Ontleend aan het rapport van burgemeester A. Smit d.d. 21 april 1942 aan de Commissaris der provincie Noord-Brabant en aan het artikel van de journalist Arie van Pas in het Brabants Dagblad van 16 april 1982, waarin herinneringen aan de brand werden opgehaald. Vrijdag, 17 april 1942. Het is ongeveer half twee in de middag. Het is zonnig, maar schraal voorjaarsweer, zoals zo dikwijls in die tijd van het jaar voorkomt.
Bovendien doet een zeer harde oostenwind erg onaangenaam aan. J. Konings, in dienst van het loondorsersbedrijf van L. van Wijlen in de Heistraat, wilde juist met de tractor wegrijden, toen hij, opkijkend, ineens vuur zag kronkelen op het rieten dak van de schuur, waar de tractor ongeveer vijf meter vandaan stond. Hij rende naar het huis van Van Wijlen en alarmeerde de bewoners, die de brandweer waarschuwden. Zij probeerden nog wat uit de brandende schuur naar buiten te slepen, maar er was geen redden aan. De harde oostenwind joeg het vuur voort. Alles was bovendien kurkdroog. De vlammen sloegen over op de naastgelegen boerderij van Jan Broeks en vandaar weer op daaraan belendende panden, maar ook op de gebouwen, die aan de overzijde van de Heistraat waren gelegen. In een ommezien veranderde de Heistraat over een afstand van enkele honderden meters in een vuurzee. Met die harde wind was het vuur in het begin niet te beteugelen. Brandend riet, hout, stro en vonken vlogen door de lucht. De vlammen sloegen van het ene gebouw over op het andere. De brandweer van Sprang-Capelle stond aanvankelijk machteloos tegen het aan beide zijden van de Heistraat voortrazende vuur. De brandweerkorpsen van Waalwijk, Tilburg, Kaatsheuvel en Waspik verleenden hulp. Maar de waterleiding schoot te kort om zoveel bluswater te leveren. Daarom werden brandslangen aan elkaar gekoppeld om het water op te pompen uit de 250 m. noordwaarts langs de spoorlijn gelegen sloot, aldus het brandweerrapport van de gemeente Waalwijk. Dit vermeldt tevens, dat de autospuit van Waalwijk uitrukte om 14.04 uur en te 14.15 uur op de plaats des onheils arriveerde. Er ontwikkelde zich toen zoveel vuur en rook, dat het voor de brandweerwagen van Waalwijk onmogelijk leek door de Heistraat te komen. Twee chauffeurs, van rookmaskers voorzien, waagden het er echter op. Op de tast reden zij naar de kop van de brand. De rest van de bemanning van de brandweerwagen moest toen om de branden heen lopen om weer bij hun wagen te komen.
Elf boerderijen en tien woonhuizen brandden af. Zeven en twintig gezinnen waren dakloos. Op het kaartje zijn de verbrande panden met de nummers 1 t/m 21 aangegeven. De namen van de bewoners volgen hieronder:
nr. 1 : schuur van L. (Bart) van Wijlen
nr. 2 : woonhuis en schuur van Jan Broeks en de fam. Konings
nr. 3 : woonhuis en schuur van Piet Boezer
nr. 4 : woonhuis en schuur van Jan Pruissers
nr. 5 : woonhuis/boerderij van Kel van Zelst en Dirk Verhagen
nr. 6 : woonhuis/boerderij van Hanneke van Oosterhout, Marijn Hommel en Seel Wagemakers
nr. 7 : woonhuis van fam. Van Peer en Hein Nieuwenhuizen
nr. 8 : woonhuis en schuur van Jan de Bruin
nr. 9 : woonhuis en schuur van Wed. Van Campen
nr. 10 : woonhuis/boerderij van Toon Kluitenaar en Eim van Campen
nr. 11 : woonhuis van Kel Snijders
nr. 12 : woonhuis van Gerrit voor de Poorte
nr. 13 : woonhuis van Cor Nerings
nr. 14 : woonhuis van Adriaan Snijders
nr. 15 : woonhuis van Gerrit Boer
nr. 16 : woonhuis van Adriaan de Rooij
nr. 17 : woonhuis van fam. Wagemakers
nr. 18 : woonhuis/boerderij van Bram Konings, Giel van Oosterhout en fam. Broeks
nr. 19 : woonhuis/boerderij van Kel Rozenbrand
nr. 20 : woonhuis/slagerij van Wed. van Oosterhout
nr. 21 : woonhuis en bakkerij van Huibert Vos
Ruim drie uur na het uitbreken van de brand kon deze tot staan worden gebracht. De school bleef gespaard. Maar de woning van bakker Van Andel aan de westzijde van de school viel toch nog aan het vuur ten offer. Het was het laatste gebouw, dat afbrandde. Om 21.00 uur 's avonds kon ook de nablussing worden gestopt. Voor alle zekerheid bleven gedurende de nacht nog enkele brandweerwagens ter plaatse, maar deze behoefden niet op te treden. Gelet op de omvang van de brand viel het verlies aan levende have nog mee. Vijf koeien, drie pinken, twee kalveren, een paard, een geit en een aantal kippen en konijnen kwamen in de vlammen om.
Gelukkig waren er onder de getroffen gezinnen geen doden te betreuren. Blijkens het artikel van de journalist A. van Pas in het Brabants Dagblad van 16 april 1982, was Kel Rozenbrand onder een balk terechtgekomen en zou hij levend zijn verbrand, indien Marijn Hommel, die bij Van Wijlen hielp machines in veiligheid te stellen, hem er niet onder uit zou hebben gehaald. Omdat het dak instortte raakte Hommel gewond aan hoofd, armen en rug. Zijn kleren stonden in brand. Gelukkig stond er een tobbe met water, waar hij in sprong, maar littekens hield hij er wel aan over.
De schade werd geschat op f 350.000,--, voor die tijd een aanzienlijk bedrag. De meesten, die dakloos werden, waren laag verzekerd, enkelen in het geheel niet. De brand had zo snel om zich heen gegrepen, dat niemand wat had kunnen redden. De schuur van Van Wijlen was niet tegen brand verzekerd. Een nog nieuwe tractor verbrandde, evenals tienduizend kilo pootaardappelen. Het ergste was, dat in die tijd van oorlog, bezetting en distributie, huisraad en gebruiksartikelen zeer schaars waren. Ook kleding was zeer moeilijk te vervangen.
De hulp van de plaatselijke bevolking was hartverwarmend. Arie van Pas schrijft daarover in bovengenoemd artikel: Hulp De toenmalige burgemeester A. Smit heeft van het eerste uur af alles gedaan voor de gedupeerde gezinnen. Dat blijkt uit de omvangrijke correspondentie met een aantal instanties. Direct na de brand zamelde Sprang-Capelle kleren, meubilair en huishoudelijke artikelen in voor de getroffenen. Burgemeester Smit kreeg voor die actie toestemming van de procureur-generaal bij het gerechtshof in Den Bosch, zij het met enige moeite, en van de Nederlandse Volksdienst. De Nederlandse Volksdienst was een liefdadigheidsinstelling die onder controle stond van de Duitsers en van de NSB.
Collecteren mocht niet. Toch kwam er bij het hulpcomité nog een bedrag van ruim duizend gulden binnen voor de slachtoffers. In een brief aan de commissaris van de provincie schreef Smit niets dan lof te hebben voor zijn gemeentenaren. Spontaan stelden zij voor de getroffenen zo veel goederen beschikbaar dat deze het raadhuis tot aan de nok vulden. Drie dagen na de brand kwam er ook steun van het departement van sociale zaken in Den Haag. Het bureau Evacuatie Burgerbevolking zond dertig nieuwe bedden, dertig ledikanten, negentig dekens, lakens en kussens, en een flink aantal kasten, kachels, stoelen en tafels. In totaal voor bijna vierduizend gulden.
Vasthoudend Het departement van sociale zaken presenteerde vier maanden later de rekening. Smit liet onmiddellijk blijken geschrokken te zijn, zei dat Sprang-Capelle een noodlijdende gemeente was en vroeg sociale zaken niet meer dan tien procent te hoeven betalen van die vierduizend gulden. Brieven over en weer waren het gevolg. Maar de vasthoudendheid van de burgemeester werd ten slotte beloond. Want 12 oktober 1943, anderhalf jaar na de brand, ging Den Haag door de knieën.
Sabotage?
Wat was nu de oorzaak van de brand? De heer J. Konings, zegt daarvan het volgende: De Duitsers dachten dat er sabotage in het spel was en dat de brand was aangestoken. Sicherheitspolizei (veiligheidspolitie), vertegenwoordigers van de rijksrecherchecentrale en van het rijksbrandwezen waren vlug ter plaatse. Boven het terrein van de brand vlogen Duitse vliegtuigen. Konings hoort Duitse officieren die middag nog zeggen: ein sperren (vastzetten) die man! „Ik was de dader. Allerlei vragen werden gesteld. Steeds moest ik hetzelfde vertellen. Ook later ben ik nog verscheidene keren verhoord". Even voor het uitbreken van de brand stond de tractor op ongeveer vijf meter van de schuur. De tractor werd in beslag genomen voor een nader onderzoek door een inspecteur van het rijksbureau voor generatoren en tankgas in Den Haag. Het onderzoek wees uit dat de motor geheel aan de eisen van veiligheid voldeed. In het politierapport over de brand van gemeenteveldwachter A. Keinemans uit Sprang-Capelle en opperwachtmeester J. Hubbers uit Waalwijk staat dat Konings op die vrijdagmiddag in opdracht van Van Wijlen om ongeveer één uur de tractor zou hebben schoongemaakt. Maar Jan Konings zegt zich daarvan niets meer te kunnen herinneren. Evenmin weet hij nog met zijn baas op het dak van de schuur te zijn geklommen om het vuur uit te slaan. „Je raakte totaal in paniek, je deed de gekste dingen. Ik herinner me nog dat ik oude drijfriemen naar buiten droeg en de nieuwe liet liggen". „Het kan niet anders", zegt hij, „of een vonk uit de uitlaat van de tractor moet de brand hebben veroorzaakt. Maar ik heb bij het starten, en het even laten draaien van de motor geen vonkje gezien. De tractor was een Fordson van 1927 uitgerust met een houtgasgenerator. Je startte de motor op benzine en schakelde dan over op houtgas. Het hout voor de generator haalden we in de bossen bij Loon op Zand. Het werd gedroogd boven ovens van de melkfabriek." In zijn brief van 21 april 1942 aan de Commissaris der Koningin weerlegt burgemeester A. Smit dat er sprake zou zijn geweest van sabotage. Nog in de oorlogsjaren konden, uit de schaarse voorraden materialen ter plaatse noodwoningen en andere bergingen worden gebouwd. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn de woningen en boerderijen definitief prachtig herbouwd, zodat niet meer te bespeuren valt, waar de ramp zich in die moeilijke oorlogsjaren voltrok.