Vervolg van: Brandstichting in Sprang-De pleitrede 6

gevoel der kracht van de hem voorgespiegelde waarheid te zijn overmeesterd; - niets van dit alles kon Schampers tot eene bekentenis, hoe dan ook, bewegen; - hij lag immers eenzaam in zijn cachot, en geen sterveling noodigde hem, op dat oogenblik, tot eene schuldbelijdenis uit. Maar hij had dáár reeds zeven weken doorgebragt; hij had die in eenig stroo liggen doorworstelen; - liggen zeg ik, daar de felle koude hem toch terughield, immer uit zijn leger op te rijzen; - hij gevoelt geene krachten meer, om langer in dien toestand te blijven; hij vermeent, dat daarin geene verandering zal komen, zoolang hij niet bekent: - hij vraagt dan ook een verhoor, zulks ènkel, om, langs den weg eener logenachtige schuld-belijdenis, uit zijn kerkerhok te geraken. De confessio spontanea (spontane bekentenis) van een beschuldigde wordt, met betrekking tot hare geloofwaardigheid, door de Leer steeds in twijfel
getrokken (Confessio spontaneé facta in dubio praesumitur continere metum. Mascardus, de probationibus, vol. 1., conel. 354, no. 7.); - in casu toont zoodanig eene bekentenis, door Schampers afgelegd, ten duidelijkste aan, welke zijne eenige drijfveer was, en daardoor van-zelf, welke de waarde van zijne voorgevens is.
De Beschuldiging gevoelt dan ook de kracht der herroeping, door Schampers van vroegere voorgevens gedaan, en wil er tegen doen gelden: le dat die voorgevens andermaal herhaald geworden zijn, 2e dat ze op den 8 April, zonder opgave van aannemelijke redenen daarvoor, zouden zijn ingetrokken, en 3e dat, bij die intrekking, door den derden beschuldigde wederom eenige welbewezen daadzaken zijn ontkend.
Ad 1. De herhaling, door Schampers gedaan van zijne vroegere voorgevens, wordt gereedelijk opgelost door de meening, waarin hij verkeerde, als zoude hij in het straf-cachot geplaatst geworden zijn, omdat hij niet wilde bekennen; - als zoude hij er slechts uit ontslagen wezen, omdat hij dan eindelijk, te regt of ten onregte, bekend had, en als zoude hij er wederom in opgesloten worden, van het oogenblik af aan, dat hij tot zijne vroegere ontkentenis zou terugkeeren. De vrees voor dat cachot deed hem alzoo herhalen een onwaarachtig voorgeven, hetwelk een daarin folterend verblijf hem vroeger had afgewrongen, en die herhaling kan diensvolgens tegen hem niet worden ingebragt.
Voeg hierbij nu, dat de derde beschuldigde nog bovendien verschalkt was door een dwaalbegrip, dat hem schuld deed zien in zijne tegenwoordigheid bij het brandstichten en vooral in het niet-tegengaan van die misdaad; - dwaalbegrip, dat, reeds op zich-zelf, zijne voorgevens bij den Regter-Commissaris, ten behoeve zijner onschuld oplost. - Het laat zich wijders zeer wel hooren, dat de, in de meeste gevallen dan ook waarheid behelzende, meening, als zoude de intrekking eener bekentenis niet kunnen baten, ingang bij den beschuldigde moest vinden, en hem tot op het laatste oogenblik terughouden van die intrekking te doen.
Ad 2. Hij ging echter daartoe op den 8 April over, en gaf ook toen, d.i. ruim twee maanden vóór dat hij door iemand van zijnen rade kon worden voorgelicht, dezelfde reden van eene vroegere onwaarachtige bekentenis op, als die, welke hij U heden gaf. - Des beschuldigden verhoor van 8 April jl . , (prod. 105) (zie bijlage 5) is dan ook het eenige antwoord, hetwelk ik het Openbaar Ministerie schuldig ben; dáár toch, waar daadzaken luide spreken, zijn woorden overbodig.
Ad 3. Hetgeen vroeger Schampers bewoog, eenige, voor het geding onbeduidende, doch wèlbewezen daadzaken te ontkennen, de zucht namelijk tot zelfbehoud, moest hem zulks vooral doen herhalen, nadat hij zijne vroegere positie door eene logenachtige bekentenis erger had gemaakt. Hij gevoelde nu toch meer en meer, dat hij, hoezeer inderdaad niet schuldpligtig, gevaar liep van misdadig te schijnen; en, wat bleef al den onbeschaafden, den onbedreven jongeling over, zoo niet, zich achter eene algeheele ontkentenis, dáár zelfs, wáár het niet nodig was, te verschansen?
Dit voorwaar had ieder schrander mensch niet gedaan. Wij-allen toch zouden in die omstandigheden zeer wel gezien hebben, dat het dienstig was, voor de waarheid uit te komen, en de daadzaken te erkennen, dewijl ze tevens èn niets ter zake deden èn wèl bewezen waren. Dan zoodanige handeling lag niet in de magt van Schampers, wiens oordeel en verstand daarvoor te zeer bekrompen zijn; en diezelfde zucht van levensbehoud, die ons de waarheid zou hebben doen verkondigen, deed hem in de ontkentenis van eenige bij-omstandigheden vallen. Heden intusschen geeft hij het bestaan daarvan volmondig toe.
Wij mogen het na dit alles, met vertrouwen, zeggen: de herroeping van vroegere voorgevens, door Schampers op den 8 April gedaan, is niet alleen facto, maar ook regtens, een hecht iets, dat effect behoort te sorteren; en vermits wij nu, met het oog op art. 441 Wetb. van Strafv., geregtigd zijn, in beginsel vooruit te stellen, dat de herroeping eener geregtelijke bekentenis van schuld, deze krachteloos maakt, zoo menigmaal die herroeping op aannemelijke redenen gegrond is, - vermits, in casu, Schampers klaarblijkelijk in eene valsche bewustheid van schuld verkeerde, - vermits het verder constant is, dat bittere ellende en kwelling zijn deel waren, bevorens hij zijne zoogenaamde bekentenis aflegde, - vermits hij dan ook tastbaar niets op het oog had, dan zijn lot te verzachten en uit zijn kerkerhok ontslagen te worden; - zoo moet, in dit geval, de herroeping van Schampers' voorgevens, als op peremptoire (afdoende, aannemelijke) redenen gegrond - daargelaten dan ook wat toch wel bij de wet door aan- nemelijke redenen verstaan worden kan aangemerkt worden, (La confession de s'accusé ne sert pas de conviction contre lui: les lois présument en effet qu'elle peut être la suite du trouble et du désespoir. Elle fait seulement un commencement de preuve. Merlin, Rép. de jurispr., V. e. confession.
(De bekentenis van de beschuldigde dient niet als overtuigend bewijs tegen hem; de wetten veronderstellen inderdaad, dat zij kan zijn het gevolg van verwarring en van wanhoop. Zij geeft slechts een begin van bewijs)).en diensvolgens die voorgevens ten eenemale krachteloos maken; vooral, wanneer men nagaat, dat - in stede van eene volledige bekentenis, gestaafd door eene naauwkeurige opgave van omstandigheden, bevestigd door daadzaken van elders bewezen, van eene bekentenis, in een woord, zoo als art. 439 Wetb. van Strafv. vordert, - er in dit geding slechts een bloot te kennen geven van schuld was, te kennen geven door eene naauwkeurige opgave van omstandigheden wedersproken, verre van door bewezen daadzaken bevestigd te zijn; een te kennen geven, eindelijk, dat bereids van-zelf krachteloos was. Schampers toch, ik herhaal het, zou te vergeefs van eene niet strafbare daad eene misdaad willen maken, door, bij bloot te kennen geven, schuld te belijden, waar geen schuld bestaat; - of, het zonder opzet en doel ontsteken en wegwerpen van eenig brandend stroo, bij eene groene heg, op eene plaats, waar aan geen gevaar te denken valt, eigener gezag, het in brand steken van eene schuur te noemen (Rauter, Traité du Droit Criminel, no. 224).
Schampers' voorgeven, zijne confessio qualificata (gekwalificeerde bekentenis of relativa en spontanea (betrekkelijk en vrijwillig) indien al door de nevelen, die ze omringen, heen, de schijn van eenige schuld bij den beschuldigde ontwaard mogt worden, - kan derhalve, in den tegenwoordigen stand van het geding, tegen hem niet meer worden ingeroepen.
Dit is hetgeen ik mij laatstelijk had voorgesteld te betoogen, en zulks, zoo ik vermeen, voldoende bewezen hebbende, stap ik thans ook van het vierde en laatste punt mijner verdediging af.

- - - - -

Ik mag mij echter niet onthouden van UEd. Gr. Achtb. ten slotte opmerkzaam te maken, dat niets in het verhaal, hetwelk Schampers heden van de brandstichting bij de Rooij gepleegd, doet, in strijd is met zijne vroegere gewaande bekentenis, dan alleen ééne enkele daadzaak, ik bedoel het in brand steken van het stroo, dat door hem tegen de heg geworpen is; vroeger heeft hij voorgegeven, dat zulks door hem-zelven geschied was, thans dat Brocks het deed. - Met betrekking overigens tot het doel of het oogmerk zijner handelingen - en dit is het, wat het pleit moet beslissen - wordt er volstrekt niets in zijne vroegere voorgevens aangetroffen, strijdig met hetgeen hij heden verklaart. Omtrent het al dan niet moedwillige zijner daden, omtrent dat, wat de Criminalisten la moralité du fait (zedelijk begrip van de daad) noemen, heeft hij zich vroeger niet uitgelaten, en het is derhalve niet te verwonderen, dat hij op dit punt te vergeefs zou gezocht worden, in strijd met vroegere voorgevens te zijn. Het verdient almede opmerking, ja, het is, mijns bedunkens, een peremptoir (afdoend) argument voor de Verdediging, dat Schampers' gezegden van heden door geen enkel bewijsmiddel worden wedersproken of gelogenstraft. - Dan, voldoende is het, dit een en ander aan te stippen; het behoeft geen betoog, daar het, bij de eenvoudige herinnering aan de debatten, zeer duidelijk is.
Doch, President en Raden, - en hier beklemt afgrijzen mijne tong! - indien al gereedelijk wierd aangenomen, dat, op den 10 Nov. 11., Schampers uitging, om brand bij de Rooij te stichten; dat hij met dat doel een stroobos aanstak; dat hij de misdadige brandtoorts reeds tot aan de schuur, tot bij het dak, zwaaide; - dat alles aangenomen, zeg ik, wie spreekt mij, 66k in die vooronderstelling, tegen, dat, op datzelfde oogenblik, de snoode moed den jongeling ontzonk, of dat welligt de Godheid zijn hart met een straal van berouw doorkliefde en ontroerde? - Wie spreekt mij tegen, dat het om die reden was, dat hij toen het brandend stroo, ontsteld, verre weg, in eene heg geworpen heeft? ... En, wie zou dan, als misdadig, mogen verworgen, hem, die, wel is waar, in eene helsche opwelling, het verderf van een weerloos gezin zou besloten, zou voorbereid hebben, maar die, om welke reden dan ook, op het oogenblik der misdaad, voor deze terugdeinsde? - Hier zwijg ik, Regters, want, ik herzeg het, bij die vooronderstelling, en bij het denkbeeld tevens van eene onverhoopte veroordeeling, beklemt eene afgrijselijke vrees mijne tong!

- - - - - - -

En hiermede nu zou ik een einde aan mijn rede kunnen stellen, zoo ik mij niet gedrongen voelde, andermaal elk mogelijk vooroordeel eerst nog te bestrijden. Vergeeft mij mijne welligt eenigzins overdreven bezorgdheid: - ik-alléén toch kom hier aan eene wraakroepende stem, achtbaar en sterk, als vertegenwoordigster eener geheele maatschappij, wier gezag haar bekleedt, het hoofd van een beschuldigde, het leven van een mensch betwisten! - Ontzagwekkende woorden: het hoofd van een beschuldigde! het leven van een mensch! - woorden, die ons allen van neergeslagen ernst doordringen! - woorden, die met kille huivering moeten bevangen hen, die het oordeel in dezen onzen strijd zullen vellen, en ook hem, die, als het éénig en laatst orgaan van verwering, voor den bedreigde optreedt; - woorden, wier naklank diep en altijd kwellende voor dien Verdediger zou zijn, wanneer hij een enkel middel, om dat bedreigde hoofd, dat bedreigde leven te beschutten, onbeproefd gelaten of roekeloos verzuimd had, en later dat hoofd onder het zwaard der Geregtigheid vallen, dat leven uitgedoofd zag.
Gedoog dan, Regters, dat ik, voor het laatst, U wapene tegen den ongunstigen indruk, dien men, door den vooringenomen terugblik op des beschuldigden vroegeren wandel, in Uw gemoed tegen hem wilde doen geboren worden; - treed terug, ik bid U, treedt terug voor dien ongunstigen indruk! - treedt terug, - het is niet de onervaren pleiter, die zich wel zou wachten, Uwe beoordeeling van 's menschen hart voor te lichten: het is niet hij, die het U toeroept, maar het is de Verdediger van Schampers, - treedt terug, ik smeek het U, voor den invloed van den zedelijken blaam, dien men op den beschuldigde heeft willen doen drukken; treedt vooral terug voor de noodlottige, dood- en verderf-ademende gevolgtrekking, welke men uit die aaneenschakeling van veelvuldige aanwrijvingen, waarmede des beschuldigden leven hier gebrandmerkt werd, wilde afleiden.
Laat U niet misleiden door die, in het onderhavige geding, niets afdoende feiten, welk een vijandig lot hem gretig op het hoofd laadt, hem wien het zoo gaarne door U in het verderf zag gestort!
Ziet gij, Regters, eene den beschuldigde vijandige hand zich beijveren, zijn vroeger leven te doorwroeten, en iedere nietige daad, die op hem eene smet kan werpen, kunstmatig openbaren?
Ziet gij, Regters, dien vijandigen geest, al verder, onvermoeid, alle krachten inspannen, om het hoofd des beschuldigden van verschrikkelijker tot verschrikkelijker, eindelijk in de allerverschrikkelijkste bepaling der Wet te verwringen, - en, - bij gebrek van eenig afdoend overtuigingsmiddel van schuld, - Uwe beoordeeling vooruitloopen, den naam van den beschuldigde schandvlekken, zijn moreel aanwezen vernielen, eene geheele bevolking, ware het mogelijk, tegen hem verbitteren, en wel, om U langs dien weg zijn doodvonnis af te dwingen? Ziet gij, Regters, dien doolhof van Schampers' als verdacht voorgestelde, antecedenten, waarin het voor hem zoo wreede noodlot Uw oordeel zou willen doen afdwalen?
Ja, Regters, gij ziet dit alles, gij zijt daartegen gewapend, - en de ongelukkige jongeling, wien een vijandig lot, tot voor uwe voeten, tot in Uwe armen vervolgd heeft, - hij , die zijnen zwakken Verdediger, steeds bezorgd en angstig vroeg, of er voor het ongeluk toch wel beschermende wetten zijn? - hij heeft nu de wrekers van zijne verdrukte onschuld gevonden; - hij staat voor zijne Regters en de Godin der Geregtigheid, de Schutsvrouw van dezen Tempel, zal hunne beslissing voorlichten.
De dag van Schampers' redding is aangebroken, en het blijde uur van Uw vonnis, zal ras den ongelukkige, ten tweede male, het leven schenken.
Te vergeefs grijpt de Beschuldiging zich aan een laatsten stroohalm, aan dien ongunstigen indruk, welken zij U van des beschuldigden vroeger leven wilde doen houden, vast; - Gij zult U niets laten opdringen, - want - achter dien rampzaligen indruk schuilt .... een doodvonnis! - een doodvonnis, waarvan de éénige beweegreden, eene logenachtige zelfbeschuldiging ware! - een doodvonnis, ééniglijk gegrond op eene bekentenis, door hare eigen elementen geheel ontzenuwd! .... op eene bekentenis, daarenboven, van een dwaalbegrip, in den martelstrijd geboren! .... op eene bekentenis, aan ellende, aan wanhoop, aan vertwijfeling ontwrongen! ... op eene bekentenis, later dan ook, voor zoo veel noodig, te regt herroepen! .... - op eene bekentenis, in den juisten, in den volsten zin van het woord, den beschuldigde AFGEPERST!