In "Bruggeske" 1991-1 verscheen onder dit opschrift een zeer lezenswaardig en interessant artikel van de hand van mevr. E.A. Verhagen over de omstandigheden, waaronder men voor de Tweede Wereldoorlog in Sprang-Capelle leefde en dan toegespitst op het gebruiken en houden van honden.

De controle op de naleving van de hondenbelasting geschiedde in die tijd veelal door de gemeenteveldwachter of de gemeentebode als bijbaantje.

Ongewild, zeker door de schrijfster, zoude indruk gewekt kunnen zijn, dat de in dat artikel bedoelde gemeentebode - en iedere insider weet, dat de heer P. van der Schans in die tijd die functie bekleedde - op eigen initiatief de honden, waarvoor de hondenbelasting niet was betaald, afmaakte. Natuurlijk was dat niet het geval. Zo werkte dat niet en zo kon dat ook niet werken, daartoe was de bode niet bevoegd.

Wanneer een houder van een hond betrapt werd, dat hij zijn hond niet had aangegeven

voor de hondenbelasting, dan ontving hij - ondanks verweer van: "het is mijn hond niet, de hond is komen aanlopen" - van de gemeenteontvanger een aanslagbiljet hondenbelasting met een verhoogd belastingbedrag, bij niet-betaling gevolgd door een aanmaning en zo nodig een dwangbevel. Hij was n.l. toch de houder van de hond. Dat was een correcte handelwijze tegenover degenen, die wel hun hondenbelasting betaalden. Kon de belastingplichtige niet betalen, dan vroeg hij meestal zelf om zijn hond maar af te maken.

De gemeenteveldwachter c.q. gemeentebode kreeg dan opdracht daartoe van zijn superieuren, in casu de Burgemeester of het college van Burgemeester en Wethouders. De schrijfster geeft trouwens zelf reeds aan, dat zulks op bevel gebeurde. Immers op pag. 43 schrijft zij: "Maar ja, Befehl ist Befehl. Daar behoeft men geen Duitser voor te zijn." Nu dat laatste was P. van der Schans zeker niet. In tegendeel, gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij een vurig verzetsman, die veel heeft gedaan voor de goede zaak. Een goed vaderlander en een man met een gouden hart, die echter van zijn hart geen moordkuil maakte en tegen iedereen, ook zijn superieuren, recht voor z'n raap zei, wat hem niet "lekker zat". Zo heb ik hem leren kennen en waarderen in de vijftiger en zestiger jaren, toen ik aanvankelijk secretaris en later burgemeester van Sprang-Capelle was.

Het afmaken van honden was vóór de Tweede Wereldoorlog eigenlijk een taak van de plaatselijke gemeenteveldwachters. Maar ja, die moesten van elke gebruikte kogel verantwoording afleggen en daarvan proces-verbaal opmaken. Om die papieren rompslomp te voorkomen werd nogal eens de gemeentebode ingeschakeld. Die was n.l. in die tijd leider van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (B.V.L.). De B.V.L. is vrijwel in elke stad en in elk dorp opgericht na de poging van Troelstra in 1918 om de Regering omver te werpen. Dit werd mede verhinderd doordat uit het gehele land mannen vrijwillig in aller ijl naar Den Haag togen om de Troon en onze Staatsinstellingen tegen een coupe te beschermen. De B.V.L. was bedoeld als een permanent aanwezig tegenwicht tegen zo'n coupe, maar werd in 1940 door de Duitse bezettende macht opgeheven. Om politieke redenen is de B.V.L. na de Tweede Wereldoorlog niet herrezen. De Nationale Reserve kwam daarvoor in de plaats. Maar vóór 1940 hield Van der Schans - evenals overal elders - met de leden van de plaatselijke B.V.L. regelmatig schietoefeningen. Daarvoor beschikte hij over een dienstgeweer. Hij was niet gebonden aan een gedetailleerde verantwoording van de gebruikte munitie en daarom werd hij in een aantal gevallen ingeschakeld om een hond dood te schieten.

Om eventueel een verkeerde beeldvorming van de gemeentebode P. van der Schans te voorkomen heb ik gemeend goed te doen deze aanvullende toelichting te geven.

De voorzitter van de Redactie