: D. Oerlemans en P.J. v. Loven. Verkozen: Adriaan Denisse Vos en Gijsbert van Beek. Aftredende diakenen: C. v. Os en G. v.d. Schans. Verkozen: Hendrik v.d. Loo en Nicolaas de Jong.
11-12-1832. Aftredende ouderlingen: A. van Vuuren en J.E. Vergoes-Houwens. Verkozen: Dirk Oerlemans en Pieter Johannes van Loven. Aftredende diakenen: A. Oerlemans en Andries de Bruyn. Verkozen: Govert van der Schans en Jacobus de Bie.
20-12-1832. Ds. W.A. Lamping bericht een beroep ontvangen te hebben naar Berkel en Rodenrijs.
06-01-1833. Ds. Lamping heeft het beroep aangenomen.
29-03-1833. Ds. W.A. Lamping neemt afscheid van de gemeente van Sprang. Ds. A. v.d. Sloot van Waspik is als gecommitteerde van het Classicaal Bestuur, ter losmaking aanwezig. Ds. Cox wordt weer consulent.
10-04-1833. Op de kerkenraadsvergadering wordt besloten om een zestal kandidaten uit te nodigen om op beroep te komen preken, om hun gaven, zoals dat heet, aan de gemeente te tonen. Uitgenodigd worden de H.H. Van Binsbergen, Lagerwey te Rotterdam, van Houten te Amersfoort,V.d. Veer te 's-Hertogenbosch, Pape te Amsterdam, Van Walsem te Buren.
06-05-1833. Er zijn 4 kandidaten verschenen; twee hebben het af laten weten. Er wordt besloten twee anderen te vragen nl. Meerburg en Matthas.
14-05-1833. De keuze in het beroepingswerk wordt op deze vergadering gedaan onder leiding van de consulent ds. Cox uit Loon op Zand. Eerst wordt een zestal gesteld. Dit zijn achtereenvolgens: Cand. P.M. Lamping, Cand. D.F.S. Pape, Cand. J. Walsem, Ds v. Rintelen,Ossendrecht, Ds. Welle te ’s Gravenmoer, Ds. J. Leyds te Babyloniënbroek
Hieruit wordt een drietal gekozen: P.M. Lamping, J. v. Walsem en Welle.
Hieruit moet de te beroepen dominee gekozen worden. De ouderlingen kiezen P.M. Lamping. De diakenen kiezen J. v. Walsem. De stemmen staken dus. De voorzitter verwijst naar het Huishoudelijk Reglement op de samenstelling en werkzaamheden van de kerkenraden in de Hervormde Gemeenten onder Ressort van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabant, Art. 14, onder 3o, luidende:
"Bij de omvrage mag geen lid zich buiten stemming houden; de beslissing geschiedt bij volstrekte meerderheid; zoo de stemmen gelijk staan, zal die des Voorzitters voor twee geteld worden, - behalve bij het beroepen van Predikanten, als waarin in dat geval, het lot zal beslissen".
Er dient dus een loting plaats te vinden. De ouderlingen willen zich hier wel aan onderwerpen; de diakenen weigeren echter op grond van het feit, dat de gehele gemeente, behalve de vier ouderlingen zich tegen de kandidaat Lamping verklaard hebben.
Omdat men niet tot overeenstemming kan komen gaat de beroeping niet door.
15-05-1833. Namens kerkvoogden en notabelen schrijft kerkvoogd A. Schaap een brief naar het Classicaal Bestuur met het advies om kandidaat Lamping niet te laten beroepen,omdat een deel van de gemeenteleden gedreigd heeft om dan hun bijdragen niet meer te betalen.
16-05-1833. Ds. Cox bericht aan het Classicaal Bestuur het geschil in de kerkenraad.
24-06-1833. De ouderlingen willen een diligentverklaring van het Classicaal Bestuur omdat wegens gewichtige omstandigheden het beroepingswerk uitgesteld was. De diakenen willen hier niet op ingaan.
25-06-1833. De diakenen schrijven aan het Classicaal Bestuur, dat de kandidaat, die de ouderlingen gekozen hebben, tegen de zin van de gemeente is, terwijl zij juist de kandidaat gekozen hebben, die de gemeente wil. Zij wensen daarom geen loting, omdat dan de kans te groot is, dat juist de kandidaat van de ouderlingen toch gekozen zal worden.
28-06-1833. Hierop wordt de volgende brief van het Classicaal Bestuur ontvangen:
Heusden, 28-06-1833
“Het Classicaal Bestuur van Heusden met innig leedwezen het verschil vernomen hebbende, dat er in de kerkenraad van Sprang bestaat, omtrent de beroeping eens Predikants en de wijze waarop zulks in de gegeven omstandigheden behoort te geschieden, in aanmerking nemende dat de aangewende pogingen om door stemming in de vervulling de openstaande Leeraarsplaats te voorzien tot geene gewenschte uitslag hebben mogen leiden. Gelet op Art. 14 no. 3 van het Huishoudelijk Reglement op de Kerkeraden in N.Brabant, goedgekeurd bij Kon. Besluit v.d. 30-12-1829 no. 104, welk art. tevens als een explicitive bepaling moet worden aangemerkt, van art. 46 van het Synodaal Reglement op de beroeping van predikanten, schrijft bij deze voorn. Kerkeraad aan, om ingeval bij eene nadere oproeping nogmaals de stemmen tot het beroepen eens predikants mogten staken, alsdan ingevolge bovengenoemd art. 14 v.h. Huishoudelijk Reglement het lot te laten beslissen. Worden tevens voorn. Kerkenraad bij dezen ten dringendste uitgenodigd en desnoods gelast, om na verloop van veertien dagen na dato dezes aan het Classicaal Bestuur van de voldoening aan deze aanschrijving te berigten, ten einde hetzelve bij onverhoopte weigering verder handele als naar Kerkorde."
04-07-1833. Hierover wordt vergaderd, maar de broeders worden het niet eens, en dat wordt aan het Classicaal Bestuur gemeld.
02-07-1833. Reeds op deze dag schrijft de Kerkvoogdij een brief aan het Classicaal Bestuur om kandidaat Van Walsem maar te benoemen als predikant van Sprang.
10-07-1833. Eveneens een verzoek van de diakenen aan het Classicaal Bestuur om te zorgen dat Kand. Van Walsem wordt benoemd of deze anders op een verkiesbare plaats te zetten bij een voordracht aan de Koning.
Inmiddels is reeds het Ministerie, belast met de Generale Directie voor de Zaken der Herv. Kerk ingelicht en schrijft de Minister een brief aan het Classicaal Bestuur als volgt:
Minister van Staat enz.
"Ontvangen hebbende een missive van het Classicaal Bestuur van Heusden van de 30 juni 11. Nr. 34, daarbij te kennen gevende, dat zij van de Consulent en Ouderlingen bij de Herv. gemeente van Sprang ontvangen hadden een missive van den 24 juni 11. behelzende verzoek om deligentverklaring te vragen, daar de beroeping van een nieuwen leraar binnen den bepaalden tijd door gewichtige omstandigheden was verhinderd geworden. Waarentegen eene missive bij hen was binnengekomen van Diakenen der gemelde gemeente van den 25 juni 11. houdende tegenovergestelde verklaring. Berigtende het Classicaal Bestuur verder, dat hetzelve den Kerkenraad van Sprang had aangeschreven om bij voortdurend staken der stemmen de beroeping eens predikants, ingevolge art. 14, no. 3 van het huishoudelijk Kerkenraads Reglement in Noord-Brabant door het lot te beslissen en dat zo die aanschrijving het bedoeld gevolg niet mogt hebben, het Bestuur naar verordeningen zal handelen en inmiddels ten behoeve der gemelde gemeente deligentverklaring verlangt. Heeft goed gevonden en verstaan den Kerkenraad der Hervormde Gemeente te Sprang, voornoemd, ten opzigte van het vervullen der vacature bij die gemeente, door het beroepen van een nieuwen leeraar, te verklaren voor Deligent, zoo als geschiedt bij deze, en zulks tot dat, of ten gevolge de voldoening aan de aanschrijving van het Classicaal Bestuur of wel bij gebrek daarvan uit eene door hetzelve aan dit Departement in te zenden nominatie het beroep van een predikant te Sprang zal zijn geschied. Zullende inmiddels de dienst in voorschreven gemeente, door de Predikanten van den Ring worden waargenomen en daarentegen voor de aanvraag ter ordonnering ten behoeve derzelven worden zorggedragen. Er zal afschrift dezer worden gezonden aan het Classicaal Bestuur van Heusden en aan den Kerkenraad der Hervormde Gemeente van Sprang voornoemd, tot informatie en narigt respectievelijk.
's-Gravenhage den 5 juli 1833 De Minister van Staat, voorn. w.get. Calland v. Keppel."
06-08-1833. Bericht van het Classicaal Bestuur aan de kerkenraad, dat, omdat er geen beroep is uitgebracht, zijzelf een drietal namen voorgelegd hebben aan het ministerieel departement.
19-08-1833. Ds. Cox heeft een kerkenraadsvergadering uitgeschreven. De ouderlingen zijn afwezig.
De consulent had terzijde vernomen, dat de ouderlingen hadden bedankt. Daarom had hij de vergadering bijeen geroepen en even voor de vergadering werd hem door de onderwijzer een brief ter hand gesteld. Deze luidde:
Sprang 19 aug. 1833
"Wij ondergetekenden hebben bij deze de eer U te berigten, dat wij onze demissie als ouderlingen der Herv. Gemeente van Sprang hebben genomen en aan het Classicaal Bestuur van Heusden hiervan kennis gegeven. Wij achten het overbodig hier de redenen op te geven en welke ons tot het doen van dezen stap hebben bewogen, daar dezelve zijn opgelegd in eenen brief van genoemd Bestuur toegezonden, van welke brief de eerste ondergetekende het genoegen hadt, Uwew. een afschrift ter hand te stellen. Na Uwew. de verzekering onzer hoogachting te hebben gegeven, hebben wij de eer U te noemen.
Weleerwaarde Zeergel. Heer Uwen D.V. Dienaren A.D. Vos, G. v. Beek, D. Oerlemans, P.J. v. Loven.”
De vergadering besloot het Classicaal Bestuur hiervan bericht te geven.
02-09-1833. Brief van Classicaal Bestuur aan Ds. Cox
Heusden 28-08-1833
"Het Classicaal Bestuur van Heusden doet Uwew. bij dezen toekomen kopie der aanschrijving aan de Broederen Ouderlingen der Gemeente van Sprang. No. 42, met gepaste uitnodiging aan U Eerw. om in Uwe betrekking als Consulent der Gemeente van Sprang het daarhenen te dirigeren, dat gemelde aanschrijving doeltreft en het oogmerk van het Bestuur bereikt worde. Het Bestuur behoeft U Eerw. niet te herinneren welke drangredenen en in hoedanigen geest voorgedragen U Eerw. zal behoren te bezigen, ten aangeduiden einde, daar het dezelve gerustelijk aan U Eerw. kan overgelaten en de aanschrijving zelve U Eerw. ten leiddraad kan verstrekken. Daar het Bestuur na 14 dagen het definitief antwoord der Ouderlingen te gemoet ziet, zal het onnodig zijn te herinneren dat U Eerw. ten spoedigste na de ontvangst dezer missive aan den gedrukten wensch des Bestuurs zult willen beantwoorden.
Namens het Klas. Bestuur voorn. namens hetzelve C.W. Pape, scriba”
Aantekening van Ds. Cox in het notulenboek: "Tengevolge van bovenstaande uitnodiging van het Class. Bestuur heeft de Consulent zich dadelijk tot de Ouderlingen van Sprang begeven en door alle gepaste drangredenen getracht hen te bewegen om in hunne posten te blijven en op hun besluit terug te komen, doch de Ouderlingen verklaarden, dat zij
in geen geval hun genomen besluit zouden intrekken, tenzij tusschen de candidaten Lamping en van Walsem geloot werd, van welke verklaring der Ouderlingen de consulent aanstonds aan het Cl. Bestuur berigt heeft gezonden.
J.L.T. Cox"
19-09-1833. De diakenen schrijven een brief aan het Classicaal Bestuur met het verzoek om haast te maken met het benoemen van vier nieuwe ouderlingen, omdat A.D. Vos, G. v. Beek, D. Oerlemans, en P.J. v. Loven bedankt hebben.
19-09-1833. De Minister van Staat bericht dat door de Koning Willem I tot predikant te Sprang is benoemd Candidaat C.F.S. Pape, d.d. 14-09-1833.
21-09-1833. De afgetreden ouderlingen vragen om hun attestatie.
De consulent raadpleegt de scriba van de Classis, blijkbaar mondeling, hoe te handelen in deze zaak. En op zijn advies wordt de attestatie niet afgegeven, om reden dat ze nog steeds in dezelfde gemeente wonen.
01-10-1833. Bericht van het Class. Bestuur van 30-09-1833, dat C.F.S. Pape door de Koning is benoemd en geeft opdracht om ten spoedigste deze last uit te voeren en hem te beroepen.
01-10-1833. Ds. Cox schrijft een privé briefje aan Ds. Pape van Heusden, dat hij hem en zijn neef komende week wil ontvangen om de gemeente te tonen en verslag uit te brengen van de genomen besluiten.
02-10-1833. In een kerkenraadsvergadering wordt de beroepingsbrief klaar gemaakt, maar kan slechts getekend warden door de consulent en de diakenen. G. v. Beek had beloofd om op deze vergadering aanwezig te zijn, maar tijdens de vergadering stuurt hij een briefje, dat hij van gedachten veranderd is en niet zal komen tekenen.
17-10-1833. Een herhaling van de brief van 19 september aan het Class. Bestuur om nieuwe ouderlingen te benoemen, tevens geven de diakenen vier namen van personen, die naar hun mening wel in aanmerking komen voor deze post n.l. Machiel Ophorst, Bart Verhoeven, Sibrecht Haverhals, en Lammert Soeters, die al eerder ouderling waren geweest.
28-10-1833. Ds. v.d. Sloot van Waspik, als visitator van de Classis geeft eveneens deze personen op als geschikte kandidaten voor de post van ouderling.
04-11-1833. Door het Class. Bestuur worden Machiel Ophorst, Bart Verhoeven, Sibrecht Haverhals en Lammert Soeters tot ouderling benoemd.
Ze worden na drie achtereenvolgende zondagen op 15-12-1833 bevestigd.
10-11-1833. Bevestiging van Ds. Carl Franz Sebald Pape, nadat ook deze drie achtereenvolgende zondagen van de preekstoel behoorlijk aan de gemeente is voorgesteld.
N.B. Aan de afscheiding in 1836 deed geen van de afgetreden ouderlingen mee. Zo kreeg Sprang een dominee van Koning Willem I.

 

Voetnoot:
1) Benoemd door het Classicaal Bestuur (artikel 3 van het Reglement op de vacatures, alsmede op de beroeping en het ontslag van Predikanten van 1826). De consulent vervulde bij de kerkenraad in alle opzichten de plaats van de Pastor loci en was voorzitter van de kerkenraad. Bij beroeping van een predikant mocht hij wel advies geven doch had hij geen stemrecht. (art.11 en 46 Regl. op de vacatures enz. van Predikanten).