In vervolg op het artikel "Wetenswaardigheden" in "Bruggeske" van april 1989, waarin summier behandeld werden de wortels van enige families, die in onze woonplaats of directe omgeving voorkomen, vermeld ik nu nog iets over enige andere familienamen, welke te vinden zijn in een boekwerk van Mr. Dr. J.C. Maris van Sandelingenambacht, getiteld: "Een honderdtal Nederlandse families", uitgegeven in 1946. Vooraf zij er op gewezen, dat het dragen van dezelfde familienaam geen garantie biedt, dat men nu ook daadwerkelijk familie van elkaar is. Als voorbeeld daarvan noem ik de naam van de bekende schilders Maris, met wie de schrijver van dit artikel geen enkele familieband heeft. Als een Tsjechische familie naar Nederland gekomen in de vorige eeuw, pasten zij hier hun moeilijk uit te spreken naam Maresch aan, aan de hier reeds lang bestaande familienaam Maris.
Wel kan gesteld worden, dat er een grote kans bestaat, dat degenen die dezelfde familienaam thans nog dragen, afstammelingen zijn van de hier in dit artikel behandelde families.
De familie Pols
In de 17e eeuw werd voor het eerst de familienaam Pols vermeld en wel in de omgeving van Ouderkerk aan den IJssel. Jan Jacobs, geboren in 1613, nam de familienaam Pols aan.
De familie had zich in de 17e eeuw in die streek gevestigd en behoorde daar tot, wat men in die tijd pleegde aan te duiden, "de gegoede families". Jan Jacobs Pols was heemraad van het ambacht "Ouderkerk aan den IJssel" (in het algemeen kunnen de vroegere ambachten vergeleken worden met de tegenwoordige burgerlijke gemeenten). De hierna volgende geslachten bleven in de streek wonen, totdat één van hen, Pieter Pols, in 1729 "tot schoolmeester beroepen was te Op- en Neder Andel in den lande van Altena". Aan deze functie waren in die tijd ook verbonden de ambten van koster en voorzanger. In 1736 kwam het echter tot een conflict tussen Pieter Pols en de kerkeraad, omdat binnen zes maanden na zijn huwelijk een kind geboren werd. Ofschoon hij probeerde zich met een beroep op de Bijbel te verweren, werd hij toch ontslagen. Ja, als men graaft in het verleden, komt men altijd wel iets tegen, dat toentertijd of misschien nu nog als schokkend of minder fraai ervaren wordt. Uit de kronieken van het voorgeslacht van de schrijver van dit artikel werd vermeld, dat op 16 april 1572 (nota bene in de Vrijheidsoorlog), Jan Maris met zijn zwager door de vierschaar van Bazel (bij Antwerpen) beboet werd om "bij den weert in den Rapenberch, naer den neghen huere in den avondt op een helichen dach te zitten drincken, noch gelycke boete van verboden spel met teerlingen te spelene". En dat was beslist niet de laatste keer, gelet op de vele schuldbekentenissen, welke door de schepenen werden geregistreerd "ter causen (vanwegen) van verteerde costen en verdronken gelagen". De schepenen vormden, globaal gezegd, een soort bestuurscollege, zij het dat zij voorheen ook samen met de schout, de lagere rechtsspraak uitoefenden; in België noemt men wethouders nog schepenen. Vermeld dient echter te worden, dat Pieter Pols, na nog tijdelijk elders gewoond te hebben, enige jaren later toch met algemene stemmen door de kerkeraad van Werkendam in dezelfde functies benoemd werd.
Zijn zoon, Marinus, werd behalve hoogdijkheemraad van het Oudland van Altena, ook secretaris van Giessen, Uitwijk en Nederveen-Capelle. Genoemde Marinus was woonachtig op "Groot Reijgersbosch", een aanzienlijk "herenhuis" op de grens van Giessen en Andel.
Het ambt van schout van Nederveen-Capelle viel zijn zoon Arnoldus ten deel, krachtens een besluit van 22 april 1790, dat als volgt luidde: "Pieter Havart, heere van Nederveen-Capel, Uytwijk enz. also d'heer Marinus Pols versogt heeft te mogen desisteeren (d.w.z. afstand doen) van 't Schoutampt van Nederveen Capel het gemelde schouts ampt is koome te vaceeren hebbe wij op versoek en om bijzonderé consideratien voor gemelde Marinus Pols aangesteld bij desen desselfs zoon Arnoldus Pols". Een schout was vertegenwoordiger van de landsheer en oefende een combinatie van functies uit, die wij tegenwoordig zouden aanduiden als officier van justitie, president van de rechtbank en burgemeester. Van de dochter van laatstgenoemde, Adriana geheten, werd melding gemaakt als zijnde de echtgenote van Jan Hendrik van Ouwerkerk, burgemeester van Rijswijk, Giessen en Andel, woonachtig op het "Slot te Rijswijk", waar zij stierf op 14 september 1855.
Het familiewapen - het behoeft geen verbazing te wekken - is een voorwerp, dat enigszins bij de familienaam en het Hollandse landschap paste, te weten een polsstok in goud van natuurlijke kleur.
Familie Starrenburg
Er zal niet te veel fantasie voor nodig zijn om te kunnen aannemen, dat de namen Starrenburg, Starrenborg, Sterrenburg naar alle waarschijnlijkheid betrekking hebben op dezelfde familienaam. Hoe vaak vinden, zelfs in akten, geen verschrijvingen plaats. De oudste Starrenburg wordt in de 80-jarige oorlog te Geertruidenberg aangetroffen, de stad die in die tijd vermaard was om haar visafslag (in het bijzonder om zijn hoge omzetten in zalm en steur). Aanvankelijk deed de familie Starrenburg van geslacht op geslacht goede zaken als viskopers. De eerste Starrenburg wiens naam genoemd werd, was Aert, die op 2 mei 1630 voor 665 gulden het huis "de Salm" op de Havendijk nabij de visafslag in Geertruidenberg kocht. Een volgende afstammeling, Artus, die nog in "de Salm" geboren werd, zette de familietraditie van viskopers niet voort, maar ging in Waspik wonen, waar hij trouwde met Adriaentje van der Linden en schepen van Waspik werd. Zijn zoon Simon trouwde in Waspik met Jenneke van den Hoeck, een zeer bemiddelde vrouw, getuigde de huwelijksaankondiging. In het rechterlijk archief van Groot-Waspik stond het volgende ingeschreven: "23 Augustus 1708 Simon Sterrenborgh, j.m. geboortigh ende woonagtigh alhier, met Johanna van den Hoeck j.d. geboortigh ende woonagtigh tot Capell sijn alhier ter secretarije aengeteeckent met voornemen haerlieden te begeven in eghten staet ende verclaerden bijde te wesen onder de classis van 2000 gulden, dus hier alleen voor den bruydegom ontfangen de somma van drie guld". Het echtpaar woonde op een "stede" (een boerderij met herenhuis) op de Schans binnen Raamsdonk. Simon kocht hier en daar nog al eens grond (in 1723 o.a. "de Drieskens" onder ’s-Grevelduin-Capelle). Simon werd in Raamsdonk eerst kerkmeester en later burgemeester. Zijn zoon Arnoldus was schoolmeester en koster in Raamsdonk en eveneens poldermeester van de Ouden polder en de Kuerenpolder onder Raamsdonk. Later, in 1760, woonde hij in 's-Grevelduin-Capelle. Het familiewapen stelt voor in blauw vijf dwarsbalken van zilver, vergezeld boven van een ster van goud.
Familie van Nederveen
De naam van Nederveen is reeds heel lang bekend in de Langstraat en omgeving.In 1325 werden Willem van Nederveen door de Graaf van Holland de rechten van ambachtsheer over het ambacht Nederveen Capelle verleend. In een officieel stuk van 1377 komt Gerrit van Nederveen als zodanig voor onder de 18 ambachtsheren van de Grote of Zuid-Hollandse Waard (eerst sinds 10 januari 1815 behoren het Land van Altena en de zes dorpen in de Langstraat tot de provincie Noord-Brabant).De Sint Elisabethsvloed van 1421 trof ook de van Nederveens. Hun land, volgens beschrijving gelegen bezuiden de Maas werd overstroomd.In 1469 werd in de opsomming van de ambachten in de Grote Zuid-Hollandse Waard, het ambacht Nederveen niet meer vermeld. Jonker Jan van Nederveen, die naar alle waarschijnlijkheid aan de ramp ontkwam, vestigde zich daarna te Besoyen. Vermoedelijk is hij de schakel tussen de middeleeuwse ridderlijke familie van Nederveen en de in de daarop volgende eeuwen in de Langstraat zo bekende familie van Nederveen, waarvan veel leden, gedurende lange tijd, belangrijke openbare functies bekleed hebben. Omdat het te ver zou voeren om al die functies te vermelden, noem ik er slechts een beperkt aantal. Twee zoons van Hendrik van Nederveen (de naam Nederveen werd voor het eerst weer na de Sint Elisabethsvloed vermeld in een akte van 23 mei 1550) werden op het eind van de 16e eeuw respectievelijk schout in Sprang en burgemeester van Stad en Vrijheid Waalwijk. In de volgende eeuw kwamen uit deze familie wederom regelmatig burgemeesters en schepenen van Waalwijk voor. Jan van Nederveen was van 1630 - 1657 schout van 's-Grevelduin-Capelle. Diens zoon Dirk was schout en heemraad van 's-Grevelduin-Capelle en burgemeester van Zuidewijn-Capelle. Ook in het zakenleven lieten zich vele leden van deze familie niet onbetuigd (verveners, handelaars).
Hun bezit zal ook niet onaanzienlijk geweest zijn, getuige de verkoop door de van Nederveens op 16 maart 1708 van een "huys , omtrent den Capelschen Ring, met schuur, oliemolen, brouwerij met depententie (d.w.z. met bijbehoren) en hof, strekkende Noord tot halver Herstraat en Zuid tot halver Nieuwvaart, met alle dijken, wegen, steeg en watergangen" (een oud bezit van de van Nederveens).
Het wapen van de familie van Nederveen is als volgt: in zilver een dwarsbalk van rood, vergezeld van 15 turven van zwart (8 boven en 7 onder). De vergelijking met het wapen van Sprang-Capelle dringt zich hierbij op (in dat wapen zijn er 8 turven, 5 boven en 3 onder).