Door J. Nieuwenhuijzen
De heer J. Nieuwenhuijzen, voormalig inwoner van Sprang-Capelle, thans wonende te Zwijndrecht, heeft n.a.v. onze oproep, zijn herinneringen aan de bevrijding van Sprang-Capelle in oktober 1944, op papier gezet en aan ons toe gezonden. Hij was toentertijd elf Jaar oud en woonde in het huis Trampad 2. Zijn vader woont daar nu nog.
Evenals vele anderen beleefde hij in de dagen rond de bevrijding angstige momenten. Wij laten U gaarne meeleven met zijn ervaringen in die dagen.
De maanden september en oktober 1944 herinner ik me als overwegend grijs en somber en op dagen dat het niet mistig of miezerig was, hing er een laag wolkendek, allemaal omstandigheden die het terugtrekkende Duitse leger, of wat daar nog van over was, in de kaart speelden. Want dan waren de honderden bespannen wagens en het voetvolk met hier en daar een handkar en een bakfiets ertussen voor de geallieerde Spitfires onzichtbaar en konden ze tamelijk veilig de overkant van de Maas bereiken. Wat een ongeordende troep was het, die de Vrijhoevenaren langs zagen trekken en wat een verschil met het leger dat in de meidagen van 1940 over de Winterdijk trok!Het was voor iedereen duidelijk: dit betekende het naderende einde van de Duitse bezetting; onze bevrijders kwamen er aan! Soms, als het ’s avonds stil werd en de wind zuidelijk was, kon je ver weg het gerommel van hun kanonvuur al horen en we begrepen, dat het menens werd. Mijn vader ook. Hij had achter ons huis een diepe L-vormige kuil gegraven en die gedeeltelijk afgedekt met planken, kokosmatten en aarde: onze schuilkelder, voor straks, als het gevaarlijk zou worden. Op vrijdag 27 oktober werd het gerommel van de kanonnen heviger en duidelijker, 's Avonds zagen we vanuit ons zolderraam enorme branden achter Kaatsheuvel. De explosies kwamen steeds dichterbij en er werd besloten de nacht niet meer in huis, maar in de schuilkelder door te brengen. Toen we langs het houten trapje waren afgedaald en op de gereed staande stoelen en kistjes hadden plaatsgenomen, bleek al gauw, dat dit onderkomen niet geschikt was om er een hele nacht, laat staan een aantal dagen, in te verblijven. Wat nu? Hoewel onze ouders dit voor ons zoveel mogelijk probeerden te verbergen, merkten we dat het vooral uit angst was, dat mijn vader bij onze buren, de familie Kieboom (Raadhuisstraat 123), ging vragen of we bij hen in hun kelder mochten.
Wat waren we blij en opgelucht, toen we even later met wat spulletjes die we mogelijk nog nodig zouden hebben, door het gat in de heg, langs het paadje door hun boomgaard, de keldertrap afdaalden en ons bij onze buren konden voegen.
Zij bewoonden een vrij oud huis waar een ruime kelder onder de vloer van het huis doorliep en waar het dus veel veiliger was. In het midden van was een ledikant gezet waarin buurman en buurvrouw zouden proberen te slapen, terwijl voor hun kinderen slaapplaatsen op de daar opgeslagen aardappelen waren gemaakt. Ook voor mijn zus en mij werd zo'n slaapplaats ingericht. Onze ouders namen graag genoegen met de stoelen die langs de wand waren gezet. Om een nooduitgang te krijgen, werden de spijlen van het kelderraam weggehaald. Dit raam kwam uit in een halfcirkelvormige ruimte in de grond. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn als we daar één voor één door naar buiten zouden moeten kruipen.
De volgende dag was naar omstandigheden vrij rustig. De granaten van de naderende geallieerden bereikten de Vrijhoeve nog niet.
Toen werd het zondag 29 oktober.
In de loop van de morgen kwam een Duitse soldaat op de fiets door het Trampad. Bij Rempt stapte hij af, zette zijn rijwiel tegen de muur en ging lopend verder. Even later kwam een voor ons onbekende burger langs. Hij zag de fiets staan, pakte die en reed er op weg. Wij hadden over dit voorval zo onze bedenkingen. Wat zou er gebeuren als de Duitser terug zou komen en "zijn" fiets zou missen, vroegen we ons bezorgd af. Wij varen de enigen die wisten dat die fiets daar had gestaan. Gelukkig liet hij zich niet meer zien.
Terwijl we nog over het voorval stonden na te praten, klonk er plotseling een hevig geronk van een zware vrachtauto, tenminste, dat dachten we. Het bleek een soort trekker waar een zwaar kanon achter hing.
Het werd af gekoppeld en de soldaten die er bij hoorden, blauwe overalls aan, rode zakdoeken om de nek en zwarte gezichten van roet en rook, maakten aanstalten om het in het Trampad, naast de boomgaard van Kieboom, in stelling te brengen. Iedereen in de buurt begreep onmiddellijk het gevaar: wanneer dit geschut zou gaan vuren, zou dat onherroepelijk door de Engelsen beantwoord worden, met alle gevolgen voor de huizen er omheen.
Mevrouw Verhoeven, die toen met haar man bij de familie Rijken verbleef, en vanuit hun huis tegenover het Trampad alles had gadegeslagen, kwam naar buiten en stapte, kordaat als ze was, op de Duitsers af.Heftig gebarend begon ze een gesprek en liep daarna weer terug.Even later zette het gevaarte zich met veel lawaai in beweging en verdween uit ons beeld.Waarschijnlijk beseften de Duitsers dat de Engelsen ze te dicht op de hielen zaten en dat het wellicht verstandiger was om tijdig de Maas over te steken naar het Land van Heusden en Altena. Van daaruit kon dan het vuur geopend worden om zo de geallieerde opmars te vertragen of tot stilstand te brengen.Intussen was mijn moeder met de zondagmiddagmaaltijd bezig. Een paar dagen eerder kon in Sprang gratis vlees worden gehaald bij een boer van wie enkele koeien in een weiland door granaatscherven waren getroffen. Er was dus volop vlees in huis en er was een flinke pan met stevige soep in de maak. We zouden net aan tafel gaan, of daar begon het. Een beschieting door geallieerd geschut. Overal ontploffende granaten. Zo snel we konden, begaven we ons via het gat in de heg richting kelder Kieboom.
Het bijzondere van deze beschieting was, dat de granaten niet op, maar enkele meters boven de grond ontploften en dan een regen van granaatscherven verspreidden. De bedoeling was duidelijk: zoveel mogelijk Duitsers onschadelijk maken. Zwaar materiaal, voor zover dat er nog was, werd er nauwelijks door beschadigd. We hoorden de granaatscherven op het dak ketsen entoen de beschieting eindelijk voorbij was en we weer naar buiten durfden, hadden we in een ommezien handenvol scherven verzameld.
De nacht brachten we weer in de kelder door en de volgende dag was er van de Duitsers niet veel meer te bekennen. Een enkele soldaat strompelde nog met wat bagage door de straat, waarschijnlijk wachtend op een gunstig moment om zich over te geven. Zijn kameraden moesten toen al lang aan de overzijde van de Maas zijn geweest en misschien al bezig om hun kanonnen op te stellen om van daaruit het oprukkende geallieerde leger onder vuur te nemen. Ik vond het die morgen dan ook nogal een waagstuk om met mijn vader en enkele buurtgenoten naar Kaatsheuvel te lopen om naar een geallieerde colonne te gaan kijken, die daar tegen het middaguur werd verwacht.
Even daarvoor hadden we de eerste Engelse soldaten gezien: twee ordonnansen kwamen op hun motorfiets het Trampad door. Ze reden tot aan de Raadhuisstraat, stopten daar, keken naar links en naar rechts en maakten daarna rechtsomkeert, richting Kaatsheuvel. Korte tijd later waren wij daar ook en stonden we met vele anderen naar het langs trekken van onze bevrijders te kijken. Een indrukwekkende stoet met allerlei militaire voertuigen trok aan ons voorbij en we vergaapten ons aan de uniformen, de baretten en de antennes waarvan vrijwel alles wat reed was voorzien. Wat een verschil met de Duitse soldaten die we nog maar enkele dagen daarvoor door de Vrijhoeve hadden zien komen.
Waarschijnlijk hadden de Duitsers aan de overkant van de Maas nog geen kans gezien om hun kanonnen in stelling te brengen. Het bleef tenminste rustig en ik was blij dat we weer heelhuids thuiskwamen die maandag.
Geallieerde tanks trekken op de Bevrijdingsdag door de Nieuwstraat (thans Raadhuisstraat) te Vrijhoeve-Capelle. Verder gebeurde er die dag niet veel bijzonders meer, of het zou het bezoekje van Burgemeester Smit moeten zijn, die (voor ons althans) uit het niets opgedoken leek. Ineens zat hij daar bij de familie Kieboom aan tafel en mijn vader trakteerde hem op een "vooroorlogse" sigaar, waarvan hij er nog steeds een paar had weten te bewaren. Die nacht weer in de kelder geslapen en toen werd het dinsdag 31 oktober.
's Morgens zou een lange rij met rijdend militair materieel door de straat komen. Iedereen maakte zich klaar om onze bevrijders te verwelkomen. Bij Jos Verhoeven hadden ze van karton de Nederlandse leeuw gemaakt en die met felgele crêpepapieren propjes beplakt. Toen de eerste voertuigen uit de richting van Sprang arriveerden, stonden vrijwel alle bewoners voor hun huizen, zoals dat vroeger gebeurde bij de optocht op Koninginnedag. Vlaggen waren tevoorschijn gehaald en inderdaad, net zoals de bedoeling was, werd de kanariegele leeuw voor op een vrachtauto gezet. Een prachtig schouwspel was het, een stoet waar geen eind aan leek te komen: grote en kleine vrachtwagens, jeeps, carriers en trekkers met veldgeschut. Er werd gezwaaid en good-bye geroepen. Soldaten deelden sigaretten en chocola uit en toen wisten we opeens weer hoe dat smaakte.Iedereen was blij en opgetogen. Het leek een feest, maar dat was maar schijn. Al heel snel bleek, dat we dan wel bevrijd waren, maar dat de oorlog voor ons nog lang niet voorbij was. Nauwelijks was het laatste voertuig gepasseerd en hadden de mensen hun huizen weer opgezocht, of er klonk vanuit het noorden een dof gerommel, onmiddellijk gevolgd door de harde knallen van ontploffende granaten heel dichtbij. We waren bij de buren, dus snel de kelder in. Kieboom zelf was er niet. Hij had in de buurt nog een praatje staan maken en was, bleek later, daar mee naar binnen gevlucht. Toen het weer rustig werd kwam hij thuis. De opluchting was groot! Eén van de granaten was midden op de straat terecht gekomen, waar nog maar even geleden iedereen in hoerastemming de Engelsen had staan toejuichen. Het gat dat in het asfalt was geslagen, werd snel dichtgegooid on later met klinkers bestraat, zodat de plaats van de inslag nog maanden zichtbaar bleef.
Bij die ene granaat is het helaas niet gebleven. Eén kwam op het erf van boer Snijders terecht, waarbij één van zijn zoons omkwam. Ook op het weiland van boer Werther, nauwelijks 10 meter van onze schuilkuil verwijderd, was een projectiel ingeslagen. Toen waardeerden we de gastvrijheid van onze buren nog te meer!
Die nacht zou evenwel onze laatste in hun kelder, op de aardappelen zijn, waaronder, zoals we later hoorden, blauwe overalls, de uniformen met toebehoren van de Binnenlandse Strijdkrachten verborgen lagen. Lang zouden die daar trouwens niet meer liggen, want voor de mannen van do B.S. was er werk aan de winkel!
In Raamsdonksveer was de toestand zo ernstig geworden, dat de bevolking uit een doel van die gemeente moest worden geëvacueerd. Ook de familie van Kieboom moest vertrekken en zij trokken bij onze buren in. Omdat het, gezien de gebeurtenissen van de afgelopen dinsdag en de gebrekkige schuilmogelijkheden nog te gevaarlijk leek om thuis te blijven, besloten onze ouders om de volgende morgen met ons naarfamilie in Dongen te gaan. Daar zouden de Duitse granaten niet komen!Het liep al tegen Kerst toen we ons huis weer betrokken. Niet omdat er geen gevaar meer was, maar omdat niet was te voorzien hoe lang het nog zou duren voordat alles weer normaal zou zijn. De oorlog bleef dichtbij en de hele winter leefden we nog in spanning en angst. We waren bevrijd, maar we voelden ons nog niet vrij. Dat kwam pas veel later, toen het weer lente was. 5 Mei 1945