De verkeerssituatie in Capelle, Vrijhoeven Cappel en Sprang

De wegen bestonden hier voornamelijk uit zandwegen, waarvan de voornaamste voorzien waren van een grindlaag.

Zo waren ook de huidige Kerkstraat, de Van der Duinstraat (toen Nieuwstraat en Westeind geheten), de Raadhuisstraat (toen Berkhaag en Nieuwstraat genaamd) en de Heistraat (voorheen de Nieuwstraat), alle zandwegen, die elk jaar van een grindlaag werden voorzien. De kom van het dorp Capelle had een bestrating, waarvan een gedeelte in 1886 is vernieuwd. Capelle had in totaal 18394 m. straten en wegen, waarvan 7182 m. waren begrind en 1315 m. waren bestraat met keien. Vrijhoeven Cappel had 2702 m. wegen, geheel begrind en 308 m. voetpaden. In Sprang hadden de zandwegen een gezamenlijke lengte van 7460 m. waarvan 2800 m. begrind. Daarnaast waren er aldaar voetpaden tot een lengte van 3200 m. Dit waren dan alle gemeentewegen. Daarnaast waren er nog de wegen, die door de polders werden onderhouden.
Ongeveer 800 schepen gingen in en uit de Capelse haven met in totaal ongeveer 40.000 ton (400 open 400 afvaarten). Veel pakken hooi werden per schip uit de Capelse haven vervoerd naar Rotterdamse stalhouderijen en militaire depots, zulks in opdracht van de firma Quirijns, wier hooipers tegenover de haven stond. Ongeveer 10 schepen van meer dan 10 ton hadden hun thuishaven in Capelle. Eenmaal per week voeren twee beurtschepen van Capelle op Rotterdam en één op Gorinchem. Een stoombootdienst onderhield met de stoomboot ‘De Stad Tilburg’ vanuit Waalwijk een - zoals hiervoor reeds vermeld - onregelmatige dienst op Rotterdam. ‘De Stad Tilburg’ legde 2 á 3 maal per week in de haven van Capelle aan. Op 24 april 1886 ging de raad van Capelle er mee akkoord dat de boot aan het Capelse Veer aanlegde ‘indien zij door het getij niet in de Capelse haven kon komen’. Toch was deze dienst belangrijk voor het transport van vee naar de veemarkt in Rotterdam. Veehouders en veehandelaren maakten er dan ook druk gebruik van.
In de Labbegatse haven kwamen in 1886 160 schepen binnen, die uiteraard ook weer vertrokken. Tezamen 12.000 ton in en uit. Daarnaast verzorgde Van Gend en Loos dagelijkse bodediensten met paard en wagen op Den Bosch en op Geertruidenberg. Ook was er een dagelijkse diligence-dienst Kaatsheuvel - Heusden v.v. Met het oog op de dagelijkse stoombootdienst van Heusden op Rotterdam gaven deze diligences een goede gelegenheid voor het vervoer van goederen naar Rotterdam. Het personenvervoer was veel geringer. Daarvoor maakte men meer gebruik van de stoomtram Waalwijk - Tilburg, welke werd geëxploiteerd door de op 4 november 1880 te Tilburg opgerichte N.V. Noord-Brabantsche StoomtramwegMaatschappij (NBSM). Deze stoomtram had een halte nabij het kruispunt op de Tilburgseweg. Het aldaar aanwezige café bood tevens een wachtgelegenheid voor de trampassagiers. De tram gaf 5 maal daags de mogelijkheid het spoorwegnet te Tilburg te bereiken. De reis naar Rotterdam via de diligence Kaatsheuvel - Heusden was nogal tijdrovend. Zoals uit de hierna afgedrukte kennisgeving in de ‘Echo van het Zuiden’ van 3 oktober 1886 blijkt, moest men bijv. op maandag al 's nachts om 1 uur uit Kaatsheuvel vertrekken ten einde om 4 uur v.m. in Heusden aan boord te kunnen gaan van de stoomboot ‘Stad Heusden’ naar Rotterdam. Om 9.15 uur v.m. was men dan in Rotterdam, waar men zich om 12.40 uur n.m. weer moest inschepen voor de terugreis. Op de overige werkdagen vertrok men 3.30 uur v.m. uit Kaatsheuvel, maar men was dan eerst om 11.00 uur v.m. in Rotterdam. Op alle werkdagen was men eerst weer om 9.00 uur 's avonds terug in Kaatsheuvel. Het zou nog jaren duren vóórdat men met de stoomtram naar Heusden zou kunnen rijden. Het op 13 juli 1881 in gebruik genomen 16 km. lange traject Tilburg - Waalwijk bleef in Besoyen haar eindpunt vinden. Weliswaar volgde op 11 augustus 1881 vanuit Besoyen via de Wagenstraat een voor het vrachtvervoer onontbeerlijke verlenging naar de haven van Waalwijk, doch de Raad van Waalwijk duldde geen stoomtram in zijn ‘Grootestraat’ ! lees verder