Postuum verhaal van een oud-illegaal werker)
P. de Groot
Mijn verzetswerk is begonnen met de oproep voor het krijgsgevangenkamp in mei 1943. Leiding had toen K. Addink, tegenwoordig predikant. Het verzet breidde zich uit; ik kwam toen bij Rooie Peer terecht. Daar beviel het me niet, want die liet beroepsinbrekers komen voor een kraak. Daarna ben ik bij de groep André (A.L. van Wijlen) terecht gekomen. De groep André gaf hulp aan onderduikers en piloten. Er was een geheime zender, die bij mij ondergebracht was evenals degene, die de zender bediende, (onder de naam Jan de Tikker). De berichten gingen via een zekere baron in Oisterwijk naar één van de directeuren van het Philips-concern, die ze dan verder verzorgde. Onze plaats heeft drie woonkernen: het oude dorp Capelle, Vrijhoeve-Capelle en Sprang. In het oude dorp Capelle had ik de leiding. Ik breng bij deze hulde aan de man van de straat. Ik ben geweldig geholpen door deze eenvoudige lieden (dappere Vaderlanders!). We hebben thuis 12 piloten gehad, waarvan 10 adressen op een door mij bewaarde lijst staan (twee namen zijn onbekend). Het was toen een gezellige boel. Kwart voor twaalf 's avonds zat iedereen, Amerikanen, Canadezen, Engelsen, alsmede de man van de geheime zender, Jan de Tikker, die bij ons ondergedoken was, en verschillende onderduikers te luisteren naar de zender uit Engeland. De eerste piloten werden gebracht via Gilze, Alphen en Riel naar Baarle-Nassau (ongeveer 26). De volgende lijn ging via 's-Gravenmoer binnendoor langs de Duiventoren (in de bossen bij Oosterhout) naar Bavel, dan Ulvenhout, waar de grote weg overgestoken werd en waar we een zogenaamd smokkelpad volgden langs de grens naar Wernhout (152 piloten). Op een dag moest een grote groep (ongeveer 10 man) weggebracht worden. Daar waren 20 verzetsmannen en 10 fietsen voor nodig. We hadden een grote werkplaats en op zolder hingen veel frames. Ik heb toen 12 fietsen weer in elkaar gezet. Deze 12 fietsen werden verspeeld en zijn niet teruggekomen. Ik heb er een oude Engelse dienstfiets voor terug gekregen. Het verzetsnest Sprang-Capelle heeft in de oorlog ruim 400 onderduikers geherbergd waaronder talrijke Joden. Dr. Verhey, thans wonende in Rotterdam, had de leiding bij de Joodse onderduikers. Een lijst met de namen van de onderduikers, die ik persoonlijk heb geholpen (56) heb ik nog in mijn bezit. In onze werkplaats werden ook ledikanten en strozakken gemaakt voor de onderduikers, die zelf ook daaraan meehielpen. Jammer, dat verschillende piloten gepakt werden door verraad in Antwerpen. Op zekere dag moesten we twee Amerikanen wegbrengen via Wernhout. Toen liep het mis. De Pastoor en Leen Kuisten gingen de grens zogenaamd vrijmaken. Ad van Wijlen, die toen nog heel jong was en van zijn vader mee mocht, en ik, gingen op weg. We mochten geen wapens meenemen. We gingen al vast het grenspad op en daar had je de poppen aan het dansen; we werden aangehouden door een officier van de SS. Ad van Wijlen mocht doorgaan. De twee piloten moesten mee. Toen kwam ik. Ze zijn nog nooit zo tegen me tekeer gegaan als toen, maar mij kon hij er niet bij hebben. Er volgde ‘Schweinhund’ enz. De twee piloten nam hij mee, maar op weg naar Zundert trapte één van de piloten hem de sloot in en ging er vandoor (is via Zeeland ontkomen). Toen Leen Kuisten dit van ons hoorde zei hij: "Ik ga eens kijken in Zundert wat ze met hem doen." Hij gaat daarheen. Er stonden enkele N.S.B vrouwen te praten. Ze zeiden: "Ze moesten die Amerikanen geen brood geven." En, zoals Leen was, zei hij "Ik zou best een boterham voor hen over hebben." Die vrouwen gingen dat binnen verraden en ja wel, Leen werd gearresteerd. Het ergste was dat het brood van hem in een zelfde beschuitzak zat als het brood van de piloot (Kok uit Heusden). Leen werd afgevoerd naar Breda. Hij werd half doodgeslagen maar sloeg niet door en twee dagen later was hij weer bij de groep. Hij vertelde, dat wij het er goed afgebracht hadden. Er was een hele compagnie SS-ers achter ons aangestuurd. Ik moet ook nog vertellen, dat ik veel hulp kreeg van de pontbazen over de Bergse Maas voor het vervoer van Joden. Ook al mochten ze niet, ze voeren altijd! Hulde aan Theo en Leen Prins. Ook de pont in Gorkum werkte mee. Ik zal nooit vergeten wat Teus allemaal gedaan heeft! De dolle dinsdag is een zwarte bladzijde voor onze groep geweest. Ik moet eerst zeggen dat kapitein André toen voor een dienstreis naar Amsterdam was. Bij mij was één van de leiders ondergedoken. Deze leider is die bewuste morgen met nog een andere leider N.S.B.-ers op gaan halen. Mijn vader heeft 's morgens met gebalde vuisten voor de leider gestaan en hem gezegd dat er geen bevel was dit te doen. De heren gingen toch hun gang met alle gevolgen van dien. Toen André terugkwam kon hij niets meer ongedaan maken. Tegenover mij was hij daar zeer bewogen over en ik moet zeggen: de grote André huilde; hij was overrompeld door die twee anderen. Wat een ellende. Ik heb het na dolle dinsdag kalm aan gedaan. Enkel onderduikers verzorgd en zo. Na de bevrijding (30 oktober 1944) is er ook veel werk verzet door de groep André door middel van de crossings door de Biesbosch. De juiste gegevens weet P. van den Hoek in Werkendam het best. 0 ja, ik wil u nog iets vertellen over een ontsnapte gevangene uit het kamp Vugt. Deze persoon kreeg ik over van de heer Gruppelaar van de groep Waalwijk in de bossen achter Waalwijk. Deze persoon ontpopte zich als de grootste inbreker van Den Haag (dat maak je ook mee)! Mijn ouders hebben ook iets meegemaakt met twee Amerikaanse piloten. Om ongeveer 10 uur 's morgens lagen ze nog in bed. Mijn moeder was alleen thuis en kreeg zowaar huiszoeking van de C.C.D. (Crisis Controle Dienst). Er zou graan op zolder verborgen zijn. Mijn moeder moest mee naar boven en was heel flink. Ze deed de deur open van de kamer waar de twee Amerikaanse piloten in bed lagen en zei: "Ik heb twee logés, die zijn wat laat naar bed gegaan." Die controleur moest op het matje komen bij André. U zult wel begrijpen wat er toen gebeurde! "Nou jongen", zei mijn moeder, "nu geen piloten meer." En wat dacht je, een week later lagen er weer Engelsen in bed.
Ik hoop dat deze dingen voor het nageslacht bewaard zullen blijven.