TWEE EEUWEN JOODS LEVEN IN CAPELLE EN SPRANG
drs. J. Rosendaal
Ze waren met weinigen. Nauwelijks 1% van de bevolking van Capelle en Sprang bestond eens uit joden. Zij vormden geleidelijk aan eenheden die overigens niet altijd optimaal functioneerden. Het waren nog enkelen die in de jaren dertig van deze eeuw in Sprang en Capelle woonden en bestonden uit de families Rakkert en Goudsmit die als het ware verankerd waren in de samenleving zonder dat hun joods zijn daar in op ging. De aandacht voor de kleine joodse groepen gedurende 200 jaar, wisselend van omvang in de Loop van de tijden, dient als een nadere uitwerking te worden gezien van het artikel "de joden in de Langstraat" dat verscheen in het boek "Joods leven in Brabant" en dat uitgegeven werd bij gelegenheid van de tentoonstelling in het Noord- Brabants museum over twee eeuwen joods leven in Brabant1).
Een kleine minderheid was het die toch nietonopgemerkt bleef in de genoemde dorpen, het beroep van kramer zorgde er voor dat zij met of zonder hondenkar, in de straat aanwezig waren en als kooplieden letterlijk en figuurlijk van vele markten thuis waren. In tegenstelling tot de overheid, inzonderheid de kerkelijke, bleek uit het onderzoek dat er in het dagelijks leven, in de omgang tussen de bewoners, geen aversie bestond tegen de joden. Ging ieder op godsdienstig en daaraan gekoppeld verenigingsleven zijn eigen weg, in zakelijk opzicht wisten jood en niet-jood elkaar te vinden en was er weinig sprake van afstandelijkheid.
Dit artikel tracht in kort bestek het reilen en zeilen van de joden in de Capelse en Sprangse samenleving te beschrijven. Mede dank zij de hulpvaardigheid van medewerk(st)ers van het Streekarchief Oosterhout en het gemeentearchief van Waalwijk werd dat mogelijk.

 

GELYKHEID, BROEDERSCHAP.VRYHEID,
P U B L IC A TIE.

De REPRESENTANTEN van het VOLK van BATAAfSCH-BRABAND, allen den geenen, die deze zullen zien of horen lezen, Heil en Broederschap!
Alzo de NATIONALE Vergadering, by eene circulaire Misfive aan Ons kennis gegeven heeft van Derzelver Decreet van den 2den September des afgeloopenen Jaars, met adhortatie, om het effect der grondbeginzelen. waarop hetzelve rust, aan iederen Jood, die dit begeeren zal, te doen genietenvoor zo verre dit voor de invoering der Contitutie zal kunnen geschieden, en om voorts vervallen te verklaaren. die fanctien, welke aan de zogenaamde Kerkelyke Reglementen der Jooden mogten gegeeven zyn.
ZO IS ‘T, dat Wy hetzelfen Decreet, als berustende op de Afscheidingder Kerke van den Staat, effect willende doen forteeren, goedgevonden hebben, dat, in conformiteit van het zelven, geen jood zal worden uitgesloten van eenige Rechten of Voordeelen, die aan het Bataafsche Burgerrecht verknocht zyn, en die hy begeeren mogt te genieten, mits hy bezitte alle die vereifchtens, en voldoe aan alle die Voorwaarden, welken by algemeene Conftitutio, van iederen activen Burger van Nederland, gevorderd zullen worden,
Verklaarende Wy voorts voor vervallen zodanige fanctien, welke door de voormaalige Staaten Generaal, Raad van Staaten. of eenige Plaatselykce Regeeringen, aande zogenaamde Kerkelyke Reglementen der Jooden, binnen deze Provincie, mogten gegeeven zyn.

En, ten einde niemand hiervan onwetend zy zal deze worden afgekondigd,en aangeplakt, in alle plaatfen, daar zulks gebruikelyk is.

Aldus geärresteerd ter vergadering van welgen.Representanten, in den Bosch den 22 juni 1797, het derde Jaar der Bataafsche Vryheid.
( Was geparapheerd) C. A. SEGERS.
(Onderstondt) Ter Ordinantie van dezelfde De Bruyn, Griffier.
En was het Zegel van Bataaffch-Braband op het fpatium?? gedrukt.

Inden Bosch,by BOFFERS en P. ARKESTEYN, Boekdrukkers in de Orthestraat.

De publicatie uit 1797 waarin de gelijkberechtiging van de joden werd afgekondigd.

Zij kwamen en gingen.
Hij was niet de eerste jood in de regio die in 1750 vermeld staat in een verslag van het armbestuur van Sprang. Joseph Levie had toen twee oude rokken en een broek ten behoeve van de armen geleverd
Levie zal ongetwijfeld contacten hebber, gelegd met Isack Godschalck die op het Oosteinde woonde, met Moses Cohen uit de Nieuwstraat en de in Waalwijk woonachtige Elias Wessels. Met Joseph Levie, die zijn ouders, zijn vader heette Moses, rond 1790 in Besoyen had begraven, ontstond geleidelijk aan naast die te Capelle, een vestiging van joden in onze streek. Tot die groep behoorde ook Marcus Levie die in 1790 een "huys en geseeth" in de Nieuwstraat bewoonde en Isaac Meijer uit Montouban (Coblenz). Het waren er meer. Onder hen Philip Hijman, Andreas Kootenboom uit Voltouw (Dia.), Sala Salomon Prick uit Bergtesland, Hartog Josef uit Crewin (Pr.) en Marcus Alexander eveneens uit Duitsland afkomstig 3) Deze joden oorspronkelijk uit Oost-Europa afkomstig werden Asjkenazen genoemd. Het is bekend dat de joden vanaf de zeventiende eeuw stelselmatig werden bejegend. Vlucht en verdrijving waren daarvan de uitersten. Anders dan de Asjkenazen vestigden de uit Zuid-Europa afkomstige joden zich in Mokum (De Stad). Amsterdam was in de 17’’ eeuw een van de grootste joodse centra.
Na 1800 kwamen de joden die zich hier vestigden vooral uit Eindhoven, Tilburg, Oosterhout en Oisterwijk. Hoewel uit een in 1808 gehouden volkstelling wordt opgemaakt dat er in Sprang zes en in Capelle eveneens zes joden zouden wonen wijzen andere informaties op hogere aantallen 4). In ieder qeval is dat zo in de jaren 1851 en 18595). Dan blijkt dat in Capelle 9 en in Sprang 20 joden woonden. In 1870 bedroegen deze aantallen 19 en 24. De regio, omvattende de plaatsen Besoyen, Capelle, Sprang en Waalwijk, telde in dat jaar 98 joden op een totale bevolking van circa 8400 inwoners. Het is opvallend dat buiten deze plaatsen in de Langstraat geen of slechts een enkel gezin {Waspik en Vlijmen) woonde. Het aantal joden dat tot de jaren tachtig (1880) vrij constant bleef verminderde geleidelijk aan doordat niet alleen de jongeren maar soms ook hele gezinnen verhuisden. Andries Nootenboom uit de Nieuwstraat vertrok met zijn gezin naar Amsterdam en Salomon Hakkert verhuisde na een aantal jaren in Waalwijk te hebben gewoond eveneens naar de hoofdstad. Andere leden van de familie Hakkert vestigden zich in Waalwijk. De vrouwen die huwden volgden vaak de woonplaats van hun mannen en die was meestal elders.
Rond negentienhonderd woonde er in Capelle en Sprang nog slechts een tiental joden en bij de volkstelling in 1930 woonden er in Sprang- Capelle nog zes joden waaronder een vrouw. In Capelle woonde toen o.a. nog Mourits Hakkert en in Sprang, Simon Goedman evenals de gebroeders Philip en Benjamin Hakkert. Mourits was de laatste van hen. Hij overleed in 1939. Bij het uitbreken van de oorlog woonden er ook geen joden in Sprang-Capelle. Wel vonden er 37 joden die op de vlucht waren voor de vijand lange tijd een onderduikadres bij Sprang- Capellenaren en wisten daardoor aan de gaskamers en martelkampen te ontkomen 8).
Waar vonden de joden hun laatste rustplaats? De vroegste joodse gemeenschappen in de Langstraat hebben hun dierbaren in Loon op Zand (Kaatsheuvel), Besoyen en Oisterwijk begraven. In latere jaren vanaf omstreeks 1820, werden de overledenen, nadat de begraafplaatsen te Besoyen en Kaatsheuvel gesloten waren, voornamelijk of uitsluitend op de nu nog bestaande joodse begraafplaats in Oisterwijk begraven.
dec 1997 01links: Philip Hakkert. Rond de jaren dertig in zijn werkkleding (foto-collectie W. Konings)
De begraafplaats van de Israëlitische gemeente Besoyen-Sprang-Waalwijk was gelegen in Besoyen, in de omgeving van het huidige streekziekenhuis. Er zijn op die plaats vanaf het begin van de achttiende eeuw tot achttienhonderd vijf circa 40 doden begraven. Onder hen een viertal uit Sprang t.w. Joseph Wessels, de vrouw van Isaak Godschalck (Cohensius Aaltje Benjamin) en Mozes Levie met zijn vrouw. De laatste rustplaats die anderen vonden op de joodse begraafplaats in Kaatsheuvel was gelegen aan de Tilburgseweg ter hoogte van de plaats waar het Efteling-hotel is gelegen10) Het merendeel van de Capelse en Sprangse joden werd op de joodse begraafplaats te Oisterwijk ter aarde besteld. Dat gold ook voor Levie de Roos uit Sprang, die bij testament aan de Israëlitische gemeente van Oisterwijk een bedrag van f. 200,— legateerde tot instandhouding van de joodse begraafplaats aldaar. Blijkens Besoyense kerkrekeningen werden voor het merendeel van de overledenen grafrechten betaald, hetgeen er op wijst dat zij niet onvermogend waren.
Separatie en integratie

De joodse gemeenschappen in Capelle en Sprang vormden een zeer kleine minderheid in die overwegend protestants-christelijke dorpen. De enkelen die zich van elders in de achttiende eeuw vestigden zullen als vreemden, zeker als het joden waren met hun typisch gedragspatroon ten minste merkwaardig zijn overgekomen. Bovendien waren het mensen die koopwaar aan de huizen aanboden. Al snel werden ze met zwervers gelijk gesteld en daar school weinig vertrouwen in. Ook de uitingsvormen die het religieus leven van de joden kenmerkten waren niet alleen afwijkend van de christelijke maar stonden daarmede zelfs op gespannen voet. Gezien de kleine omvang vormden de joden in Capelle en Sprang geen "gevaar" voor de christelijke en rooms-katholieke geloofsgemeenschappen. De omgang met joden, zeker betreffende de jeugd, zal evenals die met andere andersdenkenden sterk zijn afgewezen. De sociale controle was daarop scherp. Huwelijken tussen joden en niet-joden beperkten zich tot enkele gevallen en dan nog over een lange periode.
Joden huwden met joden, zoals protestanten met protestanten huwden. Op godsdienstig gebied hadden de joden van Capelle en Sprang hun eigen synagoge. Ook de schoolgaande jeugd werd in eigen kring onderwezen. Tot 1900 bestond er overigens geen leerplicht. De joodse kinderen volgden zo mogelijk naast het godsdienstonderwijs aan huis de lessen op de joodse school bij "De Mortel" te ’s-Hertogenbosch. Een onderscheid uitte zich ook op een andere wijze. Toen Levie de Roos, een zionist, door de gereformeerde kinderen werd toegeroepen: "Och meneer De Roos, als ge naar Jerusalem gaot, meugen wij dan aan ouwe slip gaon hangen" mag er op duiden dat Levie zich in een zwart geklede jas had gestoken en dat was afwijkend van de gangbare klerendracht. Hield de godsdienst separatie en ook segregatie in de hand, op menig maatschappelijk en zakelijk terrein lag dat anders. De joodse slagers en vleeshouwers hadden hun klantenkring onder de inwoners van de dorpen die bij hun keuze ook bij niet- joodse slagers terecht konden. Joden kochten ook hun handelsvee bij de boeren in de plaatsen en op de markten deden joden goede zaken in een zakenwereld die overwegend niet joods was. Op erfhuizen waren joden present om er huisraad te kopen13). In het veilinghuis werden allerlei goederen verkocht. Voor Salomon Hakkert die veiling hield maakte het niet uit of er naast stoelen, tafels, kasten en mosterdpotjes ook crucifixen en heiligenbeeldjes waren14) Hij paste zich evenals Salomon Hakkert, die ook een veilinghuis dreef, aan de gebruiken van de samenleving aan. Joden traden op bij huwelijkssluitingen van buurtbewoners. Philip Wakkert werd vaak gevraagd om getuige te willen zijn bij de geboorteaangifte van een Capels kind. Bakker Jacobus de Beer en smid Bart van Amelrooij maakten ook de tijd vrij om bij een joods huwelijk getuigen te willen zijn.
De veearts Levie Hartoq uit Sprang moet het vertrouwen hebben genoten van de boeren in de plaats en omgeving. Dat protestantse en katholieke meisjes een dienstbetrekking hadden bij joden had ook een praktische reden. Zij zorgden er voor dat op de sabbat de huishoudelijke bezigheden voortgang kregen en verrichtten diensten als het aanstoken en doven van kaarsen bij kerkdiensten. Maar toch! Een aantal jaren in de periode 1850-1870 ontving de veldwachter van Besoyen een jaarlijkse vergoeding van f. 1,-- voor het verrichten van waakdiensten ter voorkoming van vernielingen aan het joods gebedshuis te Besoyen. Vernielingen aan vensters waren meerdere keren voorgekomen. Ook toen op 17 maart 1863 de nieuw gebouwde synagoge in Besoyen met enige plechtigheid werd ingewijd, waarbij muzikale medewerking was gevraagd aan enkele plaatselijke verenigingen, wist de geestelijkheid te melden dat medewerking aan de feestelijke gebeurtenis van de joodse gemeente niet kon worden toegestaan
Toen de Echo van 't Zuiden op 12 maart 1892 er melding van maakte dat zij niet meewerkt aan de verspreiding van zogenaamde sensatie- brochures met anti-Joodse strekking dan moet worden geconstateerd dat discriminatie van joden ook toen nadrukkelijk leefde. De Echo en met haar een omvangrijke lezerskring nam daar afstand van en stelt: Wij doen niet mee aan het opwekken van rassen- of godsdiensthaat. Daarmede werden aan de begrippen gelijkwaardigheid en verdraagzaamheid inhoud gegeven.

Kramers, vleeshouwers en geldschieters
Het beroepenpatroon van de joodse bevolking in het onderzoeksgebied was zeker tot in de tweede helft van de negentiende eeuw vrij eenzijdig. Vanaf het midden van de achttiende eeuw, toen de eerste joden zich m Capelle en Sprang hadden gevestigd bestonden de beroepen in hoofdzaak in dat van vleeshouwer, slachter of kramer. Isack Godschalck en Joseph Levie werden rond 1790 als spekslager vermeld, evenals Mathijs Wessels die vergunning was verleend als vleeshouwer. Philip Hijman uit Capelle, hij woonde in de kom van het dorp, had zich ook als vleeshouwer gevestigd19) Isaac Meijer uit de Heistraat had een ander beroep en was rond 1800 huidenkoopman doch zijn omzet was niet groot aldus het register van patent- schuldigen.
Het beroep van kramer, dat. vooral op jaar- en weekmarkten werd uitgeoefend, werd meestal gecombineerd met dat van marskramer, de verkoop van allerhand artikelen meestal van huishoudelijke aard langs de huizen. Mozes Nooten boom en zijn zus Roosje hadden patent (vergunning om inlandse kleingoederen te "kramen" (1848) en Jacob Goetman verkocht oude kleren en manufacturen. Rebecca Cohen, al op jaren was krameres in galanterieën. Zij allen werden in de gemeente-verslagen meestal aangeduid met "joods koopman".
Voor de in de dorpen gevestigde joden moet de concurrentie wel aanwezig zijn geweest, daar ook niet-joden als kooplieden met handel in binnenlandse waren hun kost wilden verdienen. In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw kwam er geleidelijk verandering in de traditie van het beroepenpatroon, zij het dat die in hoofdzaak nog geënt bleef op de agrarisch-ambachtelijke samenleving. Met name kwam het koopmanschap van pas in het beroep van handelsreiziger en veehandelaar. Op de jaarlijkse markten van Capelle en Sprang, maar....
dec 1997 02

Sprang. Vóór de brand van 1921 woonde op de hoek van de Kerkstraat/Oudestraat Levie de lederbereider.
Ook handelde hij in leder.

...vooral op de weekmarkten in Waalwijk, Oss en 's-Hertogenbosch werd handel gedreven. Die handel bracht voor de joodse handelaren nogal eens mee dat zij in het bezit kwamen van vee en zij daarmede over weidegrond dienden te beschikken. Dat leidde er toe dat in enkele gevallen het beroep van landbouwer werd gevolgd. Het waren zakenlieden Samuel Levie en later zijn zoon Simon alsmede de nazaten van Philip Hakkert uit Capelle die vanaf rond 1870 relatief vermogend waren. Niet minder vermogend moeten Simon Goedman, Levie en Simon de Roos zijn geweest. Als kooplieden van professie kochten zij huizen om deze weer van de hand te doen. En passant zette zij ook hypotheken uit. Het was vooral Simon de Roos, die later naar Besoyen zou verhuizen, die geld leende aan menig startende ondernemer in de regio, waaronder enkele molenaars21) Een ander beroep dan zijn vader koos Levie Hartog. Hij had zich omstreeks 1870 als veearts in Sprang gevestigd. Het beroep van schoenmaker dat rond die tijd veelvuldig voorkwam was voor de Sprangse en Capelse joden weinig aanlokkelijk. Toch veranderde ook het gezichtsveld van vooral de jongere generatie. Scholing schiep voor hen de mogelijkheid andere dan de traditionele beroepen te gaan vervullen. Ze verhuisden. De meesten van hen kozen Amsterdam en Rotterdam als plaatsen waar grote concentraties van joden waren en de vooruitzichten gunstig zouden zijn. Een klein deel van hen kwam in het industriestadje Waalwijk annex Besoyen terecht en handelde in fournituren en manufacturen of kwamen in de leder- en schoenenbranche terecht. Zij die achter bleven, bleven het beroep van veekoopman en slager trouw. Het waren de broers Philip, Benjamin en Mouk Hakkert die tot 1934 tot op hoge leeftijd in Capelle en Sprang hun handel dreven. Van Philip is nog bekend dat hij in de jaren twintig met de hondekar de dorpen afging om er zijn slachthaantjes aan de man te brengen.

dec 1997 03
Capelle. In het 1' huis links in de voorkamer was de gebedsruimte voor joden. Hier tegenover, 2’ huls van rechts, heeft slager Hakkert gewoond. Waar eertijds de gebedsruimte was is nu de parkeerplaats voor de bezoekers van de Ned. Herv. Kerk van ’s-Grevelduin en Vrijhoeve-Capelle

Dorpsgehugt 88
Het was het huis van Philip Hijman dat hij in 1783 van Wout Konings had gekocht en dat gedurende vele jaren een centrale plaats zou gaan vervullen voor het religieus en maatschappelijk leven van de joodse gemeenschap van Capelle. Hijman en zijn vrouw Jenneke Hartog kregen twee kinderen t.w. Isaak en Fronica. Zij trouwde in 1815 met de uit Vianen afkomstige en korte tijd in Waalwijk gewoond hebbende Philip Hakkert. Philip trouwde bij zijn schoonouders in en was "slagter", een beroep dat ook door Hijman werd uitgeoefend. Hakkert werd de voorman en leider van de kleine groep joden (kille) die zich in zijn woonplaats en directe omgeving had gevestigd. Enkele jaren na het overlijden van Philip Hijman verbouwde hij, samen met de weduwe Hijman het woonhuis zodanig dat daarin ruimte werd geschapen voor de uitoefening van de joodse godsdienst.
De stichting van deze bijkerk als kleine synagoge kreeg do goedkeuring van het rabbinaat en van het Departement van Erediensten. Capelle en Sprang vielen onder het rabbinaat Oisterwijk. in 1821 werd zelfs bepaald dat de joden woonachtig in Waalwijk, Besoyen, Baardwijk, Sprang, Waspik en Raamsdonk in Capelle ter synagoge behoorden te gaan. Het was een uitvloeisel van de nieuwe kerkelijke organisatie voor de Israëlieten in ons land. Een ervaring uit het verleden in de Langstraat zal hebben meegespeeld. Er heerste verdeeldheid onder de joden en dat had tot eigenstandig optreden van twee groepen joden geleid. Een er van betrof een conflict dat zich in 1795 te Sprang, Loon op Zand en Waalwijk afspeelde. De synagoge in Capelle heeft tot circa 1866 dienst gedaan. Philip Hakkert, toen al bijna 80 jaar, had zijn lidmaten geleidelijk aan zien verhuizen waardoor de minjan niet meer gehouden kon worden. Zo was Andreas Nootenboom en zijn gezin verhuisd en hadden zonen van Philip t.w. Benjamin en Levie zich in Sprang gevestigd en was Salomon in Waalwijk gaan wonen.
De synagoge (gebedshuis) werd of was ook een leerhuis waar de rabbijn zowel joden als proselieten kon onderrichten. Men spreekt dan ook van de sjoel (vgl. het Duitse Schule) als het huis van onderzoek. In Capelle werd aan de leeropdracht inhoud gegeven als een zekere afspiegeling waaraan zich de hoofdsynagoge te Oisterwijk (K.b. 10 mei 1817) zich te houden had. Daaraan diende een godsdienstige (armen)school verbonden te zijn. Naast Philip Hakkert die vele jaren als godsdienstleraar werd vermeld waren het onderwijzers die op dorpsgehugt 88 lessen kwamen geven. Meestal kwamen zij slechts voor enkele jaren. Voor het algemeen vormend onderwijs was er de plaatselijke openbare school. Tot een joods schooltje kwam het in Capelle niet. Naast het gering aantal kinderen ontbrak het ook aan de financiële middelen. Naast kost en inwoning genoot de onderwijzer een salaris dat veelal minder dan f. 100,— bedroeg. Het was de uit Raamsdonk afkomstige Jacob Frank die in de beginjaren twintig van de vorige eeuw een korte tijd op Dorpsgehugt 88 verbleef en er onderricht verzorgde. Machiel Hartog uit Heenvliet werd zijn opvolger. Na hem was het Mozes Samuel van Veen uit Uden die als onderwijzer in Capelle was aangetrokken. David Knoek, een van de weinige Amsterdammers die in zijn tijd in de mediene (provincie) hun heil zochten was er eveneens onderwijzer. Hij verhuisde na korte tijd naar Waalwijk waar hij zich ook als koopman vestigde. Door verdrinking kwam een einde aan zijn leven. In Capelle bleef het dus voor een periode van circa vijftig jaar een bescheiden huissjoel. De Hakkerts c.s. waren tevreden met hun eigen sjoel, waar zich anders dan elders voorkwam, geen strubbelingen voordeden. Het was een bijkerk die haar betekenis had doordat ze officieel erkend werd bij de indeling van het synagogaal ressort Noord-Brabant in 1820.
dec 1997 04

Synagoge te Besoyen
(foto gemeentearchief Waalwijk)



De synagoge te Besoyen.
Hoewel van een bijkerk in 1795 niet gesproken werd, was er wel sprake van een jesjoev, een joodse nederzetting van enige betekenis in de Langstraat. Gebedsbijeenkomsten vonden er ook plaats en wel ter. huize van Joseph Cijffers te Waalwijk. In voormeld jaar vond er een scheuring plaats binnen de toch al kleine gemeenschap. Er was zoals het heette "een zeker verschil onder haer leden ontstaen”. Wat de oorzaak van het conflict was werd niet duidelijk hoewel mag worden aangenomen dat verlichte ideeën door de Franse Revolutie aangewakkerd een rol zullen hebben gespeeld. Het was de in die tijd residerende rabbijn Elias Nathan die een bemiddelende rol vervulde in o.m. de toedeling van de kerkelijke goederen. Tot de twistende partijen behoorden enerzijds naast Joseph Cijffers, zijn zwager Josep Wessels uit Sprang, Alexander Marcus uit Vrijhoeven en Simon Hartog uit Woudrichem. Van de ander partij maakten deel uit Joseph Levi en Levi Keijser, beiden uit Sprang en Enoch Joseph, Marcus Jacob en Nathan Mozes afkomstig uit Loon op Zand (Kaatsheuvel). De diensten hadden vanaf tenminste 1791 plaats gevonden en zullen, af te leiden uit de toedeling van inboedel, bij Cijffers voortgang hebben gevonden. Cijffers c.s. mochten o.m. behouden ”de groote en kleijne autaer met desselfs toebehooren, de Nieuwejaers hoorn, de koperen kroon en alle banken en stoelen". Cijffers c.s. dienden wel een jaerlijkse recognitie te voldoen aan de rabbijn.

 dec 1997 05

Een ramshoorn, zoals die in de synagoge in gebruik was.

 dec 1997 06

Sprang. Thans Kerkstraat 6. Eens (± 1900) woonde in het achterhuis de familie Cohen.

 

dec 1997 07"De Boeke Mozes, het algemeen kerkboek en feestdagboeken" werden door Joseph Levi uit Sprang gekocht23) . Zouden deze later deel hebben uitgemaakt van de gebedenboeken van de Capelse synagoge?
Van een echte joodse gemeente (Kehilla) Besoyen-Sprang-Waalwijk zou eerst sprake zijn in 1835. Het jaarboek voor de Israëlieten in Nederland maakt er nl. melding van dat in Waalwijk sprake is van een bijkerk. Het jaar
1846verliep voor de joodse gemeente van Besoyen-Sprang-Waalwijk nogal hectisch. Een reeds jarenlang lopend geschil over met name het financieel beheer door Hartog Jacob Hartog had tot gevolg dat naast de diensten in de synagoge te Besoyen er ook joodse vieringen werden gehouden in het huis van Hijman Cohen en waaraan Israëlieten uit Besoyen, Sprang en Waalwijk deelnamen. Kerkmeester Hartog Jacob Hartog van de Israëlitischegemeente berichtte hierover de kantonrechter in Waalwijk. Een poging van de opperrabbijn uit Nijmegen om in het geschil te bemiddelen liep op niets uit. Volgens Hartog waren de grote drijfveren Hijman Cohen, Salomon Cohensius uit Sprang, Eliazar Alexandra Cohen en Samuel Zeckendorff.
De diensten van deze dissidenten hadden kennelijk grote aftrek. Zo zelfs dat de synagoge op sabbatdagen bijna leeg was, aldus Hartog. In
1847 kwam aan deze controverse een einde. Hartog bleef het geldelijk beheer behouden en Cohen en Zeckendorff gingen deel uitmaken van het (nieuwe) bestuur.
De synagogediensten werden vanaf 1847 gehouden in een gehuurd lokaal dat eigendom was van W. Klerks uit Besoyen. Twee jaar later is het medicus Van Heijst die de huurpenningen ontvangt en kandidaat-notaris J. de Gast die tot 1864 de huur int. Of het in alle gevallen hetzelfde gebouw betrof is niet achterhaald.2
In 1855 maken, afgaande op de volgende afdruk van een ledenregister, 16 leden deel uit van de Israëlitische gemeente. In november 1866 is het feest in de Israëlitische gemeente. Op die dag wordt een nieuwe Wetsrol (Boeken Mo- zes) ingewijd. Deze werd in een daartoe ingericht rijtuig afgehaald uit de woning van Ph. Hijmans. Hijmans werd vergezeld door de gecommitteerden S. Zeckendorff, S. Cohensius en H. Cohen. Het kerkgebouw was rijk gedecoreerd en als het ware in een lusthof herschapen. Voorzanger (gazzen) Gergon Cohen droeg eveneens bij tot verheerlijking van de plechtigheid. In 1869 werd het gebouw, waarin sjoel werd gehouden, aangekocht terwijl ook de plannen werden ontvouwd tot de bouw van een volwaardige synagoge26). Dat de realisering daarvan tot 1879 op zich liet wachten had niet alleen te maken met financiële middelen die moeilijk vergaard konden worden maar ook met de scheuring die in 1878 optrad. Mozes Hartog en Levie de Roos, gevolgd door een zestal andere mannen waren dermate ontevreden over m.n. de benoeming van bestuursleden dat zij met medenemen van een Safrei Tora de gemeente verlieten. Het bezit van een Wetsrol was nodig om een dienst te kunnen houden. Deze activiteit leidde er toe dat geen van de twee groepen voldoende leden had om minjan (tien mannen) te kunnen houden. Om dat te bereiken werden joden uit de omgeving "geworven" die op sabbatdagen onderdak vonden bij joden ter plaatse. De afgescheiden leden hielden lange jaren geïmproviseerde sjoeldiensten ten huize van de gebroeders Zeckendorff , alwaar een vertrek als synagoge was ingericht. Mozes Hartog, hij voegde de naam van vrouw Goudsmit later aan zijn naam toe, was jaren lang de leider van deze groep, samen met Levie de Roos en Hijman Cohen. Pas rond 1904 lukte het rabbijn dr. Landsberg sjoloum te maken en de vrede te herstellen.

 

 

 

 

 

Oproep voor een voorzanger voor de Israëlitische gemeente van Waalwijk-Sprang-Besoyen (uit Nieuw Israëlitische Weekblad van 29 augustus 1913)
`
dec 1997 08

Het logo van de Israëlitische gemeente Waalwijk-Sprang-Besoyen uit de negentiende eeuw.

Met de bouw van de synagoge in 1882 werd ondanks alles begonnen. Cp 17 maart 1883 werd de vernieuwde synagoge van de Israëlitische gemeente Besoyen-Sprang-Waalwijk plechtig ingewijd. Maar achttien jaar later brandde een aantal huizen in Besoyen af en daar onder viel ook de synagoge. Het toeval wilde dat een tweetal joden van elders in Waalwijk verbleven en er in slaagde de Safrei Tora, perouches (voorhangsels van de Heilige Ark) en andere kostbaarheden in veiligheid te brengen. Minder dan een jaar later, op 28 februari 1902, werd de synagoge weer in gebruik genomen. Voor wie en voor hoe lang?
Er woonden vanaf het begin 1900 tot 1940 nog slechts enkele gezinnen in de Israëlitische gemeente. Waalwijk w.o. Besoyen telde acht joden en Sprang-Capelle zes joden 28)Minjan zal in die periode lang niet elke sabbat gehouden zijn. Nadat de synagoge in 1940 door de bezetters was geconfisqueerd en het gebouw als....

Tweede blad
VAN
De Echo van het Zuiden
Zondag 12 Mei1901.

Brand.
Woensdagavond ten ongeveer half tienontstond in het naburige Besoijen in de stalling der Erven de Groot een hevige brand. De brand greep zeer snel om zich en taste weldra ook koffiehuis ,”Het HofVan Holland”,bewoond door J. de Groot, aan. Vreeselijkwoedde het vernielend element.De lucht was rood gekleurd en de gehele omtrek helder verlicht. Het geheel kreeg een dreigend aanzien. De vlammen waren niet te stuiten en deelden zich ook spoedig mede aan het groote, oude met riet gedekte huisvan den Smid P. van den Elshout, bezijden bewoond door talrijke huisgezinnen.Weldra stond ook dit in lichte laaie. Men Zag de arme menschen vluchten met hetgeenzij in der haast hadden kunnen meenemen. Dit was echter zeer weinig wijl het vuur steeds in hevigheid toenam. De brandspuit vanBesoijen, later bijgestaan door die van Waalwijk, trachten den vuurgloedte dempen, maar vermochten dit in den beginne niet. Ten slotte nog werd de synagoge eenhecht en sterk gebouw, door de vlammen aangetast. zij brandde geheel uit. alleen de muren staan nog. Schuren en bergplaatsen in de omtrek staande werden mede een prooi der vlammen. Het was een vreselijk schouwspelvan verwoesting. Een huisje met pannen gedekt, staande tussen “Het Hof
van Holland”en het huis van P.v.d. Elshout, die beiden geheel afbrandde, bleef wonder genoeg behoudens eenige kleineschade, ongedeerd. Naar wij vernemen was het een en ander verzekerd. enkele bewoners in den dam echter niet. Er is over het geheel weinig gered kunnen worden. Ook een paar kalveren van de Groot kwamen in de vlammen om. Daar de synagoge het laatst vlam vatte zijn alle kostbaarheden enz. hieruit kunnengered worden. De oorzaak is tot dusver onbekend. Begrijpelijker wijze trok het schouwspel veel toeschouwers uit de naburige plaatsen.

...magazijn dienst deed kwam het in 1945 in bezit van de overlevende joden nl. Zeckendorff en De Jong. In 1960 verkocht Zeckendorff het gebouw aan de gemeente Waalwijk. De v.m. synagoge werd gesloopt om plaats te maken voor eer. verbindingsweg.
Ondanks de strubbelingen die deze joodse gemeente gedurende haar bestaan kende werd de scholingstaak niet verwaarloosd. Het waren o.m. de huisonderwijzers Michael Hartog uit Sprang, Heinrich Blumlein, geboren + 1800 in Rekkendorf (Dld.) en de onderwijzeres Eva Gumpertz die daar zorg voor droegen. Voor godsdienstonderwijs zorgden o.a. Wolf Stokvis uit Amsterdam die in het midden van de vorige eeuw lessen gaf, Carel Heijmans uit Veghel die daarna tot 1895 leraar was en Louis Karel Nieweg die in 1913 aan de synagoge verbonden was. De laatste functie werd vaak ook bekleed door de gazzen (voorzanger). Lange jaren was dat Gerçon Cohen. De vormingstaak werd geleidelijk aan overgenomen door de joodse school in ’s-Hertogenbosch die voor de jeugd in onze streek door een treinverbinding gemakkelijk te bereiken was.
Op de plaats waar eens de synagoge te Besoyen stond werd op 12 mei 1969 een gedenkteken opgericht ter nagedachtenis van de joodse slachtoffers29). Het is ook het enige nog tastbare symbool van joodse bewoners die vele decennia in deze streek hun woonplaats hadden.

 

BIJLAGE:
Fragment genealogieën van joden die in Capelle en Sprang gedurende langere tijd hebben gewoond .
(*-geboren, x = gehuwd, † = overleden)
28
Hakker(t)
I Jacob Hakker x Elisabeth Blits
1 Philip (zie II.1)
II. 1 Philip Hakker(t)
*Vianen 26-08-1787, † Capelle 06-08-1877
x Capelle 14-06-1815
Fronica Heijmans
*Capelle 01-10-1791, † Capelle 14-09-1873 (d.v. Philip en Jenneke Hartog)
Philip Hartog:* 10-03-1760, † 17-10-1814 te Oisterwijk
Jenneke Hartog: * 1778 Tilburg, †24-06-1826 Capelle
Kinderen:
1. Heijman *25-05-1816 Cap. zie 111.1
2. Jacob*11-06-1818 Cap. Hij huwdein1841 met Mietje Polak * in 1820 te Willemstad
3. Levy*17-05-1821 Cap. ZieIII.2
4. Samuel*01-11-1823 Cap.
5. David *12-11-1825 Cap.
†12-09-1841
6. Moses*11-08-1829Cap. 7. Willem Isaak*27-10-1831Cap. †30-07-1832 8. Salomon*01-11-1833Cap.ZieIII.3

III.1Heijman Hakkert
•Capelle 25-10-1816
x Eindhoven 15-07-1858
Aaltje van Leeuwen
*Eindhoven 17-06-1829
(d.v. Maurits en Helena Jessen)

kinderen:
1.Fronika *30-05-1859 Cap.
2.Jetje *29-07-1860 Cap.
3.Maurits *23-06-1861 Cap.
4.Elisabeth *02-12-1862 Cap.
5.Lodewijk *22-01-1864 Cap.
6.Truida *02-11-1865 Cap.
7.Helena *16-11-1866 Cap.
† 27-03-1867 Cap.
8.Jenneke *13-08-1868 Cap.
9.Henri *19-03-1870 Cap.

III.2 Levie Hakkert
* Capelle 17-05-1821
† Cap. 26-03-1900
x
Fresia van Leeuwen
* in 1826
kinderen:
1. Jenneke ?27-08-1849Sprang †17-02-1850
2. Benjamin *27-12-1850Spr. 03-03-1934
3. David *12-11-1852Spr.
4. Bertha*13-03-1855Spr.
5. Maurits *18-04-1857Spr. † 17-06-1939Spr.
6. Philip * 06-07-1859Spr. † 04-03-1934Spr.
7. Meijer * 12-04-1861Spr. † 06-01-1886Spr.
8. Hijman H. * 07-10-1863Spr. † 02-05-1890Spr.
9. Hermina * 09-01-1866Spr.
10.Fronica * 14-08-1868Spr. X 04-03-1891 Maurits Hijmans, ’s-Bosch
ll.Hendrika Jetta * 01-07-1870 Spr.

 

Hierbij geven wij U met droefheid kennis van het overlijden van den Heer

BENJAMIN HAKKERT,
op
16 Adar 5694
3 Maart 1934 in den ouderdom van 83jaar en 2 maanden
En van den Heer
PHILIP HAKKERT,
op
17 Adar 5694
4 Maart 1934 in den ouderdom van 74 jaar en 7 maanden

Uit aller naam
M. HAKKERT.
Sprang 4 Maart 1934

De begrafenis zal plaats hebben Dinsdag 6 Maart I934,te ongeveer kwart voor twaalf op de begraafplaat te Oisterwijk
Vertrek van hetsterfhuis te halfelf.

 dec 1997 09

 

111.3 Salomon Hakkert
* Capelle 01-11-1833 x Strijen 06-08-1865
Betje Zwarenstein
* 08-11-1842 Strijen
(d.v. Meijer en Macheltje Salomons)
kinderen:
1. Philip * 17-07-1866 Cap. † 07-08-1866 Cap.
2. Meijer *21-07-1867 Cap. † 31-07-1867 Cap.
3. Jacob*01-07-1868 Cap. † 16-07-1875 W’Wijk
4.Mietje* 03-05-1870 Cap.
5.Izaak*10-05-1872 W’Wijk † 24-02-1873 W’Wijk
6.Fronica *09-12-1873 W’Wijk
7.Meijer Levi*23-09-1875 W’Wijk
8.Philip Wolf *05-04-1877 W’Wijk † 16-04-1877 W’Wijk
9.Simon Levie*02-04-1878 W’Wijk
10.Reintje *03-06-1880 W’Wijk † 19-03-1882 W’Wijk
11.Alexander *21-05-1882 W’Wijk
12.Roset*12-07-1884 W’Wijk

De Roos
I Sousman de Roos x Roos Salomon
kind:
1 Samuel (zie II.1)
II.1Samuel de Roos
*Oisterwijk in 1789
x Sprang 15-11-1832 (2' huwelijk)
Kaatje Keijzer
*09-10-1798 Spr. † 21-10-1873 Spr.
(wed. Jacob Goetman)
Samuel de Roos was eerder gehuwd met
Jetta Kanter
* Amsterdam † 1832 Sprang.

Kinderen:
1.Betje * 08-03-1835 Spr. X 19-12-1851 Eliazar Elias Benjaminis * Amsterdam, + 1898 † 29-11-1907Besoyen
2.Levie*17-06-1836 Spr. † 03-04-1911Besoyen
3.Jenneke*10-09-1837 Spr. X 27-04-1878Jacob Heijman Levi
4.Simon*21-10-1838 Spr. † 1914
5.Antje*31-05-1840 Spr.† 21-05-1907 Besoyen.

Cohensius
I Romanus Cohensius (woonachtig in Sprang) x IJda Goetman † 24-02-1846 Spr.
Kinderen:
Simon*00-00-1794, LoZ, zie II.1
2.Salomon*27-07-1807, LoZ, zie II.2
3.Maria*19-01-1819, Spr.

II.1Simon Cohensius
*00-00-1794,Loon op Zand X ± 1817 Heintje Wertheim *00-00-1793 Leiden
(d.v. Levi en Bloemetje Kalman)
Kinderen:
1. Betje * 04-08-1818 Spr.
2. Saartje * 04-08-1818 † 09-10-1832 Spr.
3. Isaac * 30-11-1820 Spr.
4. Margrieta* 17-08-1823 Spr.
5. Jacob* 05-03-1827 Spr.
6. Leentje* 13-04-1829 Spr.
7. Antje* 04-02-1833 Spr.
II.2 Salomon Cohensius
* Loon op Zand 27-07-1807 † 08-02-1871 Waalwijk X Sprang 16-10-1825 Leentje Wertheim
* Leiden 17-07-1803 †06-05-1878Tilburg (d.v. Levi enBloemetje Kalman}
Kinderen:
1. Isaac *07-09-1827Spr.
2. Elisabeth *07-02-1830Spr.
3. Marjana *07-05-1832Spr.
4. Joseph *14-12-1833Spr.
5. Saartje *28-02-1836Spr.
6. Hijman *26-11-1838Bes.
7. Gerçon *13-07-1841Bes.
8. Grietje *02-04-1844Bes.

Levie
I Levi MOSES †26-10-1790 Besoyen x vrouw †(begraven) 17-06-1791 Besoyen

kinderen:
1.Meijer Levi † verm. 17-06-1791
2.Joseph Levi* verm. + 1760 Loon op Zand † 00.00.00 Zie II.1
II.1Joseph Levi *verm. + 1760 Loon op Zand † 1840 x Sara Meijer Isaac
*Loon op Zand† 14-11-1841 Sprang
(d.v. Meijer Isaac (*1733, f 23-08-1819)
en Belia Levy, won. Capelle)

kinderen:

1. Eva *08-07-1795Spr.
2. Marian * 18-07-1797Spr.
3. kind * 18-01-1799Spr.
4. Salomon*03-03-1800Spr.
5. Samuel*19-11-1803Spr. †30-10-1851
6. Isaak* 22-10-1806Spr.

Goetman

I Salomon Goetman* 1725 † 04-10-1805 Spr. X Marianna Josepha Dingelspin
Kind:
1. Jacob (zie II.1)

II.1Jacob Goetman
• 25-07-1785 t 16-12-1830, Spr. X a 16-11-1810 Johanna Abrahams Bouwmanb 19-02-1829 Kaatje Keijzer

* 10-09-1798 t 22-10-1872
(d.v. Levie Keijzer en Jenneke Godschalk)
Zij hertrouwt op 15-11-1832 met Samuel de Roos (zie De Roos)
Kinderen: a.
1.Belia* 30-12-1811
2.Salomon* 05-01-1813 † 14-01-1813 Spr.
3.Lena* 15-06-1814
4.Sara * 15-06-1815 b.
5.Salomon* 12-05-1825 (gew. bij huwelijk)
6.Levie* 04-05-1828 (gew. bij huwelijk) † 1840

7. Simon* 07-04-1830 Notenboom
I Andreas Nootenboom * 12-04-1783 Voltouw (Dld) X Rebecca de Jong * 12-08-1787 Amsterdam

Kinderen:
1. Jenneke* 16-06-1814 Oosterhout huwt op 02-06-1840 met Eliazar Joseph Cohen * 15-05-1791 Klundert
2.Sara * 20-02-1815 Oosterhout
3.Mozes * 30-01-1817 ,,
4. Nathan* 00-00-1820 ,,
5.Roza*23-08-1822 Cap.† 13-10-1890 Hsd.

Frank

I Jacobus Frank X Hester Hartog

Kind:
II.1
Frank, David Salomon Jacob * 1800 Hoogerheide x de Winter, Charette Jenette * 1808 Horssen

Kinderen:
1. Jacob? * 18-05-1830Raamsdonk
2. Frank*01-06-1832Cap.
3. Esther *13-03-1834Cap.
4 . Nathan* 09/11-02-1836 Cap. ZieIII. 1
5. Jenneke*26-01-1838Cap. III.1
Nathan Frank* 09-02-1836Cap. † 15-12-1914 Bes. X
Antje Manasse * 23-11-1835Tiel † na 1914 Kind: l.Sientje *11-04-1877Lienden X
Abraham Coster * 05-08-1881