Boeren hoeven van deze eeuw
Liggen, verdoken onder de sneeuw,
Stil te wachten op de tijd,
Die hen van kou en sneeuw bevrijdt,
't Warm toegedekte wintergraan,
Kan nu de bitt're kou weerstaan.
Want d’oostenwind die ijzig snijdt,
Verdwijnt weer met de Lentetijd.
Kraaien vliegen troostloos rond.
In de verte blaft een hond.
Warm is de stal waar koeien staan.
Op het erf daar kraait een haan.
December met je witte pracht.
En je lange winternacht.
't Is al schoonheid wat men ziet.
God vergeet ons mensen niet.