De omvang van de ramp

Veertig jaren zullen zijn voorbijgegaan, wanneer we straks - op 1 februari 1993 - mogen herdenken hoe in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 het Zuidwesten van ons land door een verschrikkelijke storm- en watervloed werd getroffen. Een storm- en watervloed, die uitgroeide tot een natuurramp, zoals sedert de Sint Elisabeths vloed van 1421 niet meer was voorgekomen.

Een meedogenloze stormvloed overspoelde onze kusten en dijken. Springtij en een noordwestelijke orkaan joegen het zeewater meters hoog op tegen en over onze waterkeringen. De oerkrachten van de natuur - storm en water - waren losgebroken. Het was een hel, een hei van water. Metershoge muren van water sloegen zeer vele en grote bressen in onze dijken om zich door die dijkgaten heen, in een hoog tempo, in hun ontembare kracht alles meesleurend wat zij tegenkwamen, in onze poldersen dorpen te storten, woningen en boerderijen overspoelend en muren omstotend, dood en ellende brengend onder mensen en vee. Waar zaterdag nog vruchtbare polders en gezellige dorpen waren, was toen het eerste licht van de zondag opging, een woelige watermassa. Boven het grauwe water, dat door de aanhoudende storm werd opgejaagd, staken de daken uit van boerderijen en huizen. Net de stroom dreven de kadavers mee van tientallen koeien, paarden en varkens. Een dag van rouw en ramp was aangebroken na een nacht zo bang door het geweld van wind en water als de Lage Landen in hun door de zee verzilte historie nauwelijks gekend hadden.

Het zwaarst werden Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en West-Brabant getroffen. Als gevolg van de talrijke dijkdoorbraken kwamen grote gebieden

- steden, dorpen en polders - onder water te staan, verloren 1835 personen het leven, verdronken duizenden stuks vee en werd enorme schade aangericht.

Het eiland Schouwen werd, op een klein gedeelte na, een prooi van de golven. Ook Goeree en Overflakkeewordt bijna geheel getroffen, evenals Tholen en Sint Philipsland. Van het eiland Voorne en Putten kwam Putten grotendeels onder water te staan, van de Hoeksche Waard het zuidelijk en oostelijk deel. Van Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Walcheren liepen naar verhouding kleinere delen onder. Van het eiland van Dordrecht bleef alleen het westelijk gedeelte droog. De Biesbosch liep geheel onder evenals een groot deel van Rozenburg. Op het vasteland werd een groot deel van de Alblasserwaard en een kleiner deel van de Krimpenerwaard overstroomd, verder een brede strook in West-Noord-Brabant en de westelijke Langstraat tot en met Sprang-Capelle, alsmede enige kleinere

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 03Over een lengte van achttienhonderd meter is de Scheldedijk rond Stavenisse vernield. Hierboven één van de drie grote gaten, die het kolkende water erin sloeg. polders in Zeeuws-Vlaanderen. Op Texel liep de Eendrachtspolder onder. Kritiek was de situatie een tijdlang op verschillende punten in Schielands Hoge Zeedijk, die het echter hield op een kleine, haastig gedichte bres na. De duinen leden ernstige afslag, doch werden nergens doorbroken. Bij's-Gravenzande moest met man en macht gewerkt worden om een doorbraak van de duinen en waterkering te voorkomen. Zou men hierin niet geslaagd zijn dan zou het Westland en het achterliggende land ondergelopen zijn met enorme schade voor de tuinbouw.

Het zwaarst werden echter de dijken der Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en van de Brabantse kust getroffen, die op meer dan 400 plaatsen doorbraken. Hierbij waren ca. 35 zeer ernstige dijkbreuken. In sommige gevallen werden de dijken over honderden meters geheel weggeslagen. De ernstigste doorbraken kwamen voor op Schouwen, Goeree en Overflakkee, Tholen en Zuid-Beveland. Zo was er in de Scheldedijk bij Stavenisse op Tholen een gat over een lengte van achttienhonderd meter.

Het aantal slachtoffers bedroeg 1835, waarvan 686 in Zuid-Holland, 873 in Zeeland, 254 in Noord- Brabant en 22 in overig Nederland. De zwaarst getroffen gemeenten waren Oude Tonge (Overflakkee): 304 doden, Nieuwerkerk (Schouwen): 270 doden, en Stavenisse (Tholen): 160 doden. Een groot deel van de bevolking van de eilanden (in totaal 100.000 - 110.000 personen) moest worden geëvacueerd.

Het kaartje van het C.B.S. op de volgende pagina geeft een duidelijk beeld van het door de stormvloed getroffen gebied van Zuid West Nederland.

 

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 04

Kaart zuid nederl.

De verschrikkingen van de rampzalige eerste februaridagen 1953.

Terwijl het grootste deel van Nederland rustig sliep, nog onbewust van de furie der natuurelementen, die met een onuitputtelijke oerkracht plotseling als een lawine over het zuidwe3telijk deel van ons land was losgebarsten, begonnen voor de bewoners van dat landsdeel in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 de dagen der verschrikking.

Ook zij gingen voor het overgrote deel op die bewuste zaterdagavond rustig naar bed. Het stormde, de wind loeide, het buitenwater was hoog, maar ach, dat hadden ze al zo vele malen meegemaakt. Ze voelden zich veilig achter de dijken. De lampen werden uitgedraaid en ze gingen slapen in hun eigen bed, onder hun eigen dak. Anderen - schippers, sluiswachters, wetenschapsmensen, meer bekend met het water - vertrouwden het niet helemaal. Op het moment van de eb - laag water - stond het water in de zeearmen en ook verder landinwaarts op de rivieren, al op het peil van hoog water. En de vloed moest nog komen! Als dat maar goed zou gaan. Zo steeg bij een aantal mensen de onrust. Maar ook het water steeg, steeg onrustbarend en wie nog op was, ging nog eens op de dijk of op de sluis of bij de haven kijken. Om daarna de buren te kloppen en te waarschuwen.

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 05En plotseling was er het water, bulderend, kolkend, overmachtig, niet tegen te houden, velen in de slaap verrassend. Wie nog tijd had schoot nog wat kleren aan, maar velen moesten in nachtkleding met vrouw en kinderen vluchten naar de zolder en toen het water nog hoger kwam, noodgedwongen op het dak, hopend en biddend dat het huis niet zou instorten, wachtend in de kou, zonder eten, zonder drinken, één dag, 2 dagen, soms 3 dagen, tot hulp kwam opdagen. Voor velen, overvallen in de slaap, was geen hulp meer mogelijk, voor anderen kwam die hulp te laat

Het water stroomt met grote kracht door het gat in de dijk.

 

 

 

 

 

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 06

Het zwaar getroffen Oude Tonge op Overflakkee. Het water eiste hier 304 slachtoffers

 

Zij, die de verschrikkingen van de februaridagen persoonlijk hebben ervaren, die in die dagen vrouw of man, kinderen of ouders, familie en vrienden, have en goed voor hun ogen voor goed in de golven zagen ondergaan, zullen de herinneringen daaraan voor altijd bewaren. Zij zullen nooit vergeten hoe zij op de dijken met zandzakken tegen het water streden, hoe zij het kolkende water over de dijken zagen stromen, hoe zij de dijken zagen afkalven en doorbreken, mensen, vee, huizen en auto's, die zich daar bevonden, met zich meeslepend. Nimmer zal het beeld verdrongen worden van de 2 tot 4 meter hoge watermuur, die door het gat van een weggeslagen dijkgedeelte de polder binnen kolkte, alles vernielend, alles meesleurend. Nooit zal uit de herinnering verdwijnen hoe mensen in de takken van de bomen zaten of op de daken van hun huizen zich vastklampten aan schoorstenen en dakgoten, hun kinderen krampachtig aan zich vastklemmend, totdat door koude en ontbering hun verkrampte handen de greep verloren en hun geliefden in het ijskoude water gleden. Steeds zal hun bij blijven hoe het dak, waarop mensen zaten, instortte, hoe de ene boerderij na de andere in de golven verdween. Nog zullen in hun oren de kreten klinken van hen, die in de vloed ten onder gingen, en het geloei van verdrinkend vee, zich vermengende met het geluid van de brullende storm

De hulpverlening

In de nood leerde een volk opnieuw zichzelf herkennen. Het Nederlandse volk, zo kort na vijf barre oorlogsjaren opnieuw hard beproefd en zwaar getroffen door het verlies van dierbare levens, van have en goed, van vruchtbare velden en kostbare grond, hervond in die nood zichzelf in zijn beste eigenschappen. In het uur der beproeving was de natie éénsgezind, hulpvaardig en opofferingsgezind. In mannen en vrouwen, in jonge mensen, ja, in geheel Nederland ontwaakte een nieuwe geest, een moed, een vastberadenheid om mensen te redden uit het woeste water, eigen leven daarbij in de waagschaal stellend, ja, soms met opoffering van eigen leven. De Nederlanders stonden weer schouder aan schouder, evenals in de bezettingsjaren, evenals in vorige beproevingen. Onder de druk van nood en ellende werd de ware gemeenschapszin weer levendig en vaardig over ons volk. En onmiddellijk was men allerwegen bereid tot burenhulp, tot dienstbetoon, tot hulp aan de naaste, met inzet van alle krachten.

Allereerst stond daar in de benarde gewesten zelf het leger van hen, die op het eerste klokgelui naar de dijken togen, de schop en de spa in de hand namen om met zandzakken de zwakke plekken in de dijken te versterken en te trachten te dichten wat nog te dichten viel. Maar in veel gevallen kwam men daar niet aan toe. Het ging bij die verrassende aanval van de waterwolf direct en bovenal om het naakte leven van degenen, die je lief waren, van je buren, van je dorpsgenoten. Boven de vertwijfeling was er het epos van de heldenmoed, van zelfopoffering, van vindingrijkheid en menselijke weerstand tegen het water om die dierbaren, die medemensen, te helpen en bij te staan om de verdrinkingsdood te ontgaan. Hoeveel verhalen zouden hierover niet te vertellen zijn?

Maar ze bleven niet alleen in hun gevechten om die levens. Terstond nadat via de radio de ramp bekend was geworden togen tienduizenden burgers, militairen, studenten, fabrieksarbeiders, landarbeiders, artsen, verpleegsters, jonge mensen, padvinders, Rode Kruis-colonnes enz. in lange rijen uit alle delen van het land naar het zuidwesten om te helpen bij de versterking van de dijken om mensen in het rampgebied te redden uit bomen, van daken en zolders, om nood te lenigen, om te helpen bij de evacuatie en het onderbrengen van de getroffenen en bij de verstrekking van voedsel en kleding. Alle met bewegingsvrijheid of kort verlof gegane militairen werd bevel gegeven naar hun garnizoenen en kazernes terug te keren. Het militaire apparaat werd onder het centrale bevel gesteld van de Nederlandse territoriale bevelhebber om door deze ter assistentie te worden aangeboden aan de civiele autoriteiten. De met militaire assistentie te nemen maatregelen werden op het hoogste niveau gecoördineerd in samenwerking met Rijkswaterstaat. De luchtmacht zette Beechcrafts en Harvards vliegtuigen in voor verkenning van het rampgebied, en hulp aan de getroffen gebieden. De Koninklijke Marine nam met meer dan honderd eenheden aan het reddingswerk deel. Visserschepen en particuliere vaartuigen van allerlei soort en grootte, uit alle delen van het land, stoomden op naar het zuidwesten, zodat na enkele dagen meer dan tweeduizend vaartuigen bij de reddingswerkzaamheden in de overstroomde gebieden in actie waren. Het Nationaal Rampenfonds besloot onmiddellijk tot inzameling van goederen, maar vooral van gelden. Na twee dagen was ruim f.7 miljoen gulden binnen gekomen en de giften bleven binnenstromen. Ook de kerken hielden collecten, waardoor enorme bedragen voor hulpverlening beschikbaar kwamen. Koningin Juliana, Prinses Wilhelmina en Prins Bernhard, die zijn bezoek aan Amerika onmiddellijk onderbrak, bezochten allerlei plaatsen in het rampgebied. Dit medeleven deed de getroffenen enorm goed, zij putten er troost en kracht uit. Hartverwarmend en ontroerend maar ook efficiënt was de hulp, die van alle kanten geboden werd.

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 07

Uit alle delen van het land voeren schepen van allerlei soort naar het Zuidwesten om te helpen bij het redden en evacueren van de duizenden landgenoten, die nog op de bedreigde plaatsen zaten. Een overzicht van de stroom van schepen op de Oosterschelde op weg naar Zierikzee.

In de nood leert men zijn vrienden kennen. Het buitenland liet zich niet onbetuigd en bood terstond krachtige hulp aan. Uit Amerika, Canada, Engeland, België, Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen kwamen direct aanbiedingen van de meest uiteenlopende soort binnen. Ondanks dat in Engeland ook gebieden overstroomd en vele doden te betreuren waren, stuurde Engeland o.m. tien helikopters. Ook België kwam met hefschroefvliegtuigen en een Rode Kruiscolonne te hulp, hoewel ook in het Belgische kustgebied de noodtoestand moest worden afgekondigd. De Amerikaanse, Canadese en Britse hulp kon onmiddellijk worden verleend door hun legers, die in Duitsland waren gelegerd. Uit de Amerikaanse bezettingszone van Duitsland waren al snel droppingsvliegtuigen met rubberboten onderweg. Vijf Amerikaanse amfibievliegtuigen, zeven helikopters, twaalf tot vijftien verkenningsvliegtuigen en een "vliegende spoorwegwagen" opereerden al na korte tijd onder Nederlands Commando in de rampgebieden. Ook de Franse luchtmacht kwam in actie. Twee bataljons Franse genie werden terstond op weg gestuurd naar ons land. Het kleine Denemarken offerde f. 2,2 miljoen en stuurde een vliegboot met dekens en kleding. De vliegboot met bemanning stelde zich ten dienste van de Nederlandse autoriteiten. Een ander Deens vliegtuig kwam met 53 rubberboten, volledig uitgerust; per trein kwamen 25.000 dekens. Zweden stuurde onmiddellijk 50 ton goederen en 24 rubberboten. In Zweden werd eveneens een nationale collecte gehouden. Noorwegen bood bouwklare woningen aan en rubberboten, kleren, dekens en rubberlaarzen. Hetzelfde deden België en Luxemburg. Uit de gehele wereld kwamen aanbiedingenvoor hulp binnen

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 08

 

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 09

Een helikopter speurt naar eventueel nog aanwezige overlevenden.

Vooral do amfibievoertuigen, dukw ‘s, en de helikopters hebben enorm goed werk verricht bij de redding van mensen uit bomen en van daken en zolders. De helikopters waren immers in staat in de lucht te blijven hangen boven de plaatsen, waar de te redden personen zich bevonden. Vele gemeenten in "droog" Nederland adopteerden gemeenten in de rampgebieden en hun inwoners werden tot een enorme steun aan de mensen, die niets meer hadden dan de kleren, die zij aan hadden. Hartverwarmend was de hulp uit buiten- en binnenland, van jong en oud, van hoog tot laag.

Zondag, 8 februari 1953, was een dag van rouw, een algemene gedenkdag, waarop in gezamenlijke kerkdiensten de doden werden herdacht, gebeden is om vertroosting voor de vele duizenden, die van huis en haard werden verdreven en geofferd is om het leed der getroffenen te verzachten. En terwijl het bijzonder karakter van deze zondag zijn stempel drukte op het openbare leven, zwoegden duizenden Nederlanders en buitenlanders, die naamloze vrijwilligers, zoals Prins Bernhard zei, broederlijk naast elkaar aan de dijken in het zuidwesten van ons land, onder het motto van de eveneens hulp biedende padvinders: "Mouwen omhoog, ons land moet droog".

Er wordt urenlang gewerkt. IJzige sneeuwbuien striemden de verkleumde gezichten. Het werk ging door en het werd bekroond. Toen op deze herdenkingsavond de schemering over de onder water staande polders daalde, bleek de geweldige krachtsinspanning van de afgelopen week niet zonder resultaat. Duizenden evacués hadden onderdak, kleding en voedsel gekregen en met liefde trachtte men allerwegen deze landgenoten tegemoet te komen. Menig gat in de dijken was provisorisch gedichtwaardoor bij vloed geen water meer in de betrokken polders stroomde.

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 10

Een gewonde wordt door een helikopter overgenomen uit een dukw om naar het ziekenhuis te worden overgebracht.

HeemkundeSprang Capelle dec 1992 11

S0MMELSD1JK. Avondzon over net verdronken land. De storm is gaan liggen. Midden in deze troosteloze verlatenheid staat de watertoren van Dirksland.

Het was zoals H.M. Koningin Juliana op die herdenkingszondag zei:"Wij voelen er allen de weldadigheid van weer samen te werken voor één grote zaak en in ons enthousiasme werken we door, zonder er op te letten of wij moe worden of schenken weg zonder te letten op wat wij ons ontzeggen. Overal waar leed is, is zegen nabij."

WAAR LEED IS, IS ZEGEN NABIJ

Hare Majesteit koningin Julianaheeft gistermiddag voor de Nederlandse radiozenders de volgende rede uitgesproken:

LANDGENOTEN.
Diedoor de ramp getroffen zijt en gij redders en helpers in de ruimste zin, wij staan allen vol ontzag tegenover het grote leed, dat ons gehele volk trof toen een deel daarvan een week geleden werd overvallen door storm en vloed: tegenover de moed, door zovelen betoond in de nood, en tegenover de verschrikkingen doorstaan door hen, die van ons heengingen, en door hen, die bij ons bleven met het zware lot, dat zij thans dragen.

Nederland is niet alleen het kind van de rekening geworden op het punt van de doorbraak van zijn dijken, maar het heeft ook als een kind het hoogste gebod gevolgd van de naastenliefde ons door Christus gegeven. Die alle leed doorleden heeft en kent. Zelfs onze superieur ontwikkelde techniek was machteloos de ramp op het kritieke moment af te wenden. Zij moest het opgeven tegenover wat ons lot moest zijn en dus toch nooit met mensenmacht te keren is.

Maar op het kritieke moment, waar materiele hulp niet kon wórden aangewend, werd de geestkracht van de mens opgeroepen. De doorbraak van de dijken riep, daartegen ineen springvloed op van medeleven met elkander. De eendracht uit de oorlogstijd was plotseling weer paraat. Dit hief ons volk ineens op boven alle afscheidingen en ieder compromis der samenleving uit. Wij voelen er allen de weldadigheid van, weer samen te werken in het streven voor één grote zaak, en in ons enthousiasme werken we door, zonder er op te letten of wij moe worden of schenken weg zonder te letten op wat wij ons ontzeggen. Als straks de zwaarste stoot is opgevangen, en ook het normale leven weer een groot deel van onze aandacht zal vergen, dan wens ik ons allen toe, dat we met taaie volharding toch het herstel en de wederopbouw in dezelfde geest mogen volbrengen, met onze saamhorigheid in het oog en voorieder zichtbaar. Hoe dieper de nood, die zijn offers nam des te dieper is tevens in de harten het beginpunt gelegd voor een verbroedering der mensheid, wat tot ver over de grenzen van het vaderland zijn weerklank vond.

Dit was zo bij hen, die zelf getroffen en zelfs zeer zwaargetroffen werden door deze zelfde ramp, dit was zo nabij en ver. Uit de gehele wereld ondervonden wij dit in grote dankbaarheid. Zo kort na de ergste aller oorlogen treft ons deze ramp, die ons echter niet door menselijke verdorvenheid werd aangedaan. Het raadsel van het waarom is alleen bekend aan Hem,die weet wanneer Hij elk van Zijn kinderen tot Zich roept, en die weet welke beproeving, welke krachtmeting, wij kunnen verdragen. Elk afzonderlijk en allen te samen.

God doet thans een beroep op onze geestelijke veerkracht en op ons vertrouwen in Hem. Dit lijden voert maar naar één uitkomst, zowel voor de doden als voor de levenden, en dat Is naar de barmhartigheid van God en waar deze werkt in de mens. Overal waar leed is,is zegen nabij.

De stormvloed van 1 februari 1953 heeft, wat hoogte en uitwerking betreft, alle stormvloeden van de laatste 100 à 200 jaar verre overtroffen.

Het is de bedoeling in deze studie vooral de meteorologische aspecten van deze noodlottige stormvloed uiteen te zetten. Allereerst is hiervoor noodzakelijk nader te bezien wat onder een stormvloed verstaan wordt en hoe deze ontstaat.

1.Wezen en ontstaan van stormvloeden

Stormvloeden zijn bijzonder hoge vloeden, die een gevolg zijn van zware stormen. Hoewel de golfslag en de hoge zeeën, die tijdens zware stormen op de kust en de dijken beuken, hierbij een belangrijke rol spelen, zijn deze toch niet de voornaamste factor. Deze bestaat in de opstuwing van het zeewater door de wind tegen de kust, waardoor het algemene waterpeil belangrijk stijgt boven de normale hoogte. De nauwkeurige definitie vanStormvloed is: een vloed, die door de wind wordt opgestuwd tot boven wat genoemd wordt het grenspeil.

*Overgenomen uit "Gebroken Dijken", uitgave van het Wetenschappelijk Genootschap voor Goeree en Overflakkee.

(Het grenspeil is bij definitie gesteld op de waterstand met oen frequentie van 0,5 per jaar). Zoals bekend is, vertoont het normale zee- waterpeil het verschijnsel van eb en vloed. De normale wisseling van eb en vloed is een gevolg van de aantrekkingskracht van de maan, die een dubbele vloedgolf om de aarde veroorzaakt. De ene volgt de maan op de voet, de andere bevindt zich juist aan de tegenovergestelde kant van de aardbol. Op dezelfde wijze veroorzaakt ook de zon een vloedgolf. Aangezien de zon echter veel verder van de aarde verwijderd staat, is zijn invloed veel kleiner dan die van de maan. Het maangetij overheerst dus, maar de zonsinvloeden komen wel periodiek tot uiting in veranderingen in de hoogte van de vloed. Wanneer namelijk zon en maan ongeveer op één lijn staan, d.i. bij nieuwe en volle maan, werken ze samen en veroorzaken dan een vloed, die hoger is dan gemiddeld en die de naam "springvloed" heeft gekregen (het laagwater is dan lager dan gemiddeld). Het springtij valt echter door verschillende oorzaken, niet precies met volle resp. nieuwe maan samen maar treedt op met een vertraging van ongeveer 36 tot 48 uur. Bij eerste en laatste kwartier werken zon en maan elkaar tegen, met het gevolg, dat het hoogwater dan niet erg hoog en het laagwater niet erg laag is. Men spreekt dan van "doodtij". Het zou mogelijk zijn het verloop van eb en vloed uit de bewegingen van aarde, maan en zon te berekenen, wanneer de aarde geheel met ongeveer even diepe zeeën bedekt was. De grillige vormen der continenten en de ongelijkheid van de zeebodem maken een astronomische berekening van de getijden echter onmogelijk. Bovendien treden ten gevolge van de draaiing van deaarde nog extra complicaties op. De getijden verkrijgen door dit alles een tamelijk ingewikkeld verloop. Ook langs onze betrekkelijk korte kustlijn treden nog grote verschillen op. Zo is het normale verschil tussen hoogwater en laagwater te Vlissingen 370 cm, in Rotterdam 175 cm en in Den Helder slechts 135 cm. In Den Helder komt de vloed bovendien 5 tot 6 uur later dan in Vlissingen.

Om nu toch de getijden vooruit te kunnen bepalen, neemt men de getij schommelingen uit het verleden voor een bepaalde plaats en tracht deze te ontleden in een aantal sinusvormige golven. Sommige van deze golven worden door de bewegingen van de maan, andere door die van de zon bepaald, terwijl bovendien de bijzondere eigenschappen van een bepaalde zee een belangrijke factor vormen.

Wanneer de getijbeweging eenmaal in een aantal sinusvormige golvingen is ontleed, gaat men deze ieder afzonderlijk in de toekomst voortzetten en door optelling verkrijgt men dan de waterstand voor elk gewenst toekomstig ogenblik. Dit is in principe ook de wijze waarop de waterstanden, die in de getijtafels van de Rijkswaterstaat voorkomen, berekend worden. Zij gelden slechts voor rustig weer en een normale barometerstand. Is er wind van betekenis, dan oefent deze een kracht op het wateroppervlak uit en wanneer deze voldoende lange tijd werkt, gaat de gehele watermassa scheef staan. De zwaartekracht tracht de oorspronkelijke toestand te herstellen en er kan dan voor kortere of langere tijd een evenwicht ontstaan tussen beide krachten, waarbij de watermassa een constante helling vertoont. Voor onze kust is de geografische vorm van de Noordzee van doorslaggevend belang. Deze heeft de vorm van een trechter met een wijde opening tussen Noorwegen en Schotland en een nauwe, die gevormd wordt door het Nauw vanCalais. Door deze geografische gesteldheid en de ligging van ons land, zijn de Noordnoordwestelijke winden voor onze kust het gevaarlijkst. Deze winden waaien in de lengterichting van de Noordzee naar onze kust toe, zodat zij de grootste opstuwing van het Noordzeewater veroorzaken.