Dit is de dag de roem der dagen,
Dien Isrel’s God geheiligd heeft.
Laat ons verheugd van zorg ontslagen.
Hem roemen, die ons blijdschap geeft.
Ps 118:12

 

Onze vrijheidsdag is een vreugdedag. Een dag van innige dankbaarheid tevens. Maar ons blijdschap is niet onvermengd. Naast vreugde is er ook rouw in ons hart, rouw om hen die vielen. Want onze vrijheid en onze vreugde zijn duur gekocht. Zij zijn betaald met het bloed van onze edelste zonen.
En terwijl de blijde tonen van ons aloude volkslied weer klinken, welt in onze ziel de weemoed op, als wij zien op de leege plaatsen in onze rijen. In deze ure gedenken wij allen, die in en door den strijd voor onze vrijheid het leven hebben gelaten.
In de eerste plaats gaan onze gedachten uit naar hen, die reeds vielen in de Meidagen van '40, toen een wreede roofvogel neerstreek op onze vredige landouwen. Voor het eerst voelden wij toen den moordenden greep van zijn meedoogenlooze klauwen. Wij wisten toen nog niet, wat het ging beteekenen om vijf jaren lang aan zijn razend roofinstinct en zijn ongebreidelde moordlust te zijn blootgesteld. Maar wij vergeten onze dappere jongens niet, die met heldenmoed vochten aan de Grebbe, in de Peel, aan den Wassenaarschen Slag, op den Afsluitdijk.
Wij zijn nog trotsch op onze mariniers, "de zwarte duivels", die in Rotterdam te water en te land den vijand onversaagd te lijf gingen.
Wij herinneren ons de wakkere kerels op de Zeeuwsche eilanden, die den ongelijken strijd tegen den overmachtigen vijand met taaie verbetenheid nog trachtten vol te houden.
Maar wat vermochten zij allen tegen het duivelsch verraad, dat ons in die eerste oorlogsdagen reeds van alle kanten in de ontstelde oogen loerde.
Op dezen eersten vrijheidsdag buigen wij eerbiedig het hoofd voor al deze mannen en vrouwen, die als eersten ten offer vielen aan het onrechtmatig geweld, dat ons werd aangedaan. Ook hun dood is niet tevergeefs geweest.
Zij vormden echter slechts het voorspel van het bloedig drama, dat zich in ons land ging afspelen. Spoedig, heel spoedig sloten zich de rijen aaneen der opgejaagden en gefolterden, die den niets ontzienden vijand in handen vielen.
Hoe ontstelden wij van de eerste doodvonnissen, die ons troffen als bliksemschichten. Deze eerste schoten werden spoedig gevolgd door andere, tientallen, honderdtallen, duizendtallen. De dood greep met al wilder gebaar om zich heen, de terreur nam toe, al naarmate de krijgskans voor den vijand keerde. Uit alle kringen van ons volk werden onze mannen gesleept voor het vuurpeloton van den vijand. Soms waren het enkelingen, dan weer heele groepen, die hun liefde voor vrijheid en recht met den dood bezegelden.
In Mei ‘42 werden er bijna honderd man tegelijk gevonnist, waarvan vele officieren. De vonnissen waren hard en wreed, vaak in geen enkele verhouding tot het vergrijp dat al of niet tegen de verordeningen van de bezettingsmacht was begaan.
Tal van trouwe medewerkers aan ons blad hebben hun leven gelaten. Wij denken vandaag aan hen met dankbaarheid en trots.
Velen, zeer velen gingen denzelfden weg zonder dat hun namen gepubliceerd werden. Zij zijn alleen aan de ingewijden bekend.
Vooral in de laatste maanden nam de terreur toe. Honderden gevangenen werden als honden neergeschoten, zonder dat hun zaak berecht was, of een doodvonnis was uitgesproken. Dit begon reeds in de stakingsdagen van Mei '43, toen honderden ten offer vielen aan deze onverhoedsche moordpartijen, welke de vijand met den naam van “represailles” betitelde. Wij herdenken ook de gijzelaars, die om andere vergrijpen vielen voor de nationale zaak. Mede gaan onze gedachten uit naar de talloos vele mannen en vrouwen, die in den vreemde, in de martelkampen en gevangenissen van den vijand bezweken zijn. Hun aantal is bij lange na niet te schatten. Rouw is er bij ons ook om onze Joodschelandgenooten, die met satanisch raffinement werden geplunderd en uitgemoord, waarbij zelfs de kinderen niet gespaard bleven. Wij zullen den gruwel van deze twintigste eeuwsche pogrom nooit kunnen vergeten.
Zoo zijn er op den dag van vandaag duizenden, tienduizenden leege plaatsen. Daar zijn er die ten gevolge van de oorlogsverrichtingen in den laatsten tijd of vroeger het leven lieten en die van honger en koude omkwamen.
Aan deze langen doodenstoet is de vijand schuld. Hij is verantwoordelijk voor al het leed ons volk aangedaan.
Nog zijn de wonden die ons geslagen werden, niet geheeld.
Wij gevoelen innige deelneming met de nabestaanden van hen, die vielen, wetend dat het gemis vandaag het pijnlijkst gevoeld zal worden.
Wij denken echter niet alleen aan onze eigen verliezen. Met diepen eerbied en innige dankbaarheid herdenken wij de mannen uit de legers onzer bondgenooten, die voor onze gemeenschappelijke zaak van vrijheid en recht op onzen vaderlandschen bodem het leven lieten.
Tesamen met onze jongens van het verzetsleger vormen zij een elitecorps van vrijheidshelden, die gevallen zijn in den rechtvaardigen strijd, die thans met zege is bekroond.
Wij, die de vrijheid vandaag als een geschenk Gods aanvaarden, brengen een stille hulde aan hun nagedachtenis. Wij hebben te veel geleden om onverdeeld "blij" te zijn.
En toch zijn wij verheugd.
Omdat God ons heeft verlost uit de hand onzer vijanden, omdat Hij ons van zorg heeft ontslagen en omdat
HIJ ONS "BLIJDSCHAP" GEEFT.