Blijkbaar had ook het gemeentebestuur van Sprang niet direct gereageerd op het verzoek van de Hoge Raad van Adel, gedaan in de Staatscourant van 12 januari 1815, het ontwerp van een gemeentewapen aan die Raad toe te zenden. Bij brief van 14 oktober 1815 verzocht de Gouverneur van de provincie Noord-Brabant althans aan het gemeentebestuur om vóór einde oktober 1815 zo'n ontwerp in te zenden op poene van nadere dispositie. Prompt zond burgemeester Vergouwen van Sprang op 30 oktober d.o.v. een door de gemeenteraad aangenomen ontwerp aan de Gouverneur toe.
Kennelijk had de Hoge Raad van Adel dit niet doorgezonden gekregen, want bij brief van 14 november 1816 schreef de Secretaris van de Hoge Raad van Adel het gemeentebestuur van Sprang aan om binnen 14 dagen na dato aan de oproep, vermeld in de Staatscourant van 12 januari 1915, te voldoen, "ten einde door Uw nalatigheid niet langer verhinderd te worden in het oktemporeren van 's Konings last in deze". Burgemeester Vergouwen verwees in zijn brief van 21 november 1816 uiteraard naar de inzending van het ontwerp op diens verzoek aan de Gouverneur der provincie, "in de vaste veronderstelling zijnde, dat hetzelve door deze zoude opgezonden ter plaatse waar zulks vereist is".
Op 14 oktober 1818 verleende de Hoge Raad van Adel aan de gemeente Sprang een wapen,
"zijnde een schild van zilver, beladen met drie "rooden kussens, geplaatst één en twee."Welke overwegingen aan dat wapen ten grondslag lagen kon in het archief van Sprang niet achterhaald worden.