onderduikersprikelenOp 8 november 1988 waren mevr. Van Tilborgh - De Bie en ondergetekende namens de werkgroep ‘Oude verhalen en dialecten’ op bezoek bij mevr. Van der Schans-Van Oosterhout, nu 88 jaar. In het huis van haar zoon en schoondochter, waar mevr. Van der Schans inwoont, vertelde ze ons, zeer helder van geest nog, over de oorlogsjaren 1940 - 1945, toen zij met haar man Jac. van der Schans en hun twee kinderen Jo en Coby , een joods meisje verborgen hielden. Op de vraag hoe het allemaal begonnen was, hoorden we het volgende bewonderenswaardige verhaal.Haar zwager Piet van der Schans, ongehuwd landbouwer, woonde in zijn ouderlijk huis Van der Duinstraat 57 in Sprang. Naast hem in de Gereformeerde Pastorie woonde Ds. Lummel. Deze was actief in het verzet en probeerde onderduikadressen voor joden te vinden om ze uit handen van de Duitsers te houden. Wie de oorlog meemaakt heeft, weet dat dit levensgevaarlijk werk was. Ieder die joden op enigerlei wijze hielp en gesnapt werd door de bezetter, liep zelf de kans naar een concentratiekamp gezonden te worden.In Giersbergen was een jodinnetje van 19 jaar ondergedoken, haar naam was Liesje Hangjas. Het toeval wilde dat een groep jongeren, die Giersbergen op een vakantiedag bezocht, Liesje daar ontmoette en herkende. Daarom moest er ogenblikkelijk een ander onderduikadres gevonden worden. Dat adres was er niet. Ten einde raad vroeg Ds. Lummel of ze niet tijdelijk bij zijn buurman Piet in de schuur mocht verblijven. Piet voelde daar helemaal niet voor, maar uiteindelijk stemde hij toe onder voorwaarde dat het onderdak voor enkele dagen zou zijn. Overdag was Piet naar het land, het woonhuis was gesloten en Lies zat met brood en drinken in de schuur. De dagen verstreken maar er kwam geen oplossing. Piet wilde er wel vanaf. Bovendien stond hem de gedachte dat er vandaag of morgen iemand achter zou komen dat ‘Piet van Nolleke's’ een jong meisje in de schuur had zitten, niet zo bijster aan. Hij ging met z'n moeilijkheden naar z'n broer en schoonzus, Koos en Soet van der Schans - Van Oosterhout, die op de Hogevaart 49 woonden. Na lang wikken en wegen besloten ze om hun broer uit de zorgen te helpen en het meisje in huis te nemen. Maar onder geen beding voor lange tijd; er moest zo vlug mogelijk een ander onderduikadres gezocht worden. Ze wilden hun leven en dat van hun kinderen niet op het spel zetten. Er kwam echter geen oplossing. Waar moest Lies heen? Het meisje op straat zetten was niet alleen gevaarlijk maar bovenal onbarmhartig en dat laatste strookte niet met hun levensvisie. Van der Schans hakte tenslotte de knoop door en zei tegen zijn vrouw: "Waar er vier eten kan er de vijfde ook nog wel bij". Zo kreeg Liesje voor onbepaalde tijd onderdak. Niemand vermoedde dat dit ruim 32 jaar zou gaan duren. Op de zolder van hun huis Hogevaart 49 kreeg Lies haar slaapplaats. Haar bed moest iedere morgen opgeborgen worden; er mochten geen sporen van een extra huisgenoot zijn. Een klein voorbeeld van de zorg en het extra werk dat dit verblijf met zich meebracht. Aan tafel had Lies een plaats die van uit het raam buiten onzichtbaar was en zich dicht bij de trap naar boven bevond. Als er dan onraad kwam moest Lies met bord en al ‘vlug weg’.De kinderen Jo en Coby waren onvoorstelbaar zwijgzaam. Hen was bijgebracht, wanneer er een legerauto van de Duitsers voor hun huis stond, niet naar binnen maar naar Opa Van Oosterhout te gaan. Op een keer stond er een verdachte auto voor de deur toen ze uit school kwamen. Opa ging voorzichtig op onderzoek uit en tot aller opluchting bleek het de veearts te zijn, die tot de zeer weinigen behoorde, die over een auto beschikten.Als een nieuwsgierige buur Coby vroeg naar de juffrouw, die laatst bij hen was, antwoordde hij: Dé was femielie van oon's moeder uit Rotterdam, die is al lang weg.Om de dagen door te komen leerde mevr. Van der Schans Liesje kousen breien en als het niet goed was moest het breiwerk uitgetrokken en opnieuw gedaan worden. Ook aardappelen schillen, wat zij nog nooit eerder gedaan had, was een nuttige bezigheid. Burgemeester Smit, van de situatie op de hoogte, stuurde de gemeentebode P. van der Schans steeds met lectuur. Toch was het een hele opgave aldoor tussen vier muren te verblijven, met alleen 's avonds als het donker was even buiten. Een keer had Lies op een mooie zomerdag ‘de vrijheid genomen’. Mevr. Van der Schanskwam op zolder, geen Lies. Overal gezocht, zonder resultaat. Roepen buiten ging natuurlijk niet. Dat was paniek. In aller ijl werd Jo naar haar vader in het hooiland gestuurd met alleen de opdracht: "Meteen naar huis komen". Tegen het donker kwam de oplossing. Lies was de gehele dag met een bekende uit vrijen geweest in het bietenland. Uit mevr. Van der Schans d'r woorden bemerkte ik, dat met de nodige humor ook daar begrip voor opgebracht werd. In de oorlogsjaren moest men steeds op allerlei terrein vindingrijk zijn om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Voor degenen die joden verborgen hielden ging dit dubbel op. Alles moest binnenshuis gehouden worden. Zo ook toen Lies geelzucht kreeg. Er moest een dokter komen. Gelukkig kon de huisarts dr. Verhei met een gerust hart geraadpleegd worden. Alleen zagen de buren het gehele gezin Van der Schans normaal buiten lopen. Wat moest daar dan een dokter doen? Dokter Verhei vond er wat op. Eer hij het huis van de fam. Van der Schans bereikte liet hij de band van zijn fiets leeglopen en ging hij ‘z.g. toevallig’ op het bewuste adres een fietspomp vragen. De bevrijding was nog lang niet in zicht. De vliegtuigen van de geallieerden vlogen over ons land om Duitsland te bombarderen. Het gebeurde vaak dat een toestel door pech of beschieting neerstortte. Zo ook in de polder achter Labbegat. Als de wind waren daar burgers bij om de inzittenden van het vliegtuig uit handen van de Duitsers te houden. Nabij houthandel Oerlemans viste men één van de vliegers uit de haven en A. Stam bracht hem op klaarlichte dag achter op de fiets bij Van der Schans en zijn vrouw. Het natte en bemodderde uniform werd zo goed mogelijk schoon gemaakt en gedroogd. Daar bekwam de man van de eerste schrik en dezelfde nacht zorgde de ondergrondse voor verder vervoer. Via de bossen van Loon op Zand ging het op Tilburg aan. Vandaar uit naar Frankrijk langs een speciale vluchtroute. Velen kwamen zo op hun basis in Engeland terug. Burgemeester Smit vertelde later dat ook deze mensen goed terecht waren gekomen. Op de Hogevaart had deze geschiedenis nog een vervolg. De Duitsers waren meteen druk in de weer om de inzittenden van het neergestorte vliegtuig in te rekenen, maar de vogels waren gevlogen. De ondergrondse kwam er achter dat op de Hogevaart bij iedereen huiszoeking gedaan zou worden. Van der Schans werd gealarmeerd. Er was geen tijd te verliezen. De vliegers waren in goede handen, maar Liesje liep nu gevaar. Ze moest zo vlug mogelijk het huis uit. Achter hun boerderij lag eerst een weiland en daar weer achter een akker met graan. Dat moest de schuilplaats van Lies worden. Oude jassen, een paraplu, alles wat bruikbaar was vormde de geïmproviseerde schuilplaats. Drie dagen en nachten was zij daar verborgen. Coby en Jo gingen iedere dag rond twaalf uur met een emmer aan de hand zogenaamd de kalfjes voeren. In werkelijkheid gingen ze warm eten voor Lies brengen. Tegen de avond ging Van der Schans weer, met een hak over de schouder als camouflage, voor de tweede keer brood en drinken brengen. In één van de nachten waarin Lies daar verbleef, brak er een hevig onweer los. Van der Schans verliet het warme bed en ging met droge kleren en een paardendeken naar Lies. Thuis wachtte zijn vrouw op zijn terugkomst en de volgende morgen werden de natte kleren weer gedroogd. Huiszoeking bleef hun ook niet bespaard. De radio was goed verpakt buiten in de grond gestopt. Binnen was niets belastend meer te vinden. Wel namen de Duitsers uit de kelder alle weckflessen gevuld met vlees en bovendien het broodmes mee. In de oorlog was een mes haast niet te koop, maar bij Ome Piet in Sprang was er gelukkig nog één over, dit werd dezelfde dag nog gehaald. Na drie dagen kwam P. van der Schans, de gemeentebode, met het bericht dat Lies wel weer naar huis kon komen.Als het avond was en de vensters gesloten werden brak voor het gezin de rustperiode aan. Bij de vader van mevr. Van der Schans, de heer A.J. van Oosterhout, die op de Julianalaan woonde, waren ook steeds joden in huis. `s Avonds waagde ze het wel eens om een praatje te gaan maken. Afleiding was noodzakelijk om de moed niet te verliezen.Met verlangen werd naar de bevrijding uitgezien. De vorderingen van de geallieerde legers uit Frankrijk werden op de voet gevolgd. Eindelijk kwam dan de lang verwachte dag. Op 30 oktober 1944 werd Sprang-Capelle bevrijd. De Duitsers trokken terug tot over de Bergse Maas, hoewel zij tot 30 januari 1945 nog een ‘bruggenhoofd’ behielden bij het Capelse veer. Sprang-Capelle bleef door de gevechten om dit bruggenhoofd en door het geschutsvuur van over de Maas frontgebied. De algehele bevrijding van ons land brak aan, toen Duitsland op 5 mei 1945 capituleerde. De mensen waren onvoorstelbaar blij. Van de kerktorens, openbare gebouwen en huizen wapperde de driekleur met de oranje wimpel in top.Maar er was ook droefheid in onze gemeente over allen die op 29 oktober 1944,juist vóór de bevrijding, maar ook daarvóór en daarna door het oorlogsgeweld omgekomen waren.Lies werd na de bevrijding al heel snel in Tilburg op het kantoor van Militair Gezag aangesteld. Later kreeg zij een benoeming op het Ministerie van Oorlog in Den Haag. Haar moeder keerde terug uit een concentratiekamp, helaas is Liesje's vader daar overleden.Dan gaat het leven weer zijn gewone gang. Lies gaat zich verloven en in Scheveningen wordt de bruiloft voorbereid. De heer en mevr. Van der Schans werden per brief uitgenodigd en er werd een gratis retourbiljet Den Haag ingesloten. Deze uitnodiging viel niet te omzeilen. Op de trouwdag stond aan het station in Den Haag de auto al gereed, die hen naar het huis van de bruid bracht. Dat werd een grote dag met alle gevolgen van dien.De synagoge was het hoogtepunt. Daar werden de heer en mevr. Van der Schans toegesproken als pleegouders.Wanneer zij niet voor Liesje gezorgd hadden in de bange oorlog, zou er wellicht geen bruiloft mogelijk zijn geweest. Momenteel woont Lies met haar man, kinderen en kleinkinderen in Australië. Ieder jaar rond Kerstmis is er een brief of ingesproken bandje van haar voor de mensen in Nederland, die haar zo na aan het hart liggen.Trouw aan het Vaderland en Oranje, naastenliefde, dapperheid, alle woorden die wij hier aan toevoegen schieten te kort, de daden spreken voor zich. Met nog andere inwoners van onze gemeente mocht mevr. Van der Schans na de oorlog het verzetsherdenkingskruis in ontvangst nemen. Haar vader de heer A.J. van Oosterhout werd deze onderscheiding voor zijn vele verzetswerk ‘postuum’ toegekend.In gedachten vertoeft mevr. Van der Schans nog vaak in deze periode uit haar leven. Velen in onze gemeente streden, evenals zij, voor de goede zaak. Haar man die zo vaak in ons gesprek naar voren kwam, is reeds in september 1962 overleden. Van het oude huis, waar het zich allemaal heeft afgespeeld, is alleen nog maar een stuk muur over.We besluiten dit relaas met de woorden die mevr. Van der Schans zo vaak herhaalde: "Gelukkig hebben we het er levend afgebracht".