Mevr. A.W. Haverhals-Willemz
Als werkgroep dialecten en oude verhalen waren wij te gast bij Mevr. A.P. van der Laan-In 't Veld. Zij vertelde ons over haar jeugdjaren en over het leven van alledag als dorpelingen. En hoe kan het anders; daar kwam dorpsveldwachter Kuysten op de proppen, in de volksmond ‘De Kuyst’ ook wel ‘Den Buisem’ genoemd. In een kleine gemeenschap moest ook toen orde en regel zijn, maar dit kon ± 60 jaar geleden nog in alle gemoedelijkheid toegepast worden.
De Kuyst b.v. schreef niet gauw een proces-verbaal uit, hij loste het anders op. Mevr. Van der Laan vertelde hoe een groep jongens kattenkwaad uithaalde op het Oosteind en door De Kuyst op de fiets achterna gezeten werd. Dat was lopen geblazen.
Van de Biersteeg (Tilburgseweg) naar de Besoyensesteeg liep een rioolbuis of duiker en deze bood uitkomst. Ze kropen er vlug in, maar daar kon De Kuyst natuurlijk niet inkomen. De veldwachter was hen echter te slim af: hij zocht wat hooi en houtjes bij elkaar en stookte aan de andere kant van de rioolbuis een vuurtje. De rook dreef de jongens eruit, waar ze opgewacht werden door De Kuyst met de gummiknuppel.
Humor was vaak een bindende factor in het soms karige bestaan. Het vergrootte de saamhorigheid. Vreugde en droefheid werden samen gedeeld. Zo was het vroeger de gewoonte dat de doden door de buren ten grave gedragen werden. Voor de lijkwagen gingen twee bidders; dat waren meestal hele goede vrienden of bekenden van de overledene. Het werd als een eer beschouwd wanneer men als bidder werd gevraagd. Daar paste natuurlijk een hoge hoed en zwart pak bij, meestal het trouwpak.
In huize P. was een oude moeder overleden en Karel was verzocht als bidder. Het zwarte pak werd uit de mottenballen gehaald en gepast. Het was echter door de jaren heen al wat te klein geworden. Zijn vrouw Janske wist raad en zei: "Wel, es ge nauw oe onderbroek is uitliet, dè schilt a wir en oe hemd is toch lang genoeg". Zo dus op stap naar de begrafenis. Maar bij het gaan zitten zei de broek "krak". Door het lopen naar de begraafplaats was de scheur of achternaad steeds groter geworden, zodat uiteindelijk het hemd er als een vlag uitwapperde. Dit bleef aan degenen, die achter hem liepen natuurlijk niet onopgemerkt. Het ligt voor de hand, dat ze hem toegefluisterd hebben: "Man, ge lôp vur gek dè kan nie". Goede raad was duur. Gelukkig kon men door een paadje, dat achter het huidige café ‘Hof van Holland’ liep, de straatweg bij de kerk bereiken. Gauw vluchtte Karel daarheen en wellicht op moeder Janske aan.
Hoe het verder afliep vermelden de annalen niet. Eén ding is zeker, 't was zund van de broek.