De raadkamer
In Vrijhoeven Cappel was Joost van den Hoek van 1813-1820 burgemeester, nadat hij van 1810-1813 al maire aldaar was geweest. In 1821 werd hij (tot 1840) secretaris van Capelle. Zijn broer Denis van den Hoek was eveneens van 1813-1820 secretaris van Vrijhoeven Cappel. A. Schaap was ontvanger op een traktement van f. 30,-- per jaar. Voor de vergadering van de raad was voor f. 10,-- per jaar een kamer gehuurd van G. Pruijssers. De kamer deed ook dienst als secretarie. Voor vuur en licht van die kamer werd nog eens f. 10,-- per jaar aan G. Pruijssers betaald. Uit de rekeningen van Vrijhoeven Cappel blijkt, dat vanaf 1819 voor huur en voor vuur en licht die bedragen werden betaald aan H. van den Assem. Uit het archief is niet op te maken of het dezelfde kamer betreft en deze een nieuwe eigenaar heeft gekregen dan wel een kamer van een ander huis. Tot 1858 zijn de archiefgegevens zeer schaars omdat Vrijhoeven Cappel op 9 april 1858 door een zeer grote brand werd getroffen waarbij 16 huizen en 6 afzonderlijk staande schuren een prooi van de vlammen en 29 huisgezinnen dakloos werden. In latere stukken spreekt men herhaaldelijk over "de ramp van 1858". Het gemeentearchief is daarbij grotendeels verloren gegaan.
Ingevolge het Bestuursreglement van 1815 verdween de titel van burgemeester. Er was weer sprake van een schout en Jan Smits ging in 1821 het schoutambt bekleden. Het Bestuursreglement van 1825 bracht de titel van Burgemeester weer terug en nu voor goed. Het jaar 1858 was het laatste jaar waarin H. van den Assem als verhuurder van de raadkamer wordt genoemd. In 1859 wordt C. van den Assem (een familielid?), een tapper, als verhuurder van een raadkamer vermeld. Een gevolg van de brand misschien?
De huur van de raadkamer was in 1851 al f. 15,-- per jaar en werd in 1869 f. 20,-- per jaar. In 1866 was C. van den Assem blijkbaar van beroep veranderd. In het huurcontract werd hij nu als schoenmaker vermeld. Per 30 april 1875 eindigde evenwel het huurcontract met C. van den Assem. Er bleek nog geen ander lokaal beschikbaar te zijn. Min of meer ten einde raad machtigde de gemeenteraad in de vergadering van 29 augustus 1874 de voorzitter om een andere vergaderplaats te nemen en de secretaris voor te stellen voorlopig te zijnen kantore de raadsvergaderingen te houden tegen vergoeding van de huidige huursom.
Maar er kwam toch een oplossing.
Met ingang van 1 mei 1875 werd de westelijke achterkamer van het huis van Heiliger Zwart gehuurd als raadkamer voor f. 12,33 het tijdvak van 1 mei t/m 31 december 1875. De huur werd verlengd tot 1 juli 1876. Per 1 juli 1876 werd van Zwart de westelijke voorkamer voor raadkamer en secretarie gehuurd voor f. 52,-- 's jaars, onder voorwaarde dat zolang de huur duurt geen herberg of tapperij in zijn huis mag worden gehouden, hij voor een behoorlijke afsluiting zal zorgen, de secretarie schoon houdt, een geschikte plaats afstaat voor berging van steenkolen en hij de gemeente twee tafels en negen stoelen in gebruik geeft.

Aankoop van het huis van Heiliger Zwart; het eerste eigen raadhuis
Al in de raadsvergadering van 20 mei 1876, wanneer de benoeming van een nieuwe secretaris aan de orde komt, spreekt een meerderheid in de raad er zich voor uit een nieuwe secretarie of raadhuis te bouwen.
Veel eigendommen bezat Vrijhoeven-Cappel toen niet. Behalve wat zaailand (Het Vaartland) werden als gebouwde eigendommen genoemd: het schoolhuisje, het tolhuis (bij het "Bruggetje") en 1/5 gedeelte van het brandspuitenhuisje (4/5 gedeelte was van de gemeente Capelle) Gelukkig was men in de huur van een raadkamer en secretarie geslaagd. Maar wat gebeurde er? Heiliger Zwart werd benoemd tot weger bij de Staatsspoorwegen te Helmond en ging mitsdien de gemeente verlaten.
In de raadsvergadering van 15 november 1877 deelde burgemeester J. van Dijk de raad mede, dat de huur van het vertrek, bestemd voor de vergaderingen van de raad en van burgemeester en wethouders, mitsgaders voor de secretarie, ultimo december 1877 zou eindigen, daar de heer Heiliger Zwart, verhuurder, binnen korte termijn de gemeente metterwoon zou gaan verlaten en hij voornemens was zijn woning c.a., waarvan het door de gemeente gehuurde vertrek deel uitmaakte, publiek te verkopen. De burgemeester vroeg het gevoelen van de raad hoe te handelen, daar nergens in de gemeente voor genoemde doeleinden een geschikt lokaal was te vinden.
Wethouder W. Heijmans gaf in overweging de woning onderhands voor een billijke prijs te kopen. De burgemeester is van hetzelfde gevoelen en blijkt het spel tactisch goed te hebben gespeeld. Hij zegt dan, onder voorbehoud van nadere goedkeuring door de raad, de woning en tuin reeds te hebben gekocht voor f. 2.500,--. Door deze koop zou dan tevens eventueel kunnen worden voorzien in de behoefte aan een veldwachterwoning. Een nieuw gebouw zou zeker een grotere uitgaaf vereisen.
Na enige discussie werd met algemene stemmen besloten om de tuin, sectie B nr. 289, groot 0.12.90 ha, en het huis en erf, sectie B nr. 290, groot 0.03.95 ha totaal 0.16.90 ha onderhands te kopen voor f. 2.500,--.
Tevens werd met algemene stemmen besloten voor de koopsom en de kosten een obligatielening uit te geven, verdeeld in 27 aandelen van f. 100,--, tegen ten hoogste 41,5 % 's jaarlijks, met jaarlijkse aflossing van tenminste f. 100,--.
Een historische raadsvergadering! Vrijhoeven Cappel kreeg voor het eerst een eigen raadhuis. Burgemeester was J. van Dijk, wethouders waren A.G. Zijlmans en W. Heijmans, en raadsleden: G. Oerlemans, W. Smits, J. Quirijns en Corn. Smits. Secretaris, tevens ontvanger, was J. Craayo.

Verhuur gedeelten aangekocht pand
Vervolgens werd op 2 februari 1878 besloten het gedeelte van de woning, dat niet voor raadkamer en secretarie behoefde te worden gebruikt, onderhands te verhuren aan Willem Frederik Rueb, leerlooier en schoenmaker te Sprang, zulks voor 12 maanden, tegen een huurprijs van f. 65,-- per jaar. Die huur werd telkens voor twaalf maanden tot 1 mei 1885 voor f. 70,-- per jaar gecontinueerd.

Plannen tot verbetering van het raadhuis
Krachtens raadsbesluit van 29 mei 1881 werd nog een ijzeren brandkast gekocht voor de ontvanger, waarin een afzonderlijke bergplaats is voor waardepapieren, voorzien van 3 sloten, van welke één sleutel is bij de burgemeester, één bij de oudste wethouder en één bij de ontvanger. Het raadhuis verkeerde echter in een slechte staat van onderhoud. In 1883 werd besloten, dat op de gemeentebegroting voor 1884 een bedrag van f. 700,-- voor vernieuwing zou worden uitgetrokken. Dat bedrag is echter niet aangewend.

Geen verbetering maar nieuwbouw
Bij de aanbieding van de gemeentebegroting voor 1885 zei de voorzitter dat hij met een deskundige had gesproken over het herstellen van het raadhuis. Deze gaf te kennen dat het herstel wel circa 800,-- zou vergen, maar dat er op gerekend moest worden, dat dan in het vervolg nog andere grote reparaties waren te verwachten, daar niet alleen het voorste maar ook het achterste gedeelte zich in een slechte toestand bevond. De voorzitter vindt het niet verantwoord om aan zo'n gebouw f. 800,-- of meer te laten vertimmeren, ondanks dat een post op de begroting 1884 was uitgetrokken. Daarom bracht hij eerst een en ander ter overweging in de raad. Het voorstel van de burgemeester kwam hierop neer: verkoop van het oude raadhuis met tuin zou ongeveer f. 1.200,-- kunnen opleveren. Met de voor reparatie nodige f. 800,-- beschikt men al over f. 2.000,--. Een nieuw raadhuis met boven een raadzaal en een secretarie, en beneden een veldwachterwoning met provoost (cel voor arrestanten) zou maximaal f. 3.000,-- kosten. Wacht men 5 jaar met aflossen op de te sluiten lening, dan is op dat moment een lopende lening afgelost en behoeven aan de burgerij geen nieuwe lasten te worden opgelegd. De gederfde huur van de huidige huurder Rueb kan worden gecompenseerd door de huur van de veldwachter.
Na discussie werd besloten tot de bouw van een nieuw raadhuis onder voorwaarde, dat de kosten f. 3.000,-- niet te boven mochten gaan en werd tevens het bestaande raadhuis aan de publieke dienst onttrokken. Dat was dus snel zaken doen en de voorzitter liet er geen gras over groeien. In de raadsvergadering van 25 oktober 1884 legde hij aan de raad al een
tekening over van een te bouwen raadhuis, vervaardigd door A.J. Groothuis, bouwkundige te Sprang, in de zin, aangeduid in de vergadering van 21 augustus 1884.
De gang, zowel beneden als boven zou 1.80 m breed zijn, de opgang naar de vestibule en verder naar de raadzaal en secretarie, elk 5 bij 5 1/2 m groot, zou buiten komen. Onder die trap zou de provoost komen, terwijl beneden twee kamers voor de veldwachter, benevens een keuken, een kelder, de bergplaats en andere gemakken waren gepland.
Wat bleek evenwel? De trap buiten zou van hardsteen moeten zijn. Daardoor komt de begroting van de bouwkosten op circa 3.300,-- en dus circa 300,-- boven het gestelde maximum. Daarom stelde de voorzitter voor de trap binnen in de gang aan te brengen, 2 m van de voordeur verwijderd. De gangen moeten dan 0,40 m breder worden en dus de kamers elk 0,20 m kleiner. De provoost moet dan achterwege blijven. De begroting komt dan op circa 3.000,--. Na beraadslaging ging de vergadering met dit laatste plan van de voorzitter akkoord mits de bouwkosten f. 3.000,-- niet te boven zouden gaan.
Aangezien tegen de onttrekking aan de publieke dienst van het oude raadhuis geen bezwaren waren ingebracht, werd tevens besloten tot openbare verkoop van het oude raadhuis en de helft van de tuin. Gelijktijdig besloot de raad tot het aangaan van een geldlening van ten hoogste f. 900,-- voor de nieuwbouw. Het financieringsplaatje van dit nieuwe raadhuis zag er dan als volgt uit:

Opbrengst of verkoop oude raadhuis met gedeelte tuin f. 1.200,--
Beschikking over post onvoorzien 200,--
Reeds geraamd voor herstel oude raadhuis 700,--
Geldlening 900,--
Totaal 3000,--

 

 

 

Het resterende gedeelte van de tuin was groot genoeg om daarop een doelmatig raadhuis te stichten.

Toch een hardstenen buitentrap
Hoewel de vereiste goedkeuring van Gedeputeerde Staten op de diverse genomen besluiten was verkregen, moest de voorzitter in de raadsvergadering van 9 december 1884 toch weer op het oorspronkelijke plan terugvallen. Ondanks het betrachten van de hoogste zuinigheid kwam de begroting der bouwkosten toch op circa f. 3.300,-- uit. De bezuiniging van het naar binnen brengen van de trap leverde maar circa f. 150,-- op in plaats van circa f. 300,--. Er zijn nu meer ramen en deuren nodig dan was voorzien. Bovendien valt of de provoost of de bergruimte voor de veldwachter weg, terwijl geen van beide kan worden gemist. Op voorstel van de voorzitter werd besloten het oorspronkelijke plan uit te voeren met een hardstenen buitentrap en de begroting te verhogen tot f. 3.500,--.

Aanbesteding nieuwbouw
De openbare aanbesteding vond plaats op 31 januari 1885, 's middags 12 uur ter secretarie der gemeente. Acht aannemers hadden ingeschreven, waarbij de inschrijvingssommen liepen van f. 4.188,-- tot f. 3.330,--. Slechts drie inschrijvingen waren beneden f. 4.000,--. De laagste was Cornelis Michaël, timmerman te Vrijhoeven Cappel, met f. 3.330,--. Andreas Michaël, timmerman te Loon op Zand en Adrianus Spierings, zonder beroep te Capelle, stelden zich borg voor het nakomen van de verbintenis door de aannemer. Op 31 januari 1885 verleende de raad zijn goedkeuring aan de gunning van de bouw van het raadhuis aan Cornelis Michaël voor f. 3.330,--.

 

Verkoop oude raadhuis
Daarna werd het oude raadhuis door notaris B.A. Middelkoop te Capelle publiek geveild, op 12 februari 1885 eerst provisioneel en op 21 februari 1885 finaal. Jan Gouda, brievengaarder te Vrijhoeven Cappel was voorlopig koper geworden voor f. 1.000,=. In de raadsvergadering van 21 februari 1885 werd de verkoop met algemene stemmen goedgekeurd, ondanks de f. 200,-- lagere opbrengst dan waarop men had gerekend.

Eerste steenlegging
Toen kwam het probleem aan de orde of er wel dan niet "een eerste steen moet worden gelegd". Ja, zei de raad op 28 maart 1885, en wees daartoe de voorzitter aan. Tevens besloot de raad de daaruit voortvloeiende kosten ten laste van de gemeente te brengen. De voorzitter, hoewel niet veel waarde hechtende aan het "eersten steen leggen", verklaarde zich daartoe bereid en nodigde de raadsleden uit daarbij tegenwoordig te zijn op maandag e.k.

De vijf steenlagen
Op 11 april 1885 besloot de raad op voorstel van de voorzitter nog tot een kleine wijziging in het bestek. Bij het vervaardigen van het bestek had men alles gedaan om binnen de toegestane som van f. 3.500,-- te blijven en daartoe de voorgevel vijf steenlagen minder hoog doen optrekken. Uiteraard zou de voorgevel daardoor "gedrukt" en minder fraai worden, maar ja, uit financiële overwegingen was zo gehandeld. Nu echter de aannemingssom bijna f. 200,-- beneden de begroting is gebleven, zou het jammer zijn dat voor weinig kosten de voorgevel, het sieraad van het gebouw, zou worden bedorven. De kosten van deze vijf steenlagen kwamen maar op f. 82,--. Na gedachtenwisseling werd met algemene stemmen besloten de vijf steenlagen alsnog te doen aanbrengen.
Daarmee was men er echter nog niet. In de raadsvergadering van 30 mei 1885 gaf de voorzitter te kennen, dat de aannemer hem had voorgesteld langs het hele bordes ter zijde van de treden hardstenen dekstukken te doen aanbrengen in plaats van een cement- rollaag. De laatste is niet zo duurzaam, zal betrekkelijk veel onderhoud vragen, terwijl hardstenen dekstukken van 28 cm breed en 8 cm dik slechts f. 34,-- zouden kosten. Bovendien zou dit meer in overeenstemming met de hardstenen buitentrap zijn. Ook dit werd met algemene stemmen aanvaard.

Dan komt de grote dag.

 

Eerste raadsvergadering in het nieuwe raadhuis
Op 22 augustus 1885 werd de eerste raadsvergadering in het nieuwe, pas betrokken gemeentehuis gehouden. De raad bestond toen uit de volgende personen: burgemeester J. van Dijk, de wethouders P. van Dommelen en W. Heijmans, en de leden C. Smits, G. Oerlemans, J. Quirijns en W. Kuijpers. De twee laatstgenoemden waren niet aanwezig. De voorzitter herinnerde aan de wijze waarop het gemeentebestuur zich tot heden steeds heeft moeten behelpen en vergeleek dit met de tegenwoordige toestand. Hij sprak er zijn voldoening over uit, dat dit gebouw zo eensgezind was tot stand gekomen, terwijl hij op zijn desbetreffende voorstellen steeds een eenparige medewerking van de raad heeft mogen ondervinden, waarvoor hij zijn dank betuigde. Dat de raad met diezelfde eensgezindheid voortdurend de belangen der gemeente zou mogen behartigen en de leden daarvan dit gebouw nog vele jaren zouden mogen betreden was zijn hartelijke wens.
De gemeente Vrijhoeven Cappel was toen 173 bunder groot en telde in 1885 435 inwoners, 225 mannen en 210 vrouwen.

Meubilair
Maar toen kwam de werkelijkheid weer om de hoek kijken. Er zouden meubelen voor het gemeentebestuur moeten komen. Zo waren voor de raadzaal nodig een tafel, stoelen, een kachel, een lamp en jaloezieën, de laatste eveneens voor de secretarie, en dat toch enigszins in overeenstemming met het gebouw. Weliswaar was op de begroting een bedrag uitgetrokken, maar lang niet voldoende.
Wethouder Heijmans stelde voor, nu de burgemeester de kosten van de eerste steenlegging voor eigen rekening had genomen, dat de raadsleden hun presentiegeld en de wethouders hun jaarwedde dit jaar ter beschikking zouden stellen voor het kopen van stoelen. Eenparig wordt dit voorstel goedgekeurd.

Vochtdoorlatende gevel
Maar toch kwamen er enkele mankementen aan het gemeentehuis aan het licht. De achtergevel bleek niet waterdicht te zijn. Op voorstel van de voorzitter werd besloten de achtergevel twee of driemaal met een vrij dikke cement te doen bestrijken en de voorgevel te oliën. Kosten f. 70,--.

Stichtingskosten
De kosten van het raadhuis van Vrijhoeven Cappel bedroegen derhalve:

Grond: f. 2.700,-- -/- opbrengst verkoop oude raadhuis en halve tuin ad f. 1.000,--
f. 1.700,--
Notariskosten verkoop f. 139,18
A.J. Groothuis, bestek en tekeningen f. 77,96
Aanneemsom f. 3.330,--
A.J. Groothuis, toezicht tijdens de bouw f. 150,--
Meerwerk:
Vijf steenlagen extra f. 82,--
Hardstenen dekstukken border f. 34,--
Waterdicht maken muren f. 70,--
f. 186,--
Meubilair f. 160,93
Totaal f. 5.744,08

Verbouw raadhuis na samenvoeging der drie gemeenten
Na de samenvoeging der 3 gemeenten per 1 januari 1923 werd in de vergadering van de raad der nieuwe gemeente Sprang-Capelle van 14 december 1925 besloten het oude raadhuis van Vrijhoeven-Cappel (m.i.v. 1915: Vrijhoeve-Capelle) te verbouwen tot woningen voor de gemeentebode en één der veldwachters en hiervoor f. 2.500,-- uit te trekken.
Daarna werd de buitentrap gesloopt en het huis geschikt gemaakt voor de bewoning door 2 gezinnen. De laatste bewoners waren de gemeentebode P. van der Schans en de heer R. van Drongelen.
In 1957 werd het gebouw gesloopt voor de aanleg van het Raadhuisplein ten zuiden van het huidige gemeentehuis van Sprang-Capelle.