CAPELSE VEER (II)
Een hoofdstuk uit het boek: ‘WITH THE TANKS OF THE 1st POLISH ARMOURED DIVISION’ (Met de tanks van de 1e Poolse Pantserdivisie)
K. Jamar De naam ‘Jamar’ is een pseudoniem, gevormd uit een samenvoeging van de eerste twee en drie letters van voor- en achternaam van de schrijver van het hierboven genoemde boek: Jan Marowski. Deze was majoor, tevens kwartiermeester, bij het 24e Lancersregiment van de 1e Poolse Pantserdivisie en heeft de vorming alsmede de strijd van deze heldhaftige Poolse Pantserdivisie van 7 juli 1944 5 mei 1945 in West-Europa, neergelegd in zijn boek. Zo wijdt hij daarin ook een hoofdstuk aan de strijd bij het Capelse Veer om het Duitse bruggenhoofd op het eiland, ingesloten tussen het Oude Maasje en de Bergse Maas, een strijd, die zich voornamelijk op het grondgebied van Sprang-Capelle afspeelde. Vertaald uit het Engels volgt dat hoofdstuk hieronder, waaruit we een goed inzicht krijgen hoe hevig die strijd is geweest en hoeveel offers aan doden en gewonden door beide strijdende partijen zijn gebracht. Tot goed begrip van de lezer lijkt het zinvol, zeer in het kort, wat meer informatie te geven over de eerste Poolse Pantserdivisie. Hoe is de divisie ontstaan? Hoe was zij samengesteld? Hoe kwam zij in onze contreien?
In 1940 arriveerde de 10th Motorised Cavalry Brigade (10e Gemotoriseerde Cavaleriebrigade) aan boord van een transportschip in Engeland, onder bevel van generaal Maczek. Na de onverhoedse Duitse inval in Polen op 1 september 1939 (het begin van de Tweede Wereldoorlog), heeft - toen nog – kolonel Maczek in Polen gevochten tegen de overweldigende meerderheid van zeer moderne en uitstekend uitgeruste Duitse pantserdivisies, gesteund door 2.000 vliegtuigen. Hier tegenover kon Polen slechts infanterie en cavalerie stellen, met enkele honderden pantservoertuigen. Deze ongelijke strijd wordt hopeloos wanneer op 17 september 1939 Rusland de Polen in de rug aanvalt, waardoor Polen op 1 oktober 1939 moet capituleren. Op bevel van de legerleiding overschrijdt kolonel Maczek de Hongaarse grens, samen met zijn gehele Tiende Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, bewapening en uitrusting. In Hongarije komt de brigade in een interneringskamp terecht. Van de overige na de capitulatie uiteengedreven Poolse strijdkrachten gaat een deel in Duitse en Russische krijgsgevangenschap, anderen organiseren zich in het ondergrondse verzet en weer anderen ontkomen naar het buitenland, zoals Hongarije en Roemenië. Langs allerlei wegen weten zeer vele Poolse militairen naar West-Europa te ontkomen, sommigen zelfs via Griekenland, Perzië, Irak en Egypte, anderen ook wel via Zweden. Maar de meest gebruikte weg is die via Joegoslavië, Noord-Italië naar Frankrijk zo ook kapitein Ludwik Stankiewicz, die tijdens de veldslag in Polen in september 1939 vocht bij de 10e Cavalerie Brigade, waarvan majoor Fransiszek Skibinski stafchef was. Onder de ontsnapten bevindt zich ook het overgrote deel van de Tiende Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, ook wel de ‘Zwarte Brigade’ genoemd, onder bevel van kolonel Maczek, die in de winter van 1939 - 1940 vrijwel compleet in Frankrijk terecht komt en de beschikking krijgt over Franse uniformen en Renaulttanks.
Enkele maanden later vecht de 10e Gemotoriseerde Poolse Brigade als onderdeel van het Franse leger opnieuw tegen de Duitsers bij Champaubert-Montgivroux en Montbard. Maar reeds op 17 juni 1940 moest Frankrijk capituleren. De Maginotlinie blijkt niet aan haar doel te beantwoorden, want de Duitsers trekken er via Nederland en België doodeenvoudig omheen, en weer blazen de Polen de aftocht! Met generaal Maczek lopen zij 's nachts in uniform en met hun wapenrusting te voet door de bossen en wijngaarden van Bourgondië naar Clermont-Ferrand, waar zij zich melden bij generaal Weygand. Maar toen er geen orders kwamen, meldden zij zich niet opnieuw. Vanuit de landen rond de Middellandse Zee - generaal Maczek via Tunis, Frans Marokko en Gibraltar en zijn wapenbroeders via Marseille, Barcelona, Madrid en Lissabon -vonden de Poolse strijders hun weg naar het Schotse stadje Douglas, waar de 10e Poolse Pantserbrigade voor de tweede keer gedurende deze oorlog werd gereorganiseerd. De 10e Poolse Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, aanvankelijk omgedoopt in de ‘Tweede Brigade’, werd nadat Maczek de hoge Britse officieren van de waarde van het pantserwapen had weten te overtuigen, op 25 feb. 1942 toch omgezet in de ‘Eerste Poolse Pantserdivisie’, onder bevel van Generaal Maczek. Zij kreeg als wapenspreuk: ‘Voor Uw en onze vrijheid’. Alle Britse divisies en alle hogere formaties hadden hun eigen identificatietekens. Zo ook de ‘Eerste Poolse Pantserdivisie’. Als uitvloeisel van een prijsvraag werd bekroond het embleem, bestaande uit een helm met daarop één van de twee vleugels met adelaarsveren, gedragen door huzaren van de historische cavalerieregimenten van het Oude Polen, die zware bewapening droegen en zwaar bewapende strijdrossen bereden, wier aanval geen vijand in het veld kon weerstaan en die 260 jaar tevoren de macht van de Turken, die Wenen belegerden, hadden gebroken en zo deze stad van Christenen voor vernietiging hadden gevrijwaard.
Op 11 augustus 1942 werd per dagorder dit embleem toegekend. In Schotland werd de eerste Poolse Pantserdivisie verder uitgebouwd en geoefend. De ervaringen, aan de fronten opgedaan, hadden uitgewezen, dat pantsereenheden niet alleen in staat moesten zijn, terrein te veroveren, maar ook om het veroverde terrein vervolgens te behouden en te consolideren. Dit hield in, dat de Poolse pantserdivisie, in navolging van de Britse divisies, gebaseerd werd op het tweebrigades-systeem: een pantserbrigade en een gemotoriseerde infanteriebrigade. De organieke sterkte, waarmee men in 1944 ging opereren was als volgt opgebouwd : De opbouw van de divisie is zodanig, dat beide brigades aan elkaar eenheden kunnen ‘uitlenen’. De drie infanteriebataljons hebben ieder lichte pantservoertuigen, de zogenaamde bren-carriers, en een compagnie licht geschut. Tezamen beschikken zij over de ondersteuningscompagnie met zware machinegeweren. De nummering van de eenheden is uiteraard niet willekeurig. Dit komt het duidelijkst naar voren bij de verbindingstroepen met de nummers 40, 50 en 60. Zij dienen dus ter beschikking te staan van zowel het hoofdkwartier, alsmede van de twee brigades. De vier Regimenten Artillerie en het Tiende Verkenningsregiment verzetten regelmatig baanbrekend werk voor de beide Brigades. Afdelingen militaire politie en verkeerstaken, pers, post, betaaldienst, de krijgsraad te velde en de legeraalmoezeniers completeren het geheel en hebben uiteraard eveneens een overkoepelende taak. Generaal Maczek had de traditionele namen, zoals Uhlanen, Dragonders, Lansiers en Jagers in ere hersteld.
Naast de 1e Poolse Pantserdivisie waren er ook nog andere Poolse strijdkrachten. Toen 21 juni 1941 Duitsland de oorlog aan Rusland verklaarde, was dat het moment om te onderhandelen over de vrijlating van de Poolse militairen uit Russische krijgsgevangenschap. Generaal Anders (reeds eerder vrijgelaten) heeft uit die krijgsgevangenen een nieuw leger geformeerd: het Tweede Legerkorps. In 1942 krijgt hij, omdat hij kampt met gebrek aan kader, toestemming om maximaal 100.000 man naar elders over te brengen. (In 1943 vindt men in de bossen bij Katyn het massagraf van duizenden Poolse officieren, het kader van 1939, blijkbaar geliquideerd). Via Irak en Perzië, kwam het Tweede Poolse Legerkorps in Egypte. Via de woestijnoorlog in Noord-Afrika en Sicilië nam het deel aan de oorlog in Italië, waar het onsterfelijke roem oogstte door de verwerving van het onneembaar geachte Benedictijner- klooster van Monte Cassino. Het grootste Poolse leger bleef onder Russisch commando en nam deel aan de Russische strijd, richting Berlijn. Maar ook was er een Poolse Marine, bestaande uit een kruiser, een viertal torpedojagers en enige onderzeeërs. Daarnaast was er ook een Poolse luchtmacht, die opnieuw in Engeland werd opgebouwd en met twee squadrons deelnam aan de luchtslag om Engeland in sept. 1940 (in 110 luchtgevechten overwinnaar) en zich uitbreidde tot 10 squadrons jachtvliegtuigen en vier squadrons bombardementstoestellen. De vliegtuigen waren kenbaar aan het Poolse embleem naast het Engelse kenteken. In de bijna zes oorlogsjaren heeft de Poolse luchtmácht meer dan 1000 vijandelijke toestellen neergehaald.
Half mei 1944 nam de 1e Poolse Pantserdivisie na vier jaar afscheid van het gastvrije Schotland om zich in Aldershof, dicht bij Londen, te verzamelen om daar tussen 20 juli en 5 augustus (31 juli 1944) ontscheept te worden op de Franse stranden in Normandië. Daar werd de 1e Poolse pantserdivisie ingedeeld bij het 2e Canadese Legerkorps, onder bevel van een jonge en energieke Canadees, generaal Guy Simonds. De ontscheping leverde niet veel moeilijkheden op, daar er sinds D-dag (6 juni 1944) reeds een breed en diep bruggenhoofd was gevormd. Op de velden rond Bayeux werd de Divisie gegroepeerd. Daarna - in de nacht van 7-8 augustus 1944 - zette de Divisie zich in beweging voor een moeilijk begin. Bij Caen moest een doorbraak geforceerd worden, maar de uitstekend gecamoufleerde vijandelijke stellingen bieden steeds meer weerstand. Bloedige gevechten vinden plaats bij Chambois, waar twee Duitse legers in de knel zitten en trachten uit te breken. De Polen weten de uitbraakpoging te verhinderen en behalen een moeizame overwinning. In minder dan een maand tijd had men 2000 man verloren aan doden, gewonden en vermisten.
Op het kaartje is de zegevierende tocht van de 1e Poolse divisie door Noord-Frankrijk, België en Nederland aangegeven. Maar een zegetocht die een spoor van doden en gewonden heeft nagelaten. Zo komt de 1e Poolse Pantserdivisie omstreeks 18 december 1944 in Sprang-Capelle aan om hier tot 7 april 1945 te verblijven, waar zij ingekwartierd werden bij de plaatselijke bevolking, die hen met dankbare harten gastvrij in hun huizen opnam. In het volgende artikel wordt de harde strijd beschreven, die moest worden gevoerd om het laatste Duitse bruggenhoofd op de zuidelijke Maasoever op te ruimen. De hechte banden van vriendschap, welke in die moeilijke maanden van 1944/45, toen Sprang-Capelle frontgebied was, zijn ontstaan tussen de Polen en de bevolking van Sprang-Capelle, zijn het blijvende gevolg van die samen doorleefde zorgvolle tijden.
De Redactie
Ik zat in een gemakkelijke stoel en geeuwde af en toe. Het was half drie in de morgen. Wat tactloos om ons uit onze warme bedden te slepen op dit uur van de nacht. Gelukkig was hotel ‘De Kroon’(1) voorzien van centrale verwarming en was het er lekker warm. De grote, gemakkelijke stoel scheen ons uit te nodigen een dutje te doen en slechts de verblindende elektrische lampen weerhielden ons ervan. Luitenant Maszkowski was druk bezig met kaarten die uitgespreid lagen op een grote tafel. Langzaam vulde de ‘Operation-Room’ (de ‘Operatie’- kamer) van het Divisiehoofdkwartier, waarvan de deur maar open en dicht bleef gaan, zich met nieuwe, slaperige, geeuwende mensen. De pas aangekomenen liepen regelrecht naar de diepe stoelen, nestelden zich er gemakkelijk in en wachtten met onverschilligheid op de opening van de conferentie. "Waar is Ludwik" vroeg ik en dacht daarbij aan luitenant-kolonel Stankiewicz (2). "Hij werd plotseling ontboden door de stafchef van het legerkorps. Hij zal wel spoedig komen.” Hij verscheen inderdaad na een paar minuten en de norse uitdrukking op zijn gezicht duidde erop dat brigadier-generaal Balfour (3) enkele behoorlijk onaangename eisen had gesteld. Stankiewicz ging naar de kaart, pakte een potlood en trok een paar dikke, duidelijke lijnen. "Ik ben net zo slaperig als jullie", zo opende hij de conferentie. "We moesten deze conferentie wel midden in de nacht houden, omdat we morgenochtend vertrekken. Onze divisie moet de 4e Canadese pantserdivisie aflossen en zal het 24e Lancers regiment in het reservekorps achterlaten.” Hij wees de sectoren aan die de divisie moest bewaken, vermeldde namen en plaatsen en gaf de vertreklijn en de vertrektijd aan. Kapitein Fudakowski probeerde een vrolijke noot te brengen in de algehele somberheid en deelde uitnodigingen uit voor een Oudejaarsavondfeestje die vroegtijdig gedrukt waren. We zouden waarschijnlijk Kerst en Nieuwjaar in de saaie stille dorpen tussen Tilburg en 's-Hertogenbosch moeten doorbrengen. We gingen uiteen met sombere gezichten. Er viel natte sneeuw. Op zaterdag, 16 december, begon maarschalk Von Rundstedt zijn offensief in de Ardennen. Zijn eerzuchtig plan omvatte de verovering van de verbindingscentra Luik-Namen en vervolgens de verovering van de haven van Antwerpen. Zijn doel was de Geallieerde operaties op het vasteland van Europa voor lange tijd te verlammen. Het gehele bevoorradingssysteem van de 12e legergroep was gebaseerd op Luik-Namen. Antwerpen, de in grootte derde haven van Europa, voorzag alle Geallieerde legers van voedsel en uitrusting. "Iedere Duitse soldaat moet zijn heilige plicht vervullen en zich een persoonlijke bovenmenselijke inspanning getroosten voor het Vaderland en de Fuhrer", kondigde Von Rundstedt, de Duitse bevelhebber van het westelijk front, af. In sneeuw en regen, hetgeen het gebruik van de luchtmacht uitschakelde, veroverden de Duitsers Malmédy, St. Vith, Houffalize en bereikten een plek ongeveer vier km. van de Maas, bij de plaats Celles. De positie was zeer ernstig. Op 19 december uitte de Franse militaire missie die SHAEF (4) in Versailles bezocht haar verbazing dat de Amerikanen nog niet voor vertrek gereed waren. De schitterende 101e luchtlandingsdivisie, die in Bastogne omsingeld was, verdedigde zich met hand en tand. De commandant van de divisie, generaal Taylor, was in Washington en was vervangen door brigadier-generaal Mac-Auliffe, bevelhebber van de artilleriedivisie, die zijn werk uitstekend deed. De divisie die kortgeleden geheel nieuwe versterkingen ontvangen had die nog nooit in de vuurlinie waren geweest, en die drie duizend man te kort kwam, had vijf dagen lang de furie van de Duitse aanvallen weerstaan. Tegen de Duitse afgezanten, die in Bastogne verschenen en onmiddellijke overgave eisten uit naam van de Duitse korpsbevelhebber, generaal Heinrich von Luttwitz, antwoordde MacAuliffe kortaf: "Nuts” (onzin). Generaal Maczek voorzag dat de Duitsers gelijktijdig een aanval zouden voorbereiden op onze sector en als zij het bruggenhoofd tussen Namen en Luik zouden veroveren, zouden zij proberen Von Rundstedt te helpen met zijn opmars naar Antwerpen door ons in Holland aan te vallen. En inderdaad namen de activiteiten van de Duitse patrouilles, die de Maas overstaken om hun geluk te beproeven in de sector die onze divisie bestreek, dagelijks in hevigheid toe. Er bereikten ons inlichtingen (5) over verschillende voorbereidingen die aan de noordelijke oevers van de rivier werden uitgevoerd, de komst van luchtlandingstroepen, het bijeenbrengen van aanvalsmaterieel en grote aantallen kanonnen in het land van Altena. We gingen scherper opletten. Hoewel de vorst en de sneeuw zeer onaangenaam waren, zochten we naar vijandelijke patrouilles met toenemende energie en ijver, hinderlagen werden voor hen gelegd en iedere nacht wisselden verschillende Duitse patrouilles vuur met onze voorposten. In hun pogingen over te steken naar de zuidelijke oever van de Maas slaagden de officierscadetten voor hun officiersexamen en de soldaten verdienden de verloven, waarnaar zij zo lang hadden verlangd, of prijzen in de vorm van sigaretten. Zij betaalden ervoor in gesneuvelden, gewonden of werden gevangen genomen. Kerstmis ging voorbij en Nieuwjaar naderde. De troepen verwensten de Duitsers, Von Rundstedt, en het weer en vonden troost in gerantsoeneerde rum, een klein glaasje dat, als het puur en in één slok gedronken werd, gemakkelijk een ongeoefende drinker kon bedwelmen. Kenners hielden echter staande, dat de rum van de marine nog sterker was en toch erg in trek was bij de Koninklijke Marine. Het belangrijkste was eraan gewoon te raken. Het bewaken van twee en vijftig km. Maasoever was geen aangename taak, zelfs niet in de zomer, en men kan zich gemakkelijk voorstellen hoe afschuwelijk deze taak midden in de winter was. Op de linkerzijde werd een smalle sector, alles bij elkaar 5 km, bemand door het 47e commando van het ‘Royal Marine Commando’. Deze jonge soldaten, sportlui, getraind in patrouilleopdrachten met de bekwaamheid van jagers en met hun uitstekend daarop afgestemde uitrusting, waren een opvallende verschijning. De overige 47 km. waren verdeeld in twee sectoren. Eén ervan onder de hoede van de 3e Infanterie Brigade en de andere onder de hoede van de Artillerie van de Divisie. Jazeker, de Artillerie! Terwijl beide Veldartillerie Regimenten zich in hun posities inrichtten en hard aan het werk waren, begon het 1e Antitank Artillerie Regiment, gesteund door een Luchtafweer Artillerie Batterij, aan een geheel ander soort werk dat tot nu toe slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegepast was. Voorposten, schildwachten, hinderlagen en patrouilles. Dag en nacht, zonder ophouden, zonder rust of onderbreking, dikwijls dagen achtereen zonder een warme maaltijd. De pantserbrigade werd in reserve gehouden, waakzaam, klaar om met haar tanks iedere Duitse poging om uit het Maasdal naar het zuiden op te rukken, af te slaan. Infanteriesoldaten, antitank artilleristen en luchtafweermanschappen strekten zich uit over een smalle lijn van voorposten en vormden een zeer gevoelig alarmsysteem en waarschuwden bij iedere beweging van de vijand. De openingen tussen de posten werden opgevuld door patrouilles die in de sneeuw of modder voortploeterden langs de moeilijk begaanbare paden tijdens hun surveillances die dag en nacht gehouden werden. Andere patrouilles, zorgvuldig uitgekozen, meestal samengesteld uit vrijwilligers, gewapend met automatische geweren en handgranaten, staken over naar de noordelijke oever van de rivier, waar zij Duitse voorposten, posities van machinegeweren en bunkers observeerden. Terwijl zij urenlang bewegingloos lagen, sloegen zij de gewoonten en routinewerkzaamheden van de Duitse eenheden gade, ontdekten hun bedoelingen en gisten naar hun plannen. Tenslotte op een geschikt ogenblik en volkomen onverwacht, vuurden zij hier en daar uit hun stenguns, wierpen handgranaten, namen soldaten gevangen en profiterend van de ontstane chaos, waardoor de vijand zenuwachtig begon te schieten, keerden zij vlug huiswaarts. Hun rapporten en de vergelijkingen op de kaarten en schetsen en bovenal de verklaringen van de gevangenen, voorzagen kapitein Reiman dagelijks van nieuwe inlichtingen; hij zag geen detail over het hoofd en liet geen voorval on-onderzocht, hoe onbeduidend dat ook mocht lijken. Alles had een betekenis voor hem en was een aandachtige bestudering en discussie waard. Nadat de inlichtingen nauwkeurig gezift waren en de waardevolle gegevens eruit gehaald, werd alles wat waarde had op de kaart aangetekend door luitenant Bzowski; voor de meeste mensen zag die kaart eruit als een onbegrijpelijke opeenstapeling van onleesbare tekens, maar voor de officier van de inlichtingendienst bood ze een denkbeeldige kaart van de groepering van vijandelijke eenheden en de mogelijkheden die daaruit ontstonden.
De Bevelhebber van de Artillerie Divisie spaarde zijn kanonnen niet. Hij had de batterijen breeduit over de sector verdeeld en stond klaar iedereen te helpen die zijn hulp nodig had. Als een goede pianist, die met zijn geoefende hand op de toetsen van het klavier drukt en waar nodig geluiden voortbrengt en aanpast aan de melodie en soms zware akkoorden aanslaat, zo deed kolonel Noel, hetgeen in de actuele situatie vereist was. Zo bestookte hij de vijand soms met zuinige salvo's en dan weer vuurde hij gestaag met zijn 25 ponders op geselecteerde gevoelige plaatsen; soms mikte hij in de diepte op vijandelijke groeperingen en zond hij artillerie spervuur van de Britse Zware Artillerie Regimenten, die verbonden waren aan de divisie, en soms liet hij een regen van vuur los op de noordelijke oever van de rivier met een gezamenlijke inzet van al zijn Regimenten, en zaaide hij dood en vernietiging onder de Duitsers, hen eraan herinnerende, voor het geval zij het mochten vergeten, dat we voorbereid waren en zeer sterk. Het Maasdal is een vlakte die, in het zuidelijke deel van de sector waar de 3e Brigade gestationeerd was, geen enkele dekking biedt. Vanaf de weg, aangelegd op de zware dijk, van Geertruidenberg naar Baardwijk, strekt zich een zone van tenminste twee km. breed uit naar de rivier, begrensd door brede dijken. Het Oude Maasje, dat evenwijdig aan en onder de Bergse Maas is gelegen, vormt daartussen een klein eiland zo vlak als een biljarttafel, van Raamsdonk tot Capelle, dat bekend staat als het Capelse Veer (6). Het eiland stond onder strenge Poolse en Duitse observatie. Onze eenheden sloegen het uit de verte gade vanaf de weg, de Duitsers van dichtbij, vanaf de dijk aan de noordelijke oever van de Maas.
Om 1 uur 's nachts op de 29e december 1944 stak een patrouille van de 4e compagnie van het 9e bataljon onder 2e luitenant Czubaj het Oude Maasje over in twee boten. De nacht was koud en mistig en een doordringende wind woei over de rivier. Onmiddellijk na de overtocht splitste de patrouille zich. Een gedeelte bleef aan de zuidelijke rand van het eiland om de terugtocht van hun kameraden te dekken en in geval van nood hen te hulp te komen. Het grootste gedeelte van de patrouille stak het eiland over pal noord naar de dijk, en volgde die in oostelijke richting. Zij slopen stil als spoken in hun rubberlaarzen en met hun uitrusting zo vastgemaakt, dat er niets kon rammelen. Zij bereikten de dijk maar vonden er niemand. De verkenners rekten behoedzaam hun halzen en tuurden naar de andere kant. Doodse stilte, geen enkele beweging! Zij gingen naar links terwijl ze als katten voortkropen en naderden de onbeduidende weg, die vanuit Capelle via een beschadigde brug over het Oude Maasje leidde naar een veerdienst over de Bergse Maas, die opgehouden had te bestaan. Het scheen hen dat de expeditie louter een wandeling zou blijken te zijn, een uitgekozen wandeling weliswaar, zonder de tijd of het weer af te wachten, maar dit was tenslotte oorlog....
Plotseling openden machinegeweren het vuur vóór ons en op de flank uit de richting van de dijk en de enkele kapotte huizen. De manschappen lieten zich op de grond vallen en antwoordden met krachtig vuur. Ze beseften echter zeer snel dat hun positie veel slechter was dan die van de Duitsers. De laatsten vuurden op hen van boven, vanuit posities die reeds in de dijk ingegraven waren; zij hadden een gelijk aantal machinegeweren en deze stonden veel meer in hun voordeel opgesteld. "Terugtrekken"- het bevel van 2e luitenant Czubaj ging van mond tot mond. Terwijl ze hun laatste salvo's afvuurden en honderden kogels tussen zich en de Duitsers plaatsten en hun drie gewonde kameraden ophaalden, trok de patrouille zich terug naar de boten. Het was vier uur in de morgen. Kapitein Reiman bracht die ochtend meer tijd dan gewoonlijk door boven zijn kaart. Uiteindelijk plaatste hij een teken dat de aanwezigheid van een heel peloton aangaf op het Capelse Veer, in de bocht van de weg die naar de dijk leidde. Dit peloton zat diep ingegraven en was goed gewapend met automatische wapens. Daaruit vloeide voort dat men mocht vermoeden dat het de taak was toevertrouwd het bruggenhoofd op het eiland voor een lange periode bezet te houden. Die morgen kwam er een rapport binnen dat nieuwe groepen Duitsers de rivier overstaken om het garnizoen, dat daar reeds zat, te versterken. "Daar komt niet veel goeds van", zei Generaal Maczek somber, "We moeten ze daar koste wat het kost uit zien te verdrijven". Het Legerkorps had veel belangstelling voor dit voorval. "Wanneer jaag je ze eruit"? vroeg generaal Crocker. "Morgennacht". "O.K." Luitenant-kolonel Szydlowski organiseerde de operatie.
Er zou een nachtelijke aanval plaatsvinden in drie groepen. Kapitein Labno, met machinegeweren en mortieren, Piats (7) en een peloton van de 3e compagnie zal oprukken over de weg van Capelle, het bruggenhoofd aan het Oude Maasje bij de vernielde brug nemen en geassisteerd door een groep Cromwells (8) van het 10e Bereden Riffle Regiment, de aanval steunen met zijn kanonnen. "De 3e compagnie zal de dijk moeten bereiken aan de noordelijke rand van het eiland en de Duitsers vanuit het oosten aanvallen". "De 4e compagnie, de grootste, zal vanuit het westen aanvallen en de weg volgen die de patrouille de vorige nacht genomen had". Voordat de zo geschapen tangbeweging zich om de harde kern van de Duitse verdediging zou sluiten, zou alle artillerie die de Divisie bezat, de te veroveren grond bombarderen. Precies om middernacht werden de eerste granaten afgevuurd en twee uren lang werd een klein deel van het eiland onderworpen aan ononderbroken vuur om de taak van de infanterie te verlichten.
Om 02.00 uur 's nachts stopten de kanonnen en de pelotons, staken het ene na het andere de smalle bedding van het Maasje over. Zij bereikten de andere oever praktisch in stilte en elk peloton vertrok in de haar aangewezen richting.
De groep die geleid werd door kapitein Labno naderde de oever en droeg een plank waarover ze (9) de andere kant zou kunnen bereiken. Soldaat Marszalek rende snel over de drijvende stukken van de vernielde brug die onder het wateroppervlak lag. De andere oever die tot dusver geen teken van leven had getoond, ontwaakte. Het begroette de nieuwelingen met een ononderbroken regen kogels, waardoor ze zich op de natte grond moesten laten vallen en bescherming moesten zoeken in bunkers, sloten en zulke onbeduidende en kleine ongelijkheden in de grond, die alleen maar opgemerkt konden worden door iemand die plat op zijn buik lag. Men hoorde gekreun en geroep om hulp. Hospitaalsoldaten kropen rond zoekend naar gewonden. Labno zette zijn machinegeweren in en mortieren versterkten spoedig zijn vuur. Dicht bij de brug lag soldaat Nowak te wachten met zijn Bren om flitsen van vijandelijke wapens op te vangen. Vlakbij hem hield soldaat Marszalek hem gezelschap met Stengunvuur. Het was onmogelijk over te steken naar de oever die de Duitsers in bezit hadden. De Cromwelltanks gaven machinegeweervuur. De tanks stonden precies op de rand van de rivier. Soldaat 1e klasse Mackowiak, ingespannen turend, vuurde in de richting van iedere flits van vijandelijke wapens. Een explosie kondigde een voltreffer aan door een pantservuist. Mackowiak was zich bewust van een hevige pijn, het was of zijn hoofd barstte. Hij sprong, tezamen met twee andere gewonde collega's. Zij die gedood waren door de explosie bleven in de tank. Een ogenblik later doodde een ander schot van een pantservuist korporaal Majda die van de tank gesprongen was om zich te voegen bij de infanteriesectie, die dichtbij plat op de grond lag. Labno verplaatste nu het grootste deel van zijn vuur naar de andere kant van het eiland vanwaar de andere twee compagnies reeds naderden. De 4e compagnie werd aangevoerd door kapitein Drozek. Hij had een peloton regelrecht in de richting van de Duitse tegenstand gestuurd en het 2e en 3e peloton via de kortste weg naar de dijk. Van daaruit viel het derde peloton, aangevoerd door adjudant-onderofficier Lenczowski, aan langs de rivier, terwijl het 2e peloton achterbleef om de westflank te beveiligen. Lenczowski verspreidde zijn peloton over een breed gebied. De 7e sectie onder korporaal Kowalski viel aan dicht langs de dijk, de 8e evenwijdig met de dijk en het 9e rechts ervan. Het bleek dat de twee uren geduurd hebbende artilleriebeschieting er niet in was geslaagd de Duitsers te verpletteren. Zij hadden het overleefd, omdat ze diep ingegraven zaten achter een brede stevige dijk. Zij hadden hun tijd afgewacht en begroetten de naderende pelotons met een orkaan van vuur. Zij waren te laat. De infanteriesoldaten stormden naar de dichtstbijzijnde gaten, legden de Duitsers het zwijgen op en maakten gevangenen. Het geweervuur dat uit andere posities kwam nam toe. De pelotons lagen plat op de grond, beantwoordden het vuur en deden toen nog een poging om op te rukken. De vijand zat nu op slechts 100 yards (10) afstand, waardoor de tweede poging duur werd betaald. Onze mannen werden gewond en de munitie raakte op. De machinegeweren vuurden snel - veel te snel! Desondanks kwam het 1e peloton toch nog dichterbij. Zouden ze nu tot de aanval overgaan? Nee! Tweede luitenant Pucek, die het peloton aanvoerde, was gewond en het peloton was letterlijk aan de grond vastgepind door de regen kogels. Ondanks het vuur bereikte de 3e compagnie de Duitsers tot op 50 yards.De aanvoerder, luitenant Mamczarczyk was gewond en werd vervangen door 2e luitenant Goralik. Zij spaarden de munitie niet, terwijl zij de vijand probeerden te vernietigen door hun stuwkracht en snelheid. Nog een paar keer vuren en dan - verder met de aanval! Hoera! De Duitsers wierpen handgranaten. Wat een ongelijke strijd tegen de talloze verdedigers, die tot hun nek zaten ingegraven en in het bezit waren van opgehoopte voorraden munitie en handgranaten, terwijl de aanvallers volledig onbeschut waren en iedere patroon en handgranaat telden, aangezien ieder alleen dat kon gebruiken wat hijzelf had meegebracht. Onderofficier Zaborowski nam het bevel over van het peloton nadat 2e luitenant Czertok gesneuveld was. Een ander peloton werd reeds aangevoerd door korporaal Bieniarski. Het aantal gewonden nam gestadig toe. Duitse handgranaten braken de Poolse aanval. Het begon dag te worden. De radio's hadden bevelen ontvangen terug te trekken en de compagnieën kropen terug, hun gewonden met zich meenemend. Onze artillerie probeerde de vijand ver weg over de rivier te pakken en hun kanonnen tot zwijgen te brengen waarvan de granaten op het eiland vielen in de achterhoede van de terugtrekkende Poolse pelotons. Doornat, doodmoe en zeer in aantal geslonken kwam het 9e bataljon terug. Er waren 11 doden en 38 gewonden. De Duitsers hadden nu een hele compagnie, tot de tanden gewapend, in het Capelse Veer gelegerd. Nieuwe bevelen werden uitgevaardigd en nieuwe voorbereidingen werden gemaakt. Het Korps concentreerde alles wat het bezat - zeven artillerie regimenten en vele mortieren waarvan er dertig met elk twee lopen. Alles was gereed voor de 6e januari 1945. Op Driekoningenavond zou het 9e Bataljon zijn geluk nog eens beproeven. De Poolse troepen waren in koortsachtige opwinding en kolonel Skibinski, de bevelhebber van de 3e Brigade, bestudeerde tezamen met luitenant-kolonel Szydlowski opnieuw alle details van de operatie. Verdraaid! De eer van de divisie zou eronder lijden als we deze keer niet slaagden. En toch aan de andere kant was het onmogelijk meer dan één compagnie te nemen uit de brede sector, die bezet werd door de Poolse troepen en deze compagnie, die behoorde tot het Hi ghland Bataljon, was in reserve gehouden.
Twee groepen vertrokken voor de aanval: de groep ‘Arm’(wapen) onder kapitein Labno, over de beschadigde brug; de groep ‘Obstinacy’ (Halstarrigheid)onder majoor Stepien naar het midden van het eiland. Het sneeuwde een beetje, het was bitter koud en de grond was glibberig, hoewel het zicht uitstekend was. Het uur 0.
De operatie werd gestart door de artillerie die een hagel van granaten vuurde in de kleine sector van het eiland. De explosies vloeiden samen tot één aanhoudend brommend geluid, dat weergalmde - zo scheen het - vanwaar de aarde scheen te trillen onder de aanval. De groep ‘Obstinacy’ zou er spoedig heen trekken om de omgewoelde grond te veroveren. Zij begaven zich op weg om 02.00 uur 's nachts. Tegen die tijd had een compagnie van de andere groep onder 2e luitenant Goralik vaste voet gekregen op de rechter oever van het Maasje. Zij waren snel vooruit gekomen vanaf de oostelijke flank, mangat na mangat veroverende, en schuilplaats na schuilplaats aanvallend met Stens en handgranaten. Voordat de Duitsers tijd hadden te beseffen wat er aan de hand was, had de 3e compagnie het bruggenhoofd veroverd, en door paniek aangegrepen trok de rest van de Duitsers terug, hun doden en gewonden achterlatende. Kapitein Labno opende het vuur met mortieren van 3 en 4 inches, brenguns (machinegeweren) en lichtspoorkogels uit zware machinegeweren, om majoor Stepien te steunen. Het peloton, aangevoerd door luitenant Mincer en de machinegeweren van het 10e Bereden Rifle Regiment voegden zich ook in het koor. De 2e compagnie, aangevoerd door luitenant Kuzmirek, rukte op langs de dijk vanuit het westen. Er waren twee pogingen gedaan om door te breken in de speerpunt van de Duitse tegenstand, die haar basis aan de Bergse Maas had. Tweede luitenant Stolarz werd met een peloton van de 1e compagnie regelrecht naar de bocht van de weg gestuurd waar de Duitsers zich hadden ingegraven. Aan de flank beschermde de sectie van korporaal Gorczak de toegangswegen van deze kant van het Oude Maasje. Dat was hier hard nodig, aangezien niet verder dan enkele twintigtallen yards in die richting soldaat 1e klasse Fica drie Duitse parachutisten uit een vluchtgat sleepte. Eén van hen was gewapend met een veroverde Stengun (automatisch geweer). Er was nog een vluchtgat een 20 yards verder en de secties namen er nog twee gevangen en even later nog drie. Zij hadden niet verwacht zoveel succes te hebben en aangemoedigd renden ze voort naar het volgende vluchtgat. "Hende hoch", schreeuwde Fica en probeerde daarbij het lawaai van de machinegeweren te overstemmen. De Duitsers grepen hun Schmeissers (machinegeweren). De Sten van Fica weigerde maar hij greep hem in beide handen vast en sloeg de dichtstbijzijnde Duitser ermee op het hoofd; de rest koos het hazenpad. Twee, die zich verborgen hielden, in het volgende vluchtgat, gingen er ook vandoor. Soldaat Orlowski schoot op hen met succes, want ze vielen allebei. De ontsnappende Duitsers echter slaagden erin hun wapens te gebruiken en zowel Fica als Gorczak raakten gewond. De Polen hadden negen gevangenen gemaakt van de 3e compagnie van het 17e Duitse valschermjagersregiment en dit betekende een nieuwe eenheid tegenover de Divisie - het puikje van de Duitse troepen. De 2e compagnie werd door de Duitsers begroet met een wervelstorm van vuur. Dit kleine stukje eiland, behoorlijk omgewoeld door het mortier- en artillerievuur, was beter voorzien van automatische wapens dan bij de voorafgaande gelegenheid. De Duitse verdedigers hadden gewacht tot het spervuur van de artillerie over zou zijn, veilig weggedoken in hun schuilplaatsen aan gene zijde van de dijk. Deze konden niet worden vernietigd door artillerievuur en zodra het spervuur ophield namen zij de hun toegewezen posities weer in, waakzaam, op hun hoede, gereed om de nieuwkomers een warme ontvangst te bereiden. Die ontvangst was zo moorddadig dat de Polen noch vooruit noch achteruit konden. De compagnie lag volkomen plat op de grond en bleef daar tot het aanbreken van de dag. Toen rukte het peloton van luitenant Morawski op om het de 2e compagnie mogelijk te maken zich te bewegen maar ook hij zat vastgenageld door het vuur. Het peloton van 2e luitenant Kucia volgde het voorbeeld maar kwam niet ver en moest terugtrekken met hun gewonden, onder bescherming van mortieren en machinegeweren van Labno. Iedere beweging stierf weg op het eiland met het doorbreken van het daglicht. De compagnie lag op de bevroren grond, terwijl de sneeuw viel op de levenden, de gewonden en de doden. Zonder voedsel of medische hulp, bewegingloos, lagen de manschappen de meedogenloze lange uren te tellen die tergend langzaam voorbij kropen. Het was slechts een korte winterdag maar hij scheen een eeuwigheid te duren. Ogen in de geschutkoepels van de tanks zochten door verrekijkers naar de geringste beweging aan Duitse zijde en iedere beweging werd onmiddellijk gevolgd door vuur. Als antwoord kwamen er van de andere kant van de Maas granaten terug. Tweede luitenant Mincer werd gewond in het hoofd door een granaatscherf, maar hij weigerde zijn groep te verlaten. Pas toen hij bijna flauwviel werd hij naar de verbandplaats gebracht. Hij werd vervangen door korporaal Gize die kort daarna ook gewond raakte, tezamen met zijn radiotelegrafist, soldaat Nadzieja. Zodra er een auto verscheen vanachter de huizen in de open vlakte, begonnen de Duitse waarnemers een artilleriejacht. Luitenant Martynoga sprong in een jeep en ging er op volle snelheid vandoor, terwijl hij te laat komende granaatexplosies achter zich ]iet; hij bracht een zak sandwiches naar de manschappen. De dichtstbijzijnde aten ze op. Op dezelfde manier werden de dichtstbijzijnde gewonden opgehaald en weggebracht. Zodra de avond viel stak een compagnie van de Highlanders over naar het eiland en nam dezelfde weg als Kusmirek om hem af te lossen, en opdat de gewonden konden worden teruggebracht. De 1e compagnie van het 9e bataljon viel rechtstreeks langs de weg aan. Er was een explosie - een mijnenveld! Een soldaat met een machinegeweer verloor zijn voet, maar hield zijn hoofd koel. "Ga niet verder zonder de Bren", gilde hij. Tweede luitenant Stolarz leidde. Opnieuw mijnen! De compagnie bereikte de dijk.Zij moesten nog een brede, diepe sloot vol water oversteken. Het water was koud, de sloot diep en vuur uit de Spandaus regende neer uit alle richtingen. De compagnie begon haar aanval en terwijl ze naar voren rende sprongen de Duitsers uit hun vluchtgaten en gingen er vandoor. Er werden enkele lichtkogels in de lucht geschoten, die de hoofdlijnen van de verdedigingsposities lieten zien. Duitse artillerie en mortieren hadden op dit teken gewacht en er viel een regen granaten neer op de aanvallende compagnie en opnieuw braken er explosies van handgranaten en Spandauvuur los. Aan de andere kant had een muur van vuur ook de Highlanders gescheiden van de Duitse verdedigers. Opnieuw braken de compagnieën hun tanden op de harde kern van de hardnekkige verdediging, die ongewoon goed gesteund werd door artillerievuur. Zij trokken terug, met een bezwaard gemoed. Zo'n grote krachtsinspanning, zo veel toewijding en opnieuw zulke zware verliezen! Het 9e Bataljon had 31 doden en 72 gewonden, bijna de helft van het aantal dat deelgenomen had aan de aanval. De Highlanders hadden 3 doden en 17 gewonden. We konden dit eiland niet veroveren. Honderddertig Duitsers verdedigden het zo efficiënt dat zelfs deze laatste, kostbare poging mislukt was. De Bevelhebber van het Korps was bepaald in een slechte bui. De hele Divisie was in een slechte bui. Er werd een nieuw plan uitgedacht. De artillerie zou haar programma herhalen. De mortieren en machinegeweren zouden opnieuw op dezelfde doelen vuren. De aanval zou uitgevoerd worden door de bloem van de Britse troepen - het 47e Royal Marine Commando. Zij zouden het Oude Maasje oversteken over een smalle voetbrug die voor hen door onze geniesoldaten gebouwd zou worden. De tijd die voor de operatie werd vastgesteld, was de nacht van 13 op 14 januari 1945 (11) De leider van de Commando's, luitenant-kolonel Douglas, een jonge, energieke man, zeker van zichzelf en van zijn manschappen, luisterde aandachtig naar alle details die de divisie kon geven. Onder het luisteren werd zijn gezicht somber. De taak was duidelijk: de Duitsers moesten vernietigd worden. De situatie was ook duidelijk maar onheilspellend. Hij nam op zeer ernstige toon van ons afscheid. "Vele van mijn manschappen zullen vannacht sterven", zei hij bij het weggaan, hoewel het duidelijk was dat hij alles zou doen wat in zijn macht lag om hen het leven te doen behouden. Dezelfde reeks gebeurtenissen speelde zich weer af en met hetzelfde resultaat. Tegen de ochtend trokken de commando's terug, moe, ontmoedigd en bevroren, de gewonden met zich mee dragend, zonder het eiland veroverd te hebben. Bij de voetbrug ontmoette Lt. Kolonel Douglas Colonel Majewski en samen liepen zij langzaam naar de gebouwen. Beiden zwegen. Er behoefde niets gezegd te worden. Beiden wisten precies wat er gebeurd was. Bij het eerste huis wachtte de aide de camp van de Legercorpskommandant op hen: een luitenant van de bewakingstroepen, uitstekend in vorm na een goede nachtrust, in een broek met een mooie scherpe vouw. Naast hem stond de radio voor de onmiddellijke overbrenging van nieuws. "Wat moet ik de generaal meedelen?’- vroeg hij. "Ik heb de opdracht niet kunnen uitvoeren. Ik heb bevel gegeven aan de manschappen om terug te trekken", antwoordde Douglas kalm, terwijl hij zijn vermoeide ogen opsloeg. De aide de camp werd ernstig. "Sorry sir", hij salueerde bij het weggaan. De vooruitgeschoven verbandplaats van het 2e Veldhospitaal, waarheen de gewonde commando's werden gebracht, had die nacht veel te doen. De gewonden kwamen in een aanhoudende stroom binnen. De dokters werkten zonder ophouden; hun messen sneden uniformjassen, truien en leren jassen kapot om bij de wonden te komen, ze te behandelen en zo snel mogelijk verlichting van pijn te geven. Het 47e Royal Marine Commando keerde na deze actie niet terug naar de sector die ze eerder bewaakt had. Hun verliezen waren te zwaar geweest. Het hoofdkwartier van het Legerkorps bestudeerde opnieuw 't voor en tegen: de hele zaak werd van alle kanten bekeken en de mogelijkheden bestudeerd; die van ons en de onverwachte grote mogelijkheden van de vijand. Het bleek dat een operatie op grote schaal en van lange duur nodig zou zijn om voor eens en al het kwaadaardige gezwel - de Duitse Fallschirmjager op het Capelse Veer - uit het lichaam van het Korps te verwijderen. De operatie kreeg de codenaam ‘Olifant’. De verklaring van de naam was de kolossale hoeveelheid artillerie en de fantastische tonnage munitie die ervoor samengebracht moesten worden.
Munitievoertuigen van de bevoorradingscompagnieën begonnen opnieuw de nodige voorraden bijeen te brengen. Mortieren werden in positie geplaatst. Artilleriecolonnes verschenen op de wegen op weg naar hun plaats. Er waren twee Poolse regimenten, twee regimenten van de 4e Canadese Divisie, vier regimenten ‘Mediums’(middelzware artillerie) en twee batterijen ‘Heavies’(zware artillerie)
De voorbereidingen gingen door tot de 26e januari. De taak werd toevertrouwd aan Brigadier-generaal Jefferson. Ze zou uitgevoerd worden door de 10e Canadese Infanterie-Brigade, die hij commandeerde. Het Lincoln en Welland Regiment zou steun geven: zij werden voorzien van speciale witte capes voor de camouflage in de sneeuw, die maar bleef vallen. Dit regiment zou in de eerste aanvalslinie staan en werd hiervoor speciaal geoefend. Na een woest artilleriespervuur, net voor het aanbreken van de dag op de 26e januari, vertrokken drie compagnies voor de aanval.
Om 08.55 uur waren alle officieren van de A en C compagnieën gesneuveld of gewond, maar desondanks was het Duitse verzet niet gebroken. Het regiment trok terug. De Argyll en Sutherland Highlanders kwamen in actie. De artillerie schoot zonder ophouden. Duitse pogingen om de Maas over te steken mislukten volledig. De verdedigers kregen deze keer niet hun voedsel of hun munitie, konden hun gewonden niet evacueren en ontvingen geen versterkingen om hun verliezen te vervangen. Later las ik de volgende woorden in een rapport dat gevonden werd bij de Duitse Bevelhebber van de 10e compagnie Fallschirmjáger, die gevangen genomen was: "De lichamelijke conditie van de manschappen geeft reden tot bezorgdheid. Het eten en drinken zijn ijskoud. Hun voeten zijn doornat en ze lijden aan ernstige bevriezingen ...." De genietroepen bouwden een brug over het Oude Maasje. Zij waren er laat in de avond van de 27e mee klaar. 's Morgens rolden er drie tanks het eiland op. De aanval van de Argyll en Highlanders faalde door te breken in de Duitse verdediging; ze werd afgeslagen. In de nacht van 29 op 30 januari kwamen er meer tanks het eiland binnenrollen en de stapel gebruikte granaathulzen nam toe. In de avond van de 30e vielen de Argylls opnieuw aan, tezamen met het Lincoln en Welland Regiment en de tanks van het South Alberta Regiment. De strijd duurde de hele nacht. Ze veroverden de schuilplaatsen één voor één, machinegeweer na machinegeweer werd uitgeschakeld; ze moesten de koppige parachutisten, die tot hun laatste kogel vochten, uit hun diepe vluchtgaten slepen.
Tegen de ochtend werd het eiland veroverd. Er werden 69 gevangenen gemaakt en er werden 145 gesneuvelde Duitsers geteld. Het aantal gewonden dat naar de andere oever van de Maas was gebracht werd op 60 geschat. In de Ardennen was Von Rundstedt in volle terugtocht naar de Siegfriedlinie. Het bruggenhoofd aan de Maas,dat veroverd was met het vaste idee van gesynchroniseerde operaties tegen Antwerpen, was eindelijk uit de weg geruimd. Tijdens de laatste paar dagen verloren de Canadezen 43 manschappen, waaronder 8 officieren, maar het aantal van hun gewonden was veel groter. Op het eiland bleven beschadigde en uitgebrande tanks achter en kleine kruisen, waaronder Poolse en Canadese soldaten lagen begraven in Hollandse aarde.
Voetnoten: 0a) Ontleend aan het boek van K. Jamar en ‘Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland’, door Th. Peeters.) 0b) Ontleend aan: ‘Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland’ door Thom Peeters. 1) in Breda 2) Luitenant-kolonel Stankiewicz was evenals Generaal Maczek van de 1e Poolse Pantserdivisie met de 10th Motorised Cavalry Brigade in Engeland aangekomen, toen nog in de rang van kapitein. 3) De 1e Poolse Pantserdivisie was ingedeeld bij het 2e Canadese Legerkorps waarvan brigadegeneraal Balfour één der commandanten was. 4) Supreme Headquarter Allied European Forces (Opper-Hoofdkwartier van de Geallieerde Europese Strijdkrachten) 5) Voornamelijk via de zender van Jan de Rooy. 6) Hoewel de naam ‘Capelse Veer’ duidt op de veerdienst over de Bergse Maas bij Capelle, wordt in de annalen van de krijgsgeschiedenis het gehele hier omschreven eiland als zodanig met die naam bedoeld. 7) Een antitankwapen.dat vanaf de schouder werd afgevuurd 9) over de vernielde brug 10) 1 yard = 0,9144 m 1 m = 1,0935 yard 11) Deze operatie kreeg de codenaam ‘Horse’