(vervolg van 1. Mijn lotgevallen wereldoorlogII 1942 - 1945)
Missie nr. 220 - 5 oktober 1944: Op onze eerste missie verloren we één bommenwerper en negen bemanningsleden; 4 werden krijgsgevangen gemaakt en 5 sneuvelden in actie. Het doel was Munster, een Duits vliegveld voor gevechtsvliegtuigen: zes uur en 10 minuten vliegen. Een B-17 die naast onze rechter vleugel vloog, werd geraakt door een voltreffer van luchtafweergeschut, die de bommenwerper in vuur zette. Vier bemanningsleden sprongen met hun parachute er uit, waarna de bommenwerper explodeerde en de vijf andere bemanningsleden werden gedood.
Missie nr. 221 - 6 oktober 1944: (onze 2e missie). Alle vliegtuigen van de 96e Bommenwerpergroep kwamen veilig zonder verliezen terug, hoewel de rest van de 4e Wing veertien bommenwerpers en 126 bemanningsleden verloor.
Het doel was Berlijn, spoorweg emplacementen en vliegveld: zeven uren en vijftig minuten vliegen. Zeer hevig afweergeschut. We vlogen op deze missie in de "Old Reluctant Dragon" (de oude weerspannige draak). We hadden problemen om de bommen kwijt te raken en moesten ze "losbreken", omdat de kruk van het bommenluik met de hand moest worden bediend daar het automatisch systeem door afweergeschut was beschadigd en niet werkte. Stan Nold "bevroor" in zijn stoel en ik moest de luiken met de handkruk sluiten, opdat we onze plaats in de formatie niet zouden verliezen. We hadden nog een heleboel andere problemen met dit in de strijd versleten oude vliegtuig; het was al op heel veel missies geweest en heel wat keren opgelapt en gerepareerd.
Later (in 1989) las ik in het boek over de lotgevallen van de 96e Bommenwerpergroep, dat dit oude vliegtuig op 20 november 1944 meedeed aan een luchtaanval op Lutzkendorf, in Duitsland, en nadat zij haar aanvalstour had gemaakt, bleken negen bommen niet te zijn losgekomen. De "Old Dragon" was boven het doel zwaar getroffen door afweergeschut. Zij verloor een motor en twee andere motoren waren teruggelopen in vermogen. Zij moest de formatie verlaten en verloor hoogte terwijl de piloot het vliegtuig nog onder controle hield en zij de bomluiken open hielden, hopende, dat de negen resterende bommen er nog uit zouden vallen. Uiteindelijk kregen twee leden van de bemanning de bommen los. Zij wierpen alles wat zij konden missen uit het vliegtuig om de belasting te verminderen. Zij wierpen zelfs de onderste bal-geschutstoren af en waren zo in staat hoogte te houden en stevenden op Frankrijk af om te trachten te landen. Maar toen zij over een Duitse Batterij vlogen met 88 mm. geschut, werden zij getroffen door het afweergeschut. De piloot gaf bevel om met de parachute er uit te springen. Twee man werden gedood in het vliegtuig toen het explodeerde. Een man werd doodgeschoten toen hij met zijn parachute daalde en de zes anderen werden gevangen genomen. De piloot van deze bemanning was luitenant Frederick A. Towell en het bemanningslid dat dit stukje geschiedenis over de dood van de "Reluctant Dragon" schreef, was de marconist Berry C. Grubb, die krijgsgevangene werd gemaakt.
De reden, waarom ik zo in bijzonderheden over dit oude vliegtuig schrijf, is om hen, die op een later tijdstip dit lezen, een beter begrip te geven van de gevaren, die sommigen van ons, bemanningsleden, moesten doorstaan met deze dappere "Oude Dame van de lucht". Zo veel verschillende bemanningen hadden haar op missies gevlogen. Zij was het laatste gecamoufleerde Fort op de Snetterton-Heath vliegbasis. De zilveren of natuurlijke aluminium kleur heeft van toen af aan iedere andere Amerikaanse bommenwerper in de lucht beter aan het gezicht onttrokken. Op die dag, toen de Duitsers haar in de lucht boven Elgin, in Duitsland, tot ontploffing brachten, ging de gekwelde oude dame voorgoed in ruste.
Missie nr. 222 - 7 oktober 1944: (onze 3e missie). De 96e Bommenwerpergroep verloor één bommenwerper en negen bemanningsleden. Allen werden gevangen genomen. Het doel was Lutzkendorf, Duitsland, (een voorstad van Leipzig) - olieraffinaderijen. Zeven uren en vijfenveertig minuten vliegen.
We kampten met hevig afweervuur en overdag met jagers. De "Luitenant George W. Anglen"bemanning werd zwaar getroffen door gevechtsvliegtuigen. Zij behoorden tot het 413e Squadron en vlogen het Fort "Mairze Doats". De gehele bemanning kwam met de parachute veilig aan de grond en werd gevangen genomen.
Missie nr. 223 - 9 oktober 1944: Deze missie telde niet mee voor ons. Geen vijandelijke vliegtuigen, licht luchtafweergeschut en geen verliezen. Het doel was Mainz, Duitsland, goederenemplacementen.
We waren in formatie gekomen en waren nog maar net over het Engelse Kanaal gevlogen, toen één van onze motoren het opgaf, zodat we de formatie moesten verlaten en naar onze basis terugkeren. We waren vijf uren en twintig minuten in de lucht geweest, maar het telde voor ons niet als een missie, daar we niet boven vijandelijk gebied geweest waren. We lieten onze bommen boven zee vallen, want het werd gevaarlijk geacht, geladen met bommen, te landen in een onklare bommenwerper. Nadat we op onze basis terug waren,vernamen we - toen we rapport uitbrachten - dat drie bommenwerpers, die boven Engeland oefenden op dicht aaneen gesloten formatievliegen, elkaar geraakt hadden. Twaalf bemanningsleden kwamen om; twee bommenwerpers gingen totaal verloren, de derde slaagde er in terug te komen naar de basis en te landen. Dat waren twaalf goede bemanningsleden, die nimmer de strijd zouden zien!
10 en 11 oktober 1944: Slecht weer boven Duitsland. Deze twee dagen waren er geen missies.
Missie nr. 224 - 12 oktober 1944: (onze 4e missie). De 96e Bommenwerpergroep verloor geen bommenwerper en slechts twee man werden gewond door luchtafweergeschut.
Het doel was Bremen, Duitsland, een fabriek waar tanks gemaakt werden. Vliegtijd: zeven uren en dertig minuten. Hevig afweervuur vandaag; er werden maar weinig jagers gezien en geen daarvan kwam dicht genoeg bij ons squadron om een schot er op af te vuren.
13 oktober 1944: Slecht weer boven Europa en daarom geen missies vandaag. We maakten vliegoefeningen boven Engeland. Vliegtijd: een uur en vijfenvijftig minuten (zoals uit mijn vluchtaantekeningen blijkt).
14 oktober 1944: De 96e Bommenwerpergroep verloor geen bommenwerpers of vliegers vandaag. Deze missie telde voor ons niet mee.
Het doel was Keulen, Duitsland, spoorwegemplacementen en industriegebouwen. De vliegtijd was vier uren en dertig minuten. Na de start gingen we in formatie en vlogen dwars over de Noordzee naar het doel. We verloren motor nr. 3 en toen aanjager nr. 1 (van een motor). Met de aanjager buiten bedrijf, konden we onze hoogte niet houden; daarom gaf de Squadronleider ons bevel onze bommen op het spoorwegdoel te werpen en naar onze basis terug te keren. Daarom kon dit niet als een missie worden gerekend.
15 oktober 1944: (onze 5e missie). Geen verliezen vandaag. Zeven bommenwerpers moesten de formatie verlaten vóórdat zij het doelgebied binnenvlogen.
Het doel was Keulen, Duitsland, de Kahl- noord rangeerterreinen. De vliegtijd was zeven uren. Nadat we het doel verlaten hadden, kregen we moeilijkheden met één motor, maar door er steeds zorg aan te blijven besteden, slaagden we erin in formatie te blijven, naar de basis terug te geraken en veilig beneden te komen.
16 en 17 oktober 1944: Het was gewoonte in de 4e Wing, dat,nadat een bommenwerperbemanning vijf complete missies had gedaan, zij twee dagen vrij kreeg om te rusten. We vlogen niet op deze twee dagen.
18 oktober 1944: (Onze zesde en laatste missie). De 96e Bommenwerpergroep verloor één bommenwerper en negen bemanningsleden (dat waren wij !).
Het doel was Kassel, Duitsland, de Henschell en Zoon Locomotief-Fabrieken. Er werd zware leger-uitrusting gemaakt.
Wat een beroerde dag! Hoe weinig wisten we wat ons te wachten stond!. Slecht weer boven "Oost Engeland" maakte het moeilijk uitvoerbaar al de squadrons in groepen bijeen te brengen en zo naar het doel te vliegen. We hadden al heel wat van onze brandstof verbruikt om in formatie te komen en koers te zetten naar het doel. De 96e Bommenwerpergroep zette die dag twintig bommenwerpers in en maar zeventien daarvan kwamen boven het doel. Negen bommenwerpers moesten om een of ander probleem uitvallen. Die dag werden er vijandelijke gevechtsvliegtuigen van de Luftwaffe gesignaleerd, maar geen daarvan vloog in op onze groep.
Een Duitse "jet"-machine werd die dag gezien, hoog boven ons uit klimmend op "elf uur" (wijzerplaat)- hoogte. We hadden een van die "jets" waargenomen in de lucht boven ons op onze route naar Keulen op 15 oktober 1944 en 's middags, toen we op de basis terug waren, werd ons verteld, dat het een nieuw type gevechtsvliegtuig met een straalmotor was, dat de Duitsers begonnen waren te bouwen. We hadden het allemaal waargenomen en waren benieuwd wat het kon zijn dat zo hoog boven ons vloog en veel sneller dan enig ander vliegtuig, dat we tot dusverre hadden gezien. De meeste van onze vliegtuigen konden een maximum hoogte van 2700 voet bereiken en deze "jet" was zeker daar boven uit. Wanneer Duitsland tweeduizend van deze "jet"-gevechtsvliegtuigen een jaar eerder operationeel boven Europa zou hebben gehad, zou het wellicht de "Machtige Achtste Luchtmacht" uit de lucht geveegd hebben en de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog zou anders geweest kunnen zijn. Zij konden hoger vliegen, snellere duikvluchten maken en een grotere snelheid ontwikkelen dan onze vliegtuigen. Dank zij God, luisterde Hitler niet naar Göring en ging hij niet tot de opbouw van zijn jet-productie over vóórdat hij zijn grote stoot gaf om Europa te veroveren.
De aanval (bommen weg) op de Henschell Locomotief Fabrieken was gedaan en de terugkerende formaties moesten plotseling optornen tegen een tegenwind van honderd mijl per uur. Eén motor was door afweergeschut uitgeschakeld en uit de linker vleugel lekte benzine. Waarschijnlijk had het afweergeschut één van de tanks of benzineleidingen in het buitenboordgedeelte beschadigd. Ik was druk bezig te trachten benzine van de lekkende tank om te leiden naar tanks, die nog intact waren, om benzine te sparen. We kwamen gevaarlijk laag op brandstof te zitten. Terwijl ik daaraan werkte, kwam Frank Mistichelli, onze middenboordschutter op de intercom en rapporteerde hij, dat er benzine spoot op het rechter middenraam, zodat we ook aan die kant moeilijkheden hadden. Ook andere piloten meldden, dat zij op een laag benzineniveau vlogen en dat zij vreesden dat zij, vliegende tegen die sterke tegenwind, niet thuis zouden kunnen komen. De Wing- commandant kwam op de radio en deelde mede, dat alle vliegtuigen, die een tekort aan benzine hadden of beschadigd waren, hun koers moesten verleggen naar Brussel in België, naar een noodvliegveld, waarop de Geallieerden de hand hadden weten te leggen en dat bij ons in gebruik was. Op dat moment was geheel België bevrijd van de Duitsers, maar Holland was nog bezet door de Duitsers en zou dat tot bijna het einde van de oorlog blijven.
Negen van de bommenwerpers van onze groep verlieten de formatie en zetten koers naar Brussel en uit Dr. Sam Hartmans Journal Records blijkt, dat een totaal van eenennegentig vliegtuigen van de 3e Luchtmacht Divisie die dag moest landen op verschillende vliegvelden in België. Onze bemanning, bekend als de "Luitenant Rubadue bemanning", bracht het niet tot Brussel.
Het verslag in het "Geschiedenisboek van de 96e Bommenwerpergroep", dat was overgenomen uit de "Restricted Files" en uit de "Missing Air-Crew-Reports (29) (waarvan ik ook een stel heb) vermeldt het volgende: "Luitenant Rubadue van het 337e Squadron, was één van de piloten, die radiotelegrafisch aan de Snetterton Heath basis seinde, dat hij moeilijkheden had met een tekort aan brandstof en in Brussel zou moeten bijtanken, indien hij het zover zou kunnen brengen. Toen hij en de andere 8 piloten de formatie verlieten om koers te zetten naar Brussel, werden zij gewaarschuwd om laag te vliegen om de verschrikkelijke wind op grote hoogte te ontgaan".
Ongelukkigerwijze verloren we, na de formatie te hebben verlaten en naar een lagere hoogte te zijn gezakt, de andere acht vliegtuigen uit het oog, hetgeen te wijten was aan de beschadigingen, die wij opgelopen hadden. Zo waren we op onszelf aangewezen om te trachten Brussel te bereiken.