IN EEN KONINKLIJK BED!’

Chr. G. van Dongen Veenendaal

Het was in de mobilisatie. Ik was begin 1940, de laatste maanden voor het uitbreken van de 2a* wereldoorlog, gedetacheerd bij 39R1 in Zeeuws Vlaanderen. Ik lag eerst als groepscommandant in Breskens. Later werd ik benoemd als sectiecommandant met de standplaats Retranchement. Ik had dus 3 groepen. De 1' groep lag ingekwartierd in een boerderij tussen Retranchement en Cadzand. De 2' groep lag even buiten Retranchement en de 3'" groep lag tussen Retranchement en Sluis. Zelf kwam ik uit Brabant, uit de "Langstraat". Toen ik een keer met verlof thuis was vertelde een buurvrouw, dat ze in Sluis een nicht had wonen. Die was huishoudster bij de heer J. d'Hont, die wethouder was in Sluis. De buurvrouw vroeg mij of ik haar nicht de groeten wou brengen. Ik dacht: "Dat is dan een mooi adres om ’s avonds een kopje koffie te gaan drinken." Ik heb dat gedaan en het was een vriendelijke vrouw. Ze nodigde mij uit cm, als ik vrij was, weer gerust bij haar langs te komen .
De dag voor de oorlog uitbrak werd ik terug geplaatst naar Breskens. Ik was in Retranchement ingevallen voor een Vaandrig, die studieverlof had gekregen en nu ook weer teruggeroepen was.
De 1stedag van de oorlog namen de Fransen onze stellingen over en moest ik met mijn onderdeel de Schelde over naar Middelburg. Later moesten we weer terug trekken over de Schelde tot we na een week weer in Sluis kwamen. Daar was het een en al wanorde. Sluis zat vol militairen, die vanuit de Peel in Sluis waren terecht gekomen.
Ik heb de eerste nacht in de marechausseekazerne op de vloer geslapen; dat was van vrijdag op zaterdag. Deze zaterdag had ik eigenlijk niets te doen. Men wilde proberen do Nederlandse
soldaten te hergroeperen. Ik dacht Laat me maar eens een bezoekje brengen bij Trees (zo heette die vrouw in Sluis). Daar was ik van harte welkom.
Ze vertelde me, dat de vorige avond de burgemeester was geweest om te vragen of er voor één nacht een hoge Belgische officier mocht slapen. De heer d’Hont had toegestemd en om 11 uur kwamen 4 officieren. Er hoefde maar één naar bed. Hij werd in de logeerkamergebracht. 1 Officier bleef buiten bij de voordeur en 1 bij de achterdeur en de derde bleef in de gang voor de deur van de logeerkamer.
De volgende morgen om 5 uur hoorde Trees dat er geroepen werd: "Sire, het is tijd!" Ze hoorde toen dat de officier in de logeerkamer opstond en ze dacht: "Dan sta ik ook maar op en zet een kopje thee voor die heren."
Ze had de officier gezegd, dat hij zich in de keuken, bij de pomp kon wassen. Toen ze daar kwam, had hij zijn tuniek over een stoel hangen. Ze keek hem eens aan en vroeg: "Bent u Leopold?" Hij glimlachte en zei: "Ja, dat ben ik!"
Het was dus koning Leopold van België, die even over de Nederlandse grens gevlucht was. Toen Trees van mij hoorde, dat ik de vorige nacht op de houten vloer had geslapen, bood ze me aan om in haar huis op de logeerkamer te slapen. Zo sliep ik die nacht in het bed, waar de nacht ervoor koning Leopold in had geslapen.
Zo sliep ik dan in een Koninklijk Bed!"