DE REIS VAN KONING LODEWIJK NAPOLEON DOOR NOORD-BRABANT IN APRIL EN MEI 1809
M. van Prooijen
VOORWOORD

Na zijn overwinning in 1805 vatte Napoleon Bonaparte, die in 1804 tot keizer van Frankrijk was verheven, het plan op om Frankrijk te omgeven door een rij vazalstaten met familieleden van hem als een soort onderkoningen aan het hoofd. Vandaar dat in 1806 de Bataafse Republiek werd vervangen door het Koninkrijk Holland en een broer van de keizer, Lodewijk Napoleon, de titel Koning van Holland ontving. Koning Lodewijk was een welwillend man, die - hoewel hij betrekkelijk weinig regeertalcnt bezat - zijn best deed om de belangen van de Nederlanders in alle opzichten zo goed moge- lijk te behartigen. Hij stond bekend als de "goede" of de "lamme" koning (zijn rechterhand was verlamd en doordat hij in zijn jeugd van een paard was gevallen sleepte zijn linkerbeen). Zijn goedhartigheid bleek o.a. uit zijn deelneming bij nationale rampen, zoals bijv, in 1807 na het springen van een kruitschip te Leiden en bij de verwoestende overstromingen, die in 1809 Zeeland, Zuid-Holland en Gelderland teisterden. Eerlijkheid, betrouwbaarheid en plichtsbesef waren eigenschappen, die veel tot zijn populariteit hebben bijgedragen. Zijn letterkundige en historische aanleg blijkt uit het schrijven van een roman en van de geschiedenis van zijn regering. Jammer was, dat hij door zijn spilzucht en ongedurigheid het land op grote kosten joeg. Zo veranderde hij enige malen van residentie: eerst verhuisde het hof van Den Haag naar Utrecht, toen naar Amsterdam, waar het prachtige raadhuis tot koninklijk paleis werd ingericht, en eindelijk naar Haarlem. Dit werd algemeen afgekeurd. Op bevel van keizer Napoleon Bonaparte was hij gehuwd met diens stiefdochter, Hortense de Beauharnais, een huwelijk, dat tot het einde ongelukkig is geweest .
Hij streefde er naar om een nationaal vorst te zijn en kwam daarbij in conflict met zijn broer, die van hem eiste, dat hij allereerst de belangen van de Keizer en van Frankrijk zou behartigen. Dit leidde tot de afstand van Lodewijk Napoleon als koning van Holland en tot de inlijving van Nederland bij Frankrijk in ld10. In april en mei 1809 maakte koning Lodewijk Napoleon een reis door Noord - Brabant, waarbij hij in verband met de overstromingen van 31 januari 1809 ook een bezoek bracht aan Sprang en aan Capelle.
Een beschrijving van deze reis is in verschillende stukken beschreven in de Koninklijke Courant van 1809, welke in die dagen de Nederlandse Staatscourant was. JhR. Mr. A. van Sasse van Ysselt heeft die reisbeschrijving gepubliceerd in het tijdschrift "Taxandria", jaargang 1897. Hij woonde in 's-Hertogenbosch en was rechter in de Arrondissementsrechtsbank en lid van de gemeenteraad aldaar °.
Vanzeitsprekend heb ik in de archieven van de voormalige gemeenten Sprang en Capelle nagespoord, welke voorbereidingen voor het koninklijk bezoek in die plaatsen werden getroffen en hoe de ontvangst aldaar is verlopen. Uiteraard heb ik de reisbeschrijving met mijn bevindingen uit de archieven aangevuld.
Ik verwacht, dat velen Uwer met belangstelling zullen kennis nemen van dit koninklijk bezoek.
M. van Prooijen

KONING LODEWIJK NAPOLEON

 juni 1996 04

Naar een schilderij door C.H. Hodges in 1809 gemaakt, thans aanwezig in het Rijksmuseum te Amsterdam. Na zijn afstand leefde Lodewijk Bonaparte als Graaf de Saint-Leu eerst in Oostenrijk en later in Rome. Hij overleed in 1840. Zijn zoon Karei Lodewijk Napoleon werd later (1852-1870) als Napoleon III keizer van Frankrijk.

DE KONINKLIJKE REIS
Toen Koning bodewijk in 1809 aan Nooid-Brabant een bezoek bracht, begon hij met Boxmeer. Van daar ging hij over St. Antcnis naar Gemert, alwaar hij de kerken en de weverijen bezocht. Van deze gemeente begaf hij zich naar Beek en Aarle. In de laatstgemelde plaats heerschte toen eene besmette - lijke ziekte, die van de 180 huisgezinnen er 140 aangetast had, waarom hij den jongen geneesheer J.F. d'Aumerie van Boxmeer gelastte daar te blijven, totdat die ziekte zoude geweken zijn. Den nacht van den lSen op den 16en April bracht hij door op het kasteel van Croy. Op Zondag den 16 April was hij te Helmond. Z.M. heeft daar, zoo luidt de reisbeschrijving, het bestuur der domeinen van Geemert gelast de voorschotten te voldoen, die de Kerkeraad voor het onderhoud der Kerken sedert verscheiden jaren gedaan heeft en die door de domeinen hadden moeten geschieden. Hoogstdezel- ve heeft aan de stad Helmond de vereischte penningen gegeven om eene Gereformeerde kerk, die noodig is, op te bouwen. Ook heeft de Koning daar eenige fabrieken, onder anderen de linnenfabriek van Bogaerts, de chitsfabriek en de katoendrukkerij bezocht.
Van Helmond ging de Koning over Mxerlo, Geldrop en Stratum naar Eindhoven, waar hij den nacht van den 16en op den 17en April doorbracht. Te Eindhoven heeft Z.M., zoo luidt de reisbeschrijving verder, de twee schoone fabrieken van Smits en van van Dijk bezichtigd; zijnde de eerste eene katoen- en de andere eene hoedenfabriek. Hoogstdezelve is zeer tevreden geweest over derzelver voorspoedigen staat en volmaking en heeft beloofd zich te zullen onledig houden met het gemakkelijker maken van toevoer der grondstoffen en met derzelver bevoor- deeling. Ook heeft Z.M. de katoendrukkerij van den heer Willem van Lelyveld van Cingelshouck, eenen vader van 19 kinderen gezien. Den 17en April ging de Koning van Eindhoven over Woensel naar Oirschot. In het schoon© dorp Oirschot heeft de Koning de prachtige zich aldaar bevindende Kerk bezocht en Hoogstdeszelfs tevredenheid aan het plaatselijk bestuur te kennen gegeven over het welgelukken der zorgen door hetzelve voor het plantsoen aangewend, dat aldaar beter en veelvul- diger is dan op eenige andere plaats. Van Oirschot ging de Koning over Beera en Moergestel naar Tilburg, alwaar hij den nacht van den 17n op den 18n April doorbracht. Z.M. ia zeer tevreden moeten zijn over de geestdrift en eenvoudige maar gulle uitdrukking der vreugde der inwoners van het departement, dat tusschen de moerassen van Peelland, Helmond, Eindhoven en Tilburg is gelegen. De schutterijen van alle dorpen zijn overal in eene goede houding den Koning tegemoet getrokken. De inwoners hebben Hoogstdenzelve hunnen staat opengelegd en hunne kleine bezwaren en de noodzakelijke en mogelijke verbeteringen voorgedragen, niet alleen met die gulle openhartigheid, welke van het hollandsch karakter onafscheidelijk is, maar ook met vreugde, door de overtuiging, die zij hebben, dat zoodra dezelve ter kennisse van Z.M. zijn gebracht, Hoogstdezelve aanstonds zich met de middelen, om daarin te voorzien, bezig houdt. De landdrost de la Court gaat overal voor den Koning uit en heeft Hoogstdenzelve een groot gedeelte van den weg te paard vergezeld. Hoogstdezelve heeft kennis genomen van den staat, waarin het departement zich bevindt en de verbeteringen, waarvoor het vatbaar is en voorts de verzekering gegeven, dat vóór dat Hoogstdezelve het departement zoude verlaten, middelen zouden worden gevonden tot verbetering van de wegen en tot herstel der kerken, die het bestuur der domeinen, al6 eigenaar der tienden, behoorde te onderhouden, doch niet onderhoudt. Er zullen op 's Konings bevelen gelden worden aangewezen tot opbouw van Gereformeerde kerken , die op vele plaatsen ontbreken.

Z.M. heeft te kennen gegeven, dat Hoogstde- zelve zich bezig hield met het vaststellen van een ontwerp voor alle noodige werken tot verbetering der rivieren in Braband en het graven van nieuwe vaarten en dat deze werken ten uitvoer zouden worden gebracht naar mate de middelen daartoe zouden kunnen worden gevonden; dat het nut en het gewicht derzelve voor het departement Haar deden hopen, dat de onderstand, welke de openlijke schatkist geven kan, door middel van inteekening cn geldleeningen daar toe te doen, en welke, aangezien het groot belang en zelfs de noodzakelijkheid dier middelen tot de scheepvaart voor de fabrieken, den landbouw en den koophandel, hooge interesten zouden kunnen geven, tot bestrijding der kosten genoegzaam zoude zijn.
Den 18n April vaardigde de Koning te Tilburg het volgende besluit uit:
Lodewijk Napoleon, door de gratie Gods en de constitutie des koningrijke Koning van Holland, Connétable van Frankrijk. In acht genomen hebbende de belangrijkheid van het dorp Tilburg;
In acht nemende dat deszelfs bevolking meer dan 9000 zielen bedraagt en aan gemelde gemeente een bewijs Onzer tevredenheid willende geven; Hebben wij besloten en besluiten:
Art. 1. Het dorp Tilburg wordt tot eene stad verheven en zal dientengevolge onder de steden van het rijk gerangschikt worden
art 2. De landdrost van het departement Braband zal ten spoedigsten aan den minister van binnen- landsche zaken een voorstel doen, behelzende eene nominatie ter vervulling der plaatsen van
burgemeester, wethoudcren on vroedschappen der stad Tilburg, ten einde door Ons benoemd te worden.
Zijne Majesteit heeft daarna drie dagen in den Bosch doorgebracht, waar Zij met het departementaal bestuur en de verschillende collegien de voorname beschikkingen geregeld heeft tot het algemeen ontwerp van verbetering voor gezegd departement, hetgeen, zoolang verwaarloosd, meer dan eenig ander dezelven noodig heeft. Den 19n April heeft de Koning in den Bosch alle kerken, en het tuchthuis bezocht, over welks inrichting Hcogstde- zelve zeer tevreden is geweest en op het gunstig berigt van de leden der vierschaar en van Hoogst - deszelfs procureur heeft de Koning aan eenige gevangenen genade bewezen. Vervolgens bezigtigde Hij te paard de vestingwerken en de forten Isabel- la, Orthen en Crêvecoeur en des avonds heeft hij een bal, dat de stad de eer gehad heeft aan Hoogstdenzelve te geven, met Zijne tegenwoordigheid vereerd. Niettegenstaande het ongunstig weder was de stad sierlijk verlicht 3)_
Den volgenden dag heeft Z.M. het garnizoen en de gewapende burgermacht geïnspecteerd en het stadhuis bezocht: waarna Hoogstdezelve over het dorp Vugt zich naar St. Michiels-Gestel begeven en het seminarium, dat zich aldaar bevindt, bezichtigd heeft; in de stad teruggekeerd, heeft de Koning de speldenfabriek van den heer van Santen en de ga- renfabriek van de heeren Loutermans en Zoon gezien, over welke inrigtingen Hoogstdezelve Hare tevredenheid wel heeft willen te kennen geven. Z.M. heeft eenige zeer schoone werktuigen in de fabriek van den heer Loutermans geprezen.
De Koning heeft de Roomsche kerken in den Bosch in slechten staat bevonden: klein, laag, ongezond en over het algemeen weinig beantwoordende aan de waardigheid van een gebouw tot uitoefenen van den godsdienst geschikt. De begeerte van Z.M. is, dat in alle de gemeenten van het departement, waar de Gereformeerden geene kerk hebben en hunnen godsdienst in een bijzonder huis uitoefenen, hen overal eene kerk gebouwd worde voor zooverre de noodzakelijkheid dit ver- eischt en zij niet zonder wezenlijk bezwaar met eene nabijgelegen Hervorrr.de gemeente kunnen veree- nigd worden. De begeerte van Z.M. is ook, dat in alle de gemeenten van het departement de groote kerk aan de Roomsche gemeente worde gegeven, overal, waar hun getal oneindig overtreft dat der Hervormden en waar bij gevolg het aantal leden der gemeente bij de grootheid der kerken, die zij hebben, bijzonder afsteekt, zoodat dikwijls een zeer klein getal Gereformeerden een wijde en ruime kerk hebben, terwijl de Roomschen als opeen gestapeld zijn in de schuren, die hen tot kerken dienen. Na het onderzoek, dat Z.M. naar den staat der kerken in den Bosch en te Breda gedaan heeft, heeft Hoogstaezelve echter commissarissen der beide christelijke gemeenten benoemd om zich onderling te verstaan en dit in den minne te schikken; intusschen worden twee oude kerken in den Bosch cp uitdrukkelijk bevel des Konings hersteld en hoezeer dezelven sinds lang buiten gebruik waren, zal men zich onmiddellijk bezig houden dezelven wederom in staat te brengen.
Geene gelegenheid heeft de Koning laten voorbijgaan om aan de Brabanders der beide christelijke gemeenten de grootste eensgezindheid, vertrouwen en vriendschap aan te bevelen. Hoogstdezelve heeft hen de verzekering gegeven, dat zij Haar altijd onpartijdig en nimmer onverschillig, maar steeds ijverig zouden vinden om hen te beschermen in deze allerbelangrijkste zaak; alleen dan, wanneer de meerderheid in eene plaats onredelijk of onbillijk jegens de minderheid zoude zijn, in dat geval zoude Zij kunnen worden overgehaald voor die minderheid partijdig te zijn; dit is, zeide Z.M., mijne verplichting zoowel als mijne neiging; en indien immer ergens de meerderheid ongelukkiglijk in het geval zoude komen de minderheid te onderdrukken, zoude het meerendeel, verre van eenig voordeel daaruit te trekken, zich weer benadeelen, daar Ik alsdan verplicht zoude zijn voor de minderheid partij te trekken en haar rijkelijk voor alle kwellingen schadeloos te stellen.
De Gereformeerde predikanten zoowel als de Room- sche geestelijken hebben de verzekering gegeven, dat dit niet gebeuren kon, daar zij evenveel vertrouwen stelden in de rechtvaardigheid en de godsdienstige gevoelens van Z.M.; de eenen zoowel als de anderen weten, dat zij aan Haar hunne begeerten en hunne vragen kunnen voorstellen met die kalmte, die van hunne bediening onafscheidelijk is, met dien eerbied en onderwerping, die zij aan 's Ko- nings uitspraak in allen opzichte verschuldigd zijn. Z.M., dit onderwerp op eene gemeenzame wijze met hen beredeneerende, heeft aan dc eenen zoowel als aan de anderen doen gevoelen, dat, om een goed en gewenscht einde aan eene zoo belangrijke zaak te maken, het niet noodig is te treden in het onderzoek der gronden, welke voor het behouden of verkrijgen der kerken uit onderscheidene oogpunten kunnen worden aangevoerd, maar dat men er zich slechts op behoort toe te leggen dezelve op eene billijke en naar den toestand en behoeften der beide gemeenten meest geschikte wijze af te doen gelijk het betaamt tusschen medeburgers, welke allen den christelijken godsdienst belijden. Z.M. heeft aan alle de geestelijken de verzekering gegeven, dat Haar oogmerk en wensch is hun lot te verbeteren en dat Zij hoopte, niettegenstaande den harden tijd van oorlog, allengs en ongevoelig daartoe te geraken.
Den 22sten is Z.M. van den Bosch vertrokken en door de dorpen Vugt, Boxtel, Liempdc en St. Oeden- rode gekomen. Hoogstdezelve heeft besloten, dat de sluizen, noodig om het bevaarbaar maken van de rivier de Aa te voltooien, onder het algemeen ontwerp, ter verbetering van dit departement zouden worden begrepen en onder de voorwerpen, die het eerst ten uitvoer moeten worden gebracht, gerangschikt. Te St. Oedenrode heeft de Koning zich bij den assessor (wethouder) , de heer de Jong, opgehouden, die met Kaapsch vlas tracht katoenen en katoenen stoffen na te bootsen. Z.M. heeft aangekondigd dat Haar voornemen was onmiddellijk een prijs van fl. 10000 met alle voordee- len, die gevraagd zouden kunnen worden, uit te loven aan dengenen, dien het gelukken zoude vlas te bouwen en in te oogsten van een gelijke hoedanigheid als het vreemde vlas; zijnde dit een zeer belangrijk onderwerp, daar de Hollandsche fabrieken zeer veel vlas uit vreemde landen trekken en het inlandsche niet dan tot grove en veel mindere stoffen dient.
Vervolgens heeft de Koning de dorpen Vechel, Nis- telrode, Schaik, Herpen, Overlangel en Neerloon bezichtigd en heeft te Ravenstein geslapen. Daar de Koning zich in de meeste der gemelde plaatsen heeft opgehouden om van de geconstitueerde machten de noodige openingen over de gelegenheid en den voorspoedigen staat dier gemeenten te bekomen, is Hoogstdezelve niet dan vrij laat te Ravenstein aangekomen.
Te Herpen heeft de Koning genade verleend aan vijf lieden, aldaar gevangen, ter zake dat dezelven gedurende de laatste overstrooming tegen de werken van den waterstaat zich hebben willen verzetten. De koning heeft hen vergeven uit overweging van het gevaar, waarin zij zich gedurende den watersnood van dezen winter bevonden en op de verzekering van alle inwoners van het dorp, dat dit niet weder zoude gebeuren en zij voor de schuldigen instonden.
Met leedwezen heeft zich Z.M. overtuigd, dat in het kwartier van Ravenstein het geheel bestuur zich in eenen toestand bevindt verre beneden het overige van het rijk. Hoogstdezelve heeft aan den schout en secretaris van het kwartier van Ravenstein, die tevens deze posten over 13 omliggende dorpen bekleedt, aangekondigd, dat dit niet lang duren konde en binnen kort moest ophouden, daar Hoogstderzelver intentie was, dat ieder dorp een afzonderlijk bestuur zou hebben, gekozen uit die inwoners, die het meest belang bij het welzijn der gemeente hebben en sints lang bij de overigen bekend zijn. De koning is zeer ontevreden geweest over het gevangenhuis, dat onder de aarde, donker, ongezond en, op zijn best genomen, alleen drage- lijk is voor de weinige oogenblikken, die een misdadiger tusschen het vonnis en het halsrecht moet doorbrengen; intusschen aldaar iemand gevonden hebbende, die voor geheel zijn leven tot gevangenis was veroordeeld, heeft de Koning hem naar den Bosch doen overbrengen, zullende deze gevangenis afgeschaft worden. Den volgende dag (23 April) na des ochtends de Mis te hebben gehoord, het oude kasteel te Ravenstein te hebben bezocht en de bezwaren van den lande van Ravenstein aangehoord en op den toestand van hetzelve berichten te hebben ingewonnen, is Z.M. uit Ravenstein vertrokken en naar Heusden gaan slapen, na alvorens in des- zelfs geheele lengte den Maasdijk langs de Beer- sche Maas, die ontzettend veel geleden heeft, bezichtigd te hebben. Al de dorpen uit deze hoogte hebben gelijke vorderingen tot schadevergoeding als de andere deelen van het departement Braband wegens schaden van den oorlog van 1795 en een groot gedeelte hunner inwoners moet ook begrepen worden in het getal dergenen, die uit de penningen, spruitende uit de nationale milddadigheid, moeten worden schadeloos gesteld. Hoogstdezelve heeft de inwoners verlof gegeven zich onmiddellijk aan Haar te wenden zoo de districtscommissarissen ten hunnen opzichte niet nakenen de bepalingen, vervat in het decreet van den 4den van lentemaand 1.1.
De plaatsen, die Z.M. op zijn weg naar Heusden gezien heeft, zijn Deinen, Langel, Dieden, het aardige dorp Megen, Macharen, Oyen, Lithoyen, Lith, Heerewaarden, Kessel, Maren, Alem, het fort de Blaauwe Sluis, Empel, Engelen, Bokhoven, Hedik- huizen, Herpt en Bern.
In den ochtend van den 24sten April heeft Z.M. te Heusden aan de verschillende geconstitueerde machten en de geestelijken der onderscheiden godsdienstige gezindheden verhoor verleend en de vestingwerken van die stad rondgereden en bezichtigd.
Het Gemeentebestuur der stad Heusden sprak Z.M. aldus aan:
Sire!
•Met de levendigste vreugd, dat ook deze stad de tegenwoordigheid van Uwe Majesteit genieten mag, komt de Raad der gemeente aan Hoogstdozelve zijne hulde toebrengen. Reeds sedert lange is dit zoo heuchelijke evenement door ons en dezer stadsburgerij met verlangen tegemoet gezien ten einde in Uwe Maj. eenen Vorst van nabij te mogen aanschouwen, die nog zoo onlangs de kennelijkste blijken van edelmoedigheid en menschenliefde heeft aan den dag gelegd, door wiens landsvaderlijke zorg en met gevaar van Hoogstdeszelfs dierbaar leven, zoovele ongelukkigen zijn gered of derzelver rampen gelee- nigd en verzacht. Ook deze landstreek, waarin Uwe Maj. zich thans bevindt en die nu voor de derde maal, in den tijd van 14 jaren, eene noodlottige overstrocming ondergaan heeft, heeft die leeniging en verzachting in de eerste en dringendste behoeften, door Uwer Maj. gunstige verordening, met dankbaarheid mogen ondervinden.
De eer, waarmede Uwe Maj. deze stad gelieft te vereeren, strekt den raad en burgerij tot het verhevenst genoegen; de blijken harer vreugde over deze zoo aangename gebeurtenis zal Uwe Maj. wel gelieven te beschouwen als teekenen van eerbied voor en verknochtheid aan haren doorluchtigen Souverein.
Onze plichten gebiedend vorderende en onze bedoelingen altoos die strekking gehad hebbende om de belangen onzer stads medeingezetenen te betrachten, zoo moeten wij dan ook dezelve bij deze gelegenheid aan Uwe Maj. op het nadrukkelijkst aanbevelen. Door de rampen van den oorlog, de noodlottige overstroomingen en andere samenloopende omstandigheden heeft deze stad zoozeer geleden, dat geene sources (bronnen) van bestaan bijna meer voor derzelver ingezetenen zijn overgebleven en het is dus, dat sedert de komst van Uwe Maj. tot den troon, de oogen onzer burgerij op HoogBtdezelven zijn gevestigd geweest; zij ziet met reikhalzend verlangen dat tijdstip tegemoet, waarop Uwe Maj. in hare min voordeelige omstandigheden gunstig zal voorzien; en dit doet zij met te meer vrijmoedigheid, daar zij overtuigd is van de belangrijke pogingen Uwer Maj. om niet alleen het rijk in het algemeen maar ook deszelfs bijzondere deelen de meest mogelijke welvaart te doen genieten; terwijl de min aanzienlijke en meest verwijderde gedeelten Hoogstdeszelfs oplettendheid zeker niet ontgaan zullen.
En daar wij de belangen dezer stads ingezetenen aan Uwe Maj. eerbiedig voordragen, zoo bevelen wij ook onze bijzondere personen en betrekkingen in deszelfs hooge protectie en besluiten met den wensch, dat de welstand van Uwe Maj. voortdurend zij, ook tot bevordering van de dierbaarste belangen van het rijk en dat die tijd spoedig kome, waarop Uwe Ma} . zijn volk tot dien trap van geluk en voorspoed ziet gebracht, waartoe Hoogstdeszelfs belangvolle bedoelingen zich onafgebroken uitstrekken.?
De schepenen van Heusden hielden deze aanspraak: Sire!
"Het is met al dien eerbied, die men aan Uwe Maj. verschuldigd is, en ook tevens met het vertrouwen, dat Uwe vaderlijke zorg en goedheid inboezemt, dat de leden, uitmakende het collegie van schepenen over de stad en lande van Heusden, tot üwe Maj. naderen. Hoogstdenzelve verzoekende wel te willen aannemen de uitdrukking der gevoelens, met welke wij alle voor uw doorluchtigen persoon bezield zijn. Daar door Uwe Maj. aan de algemeens wenschen, in eene verbeterde administratie der justitie, door de daarstelling van een crimineel wetboek voor het geheel koninkrijk, is voldaan, schieten ons geene wenschen over, welke wij ten dezen zouden kunnen uitdrukken; wij nemen dan enkel de gelegenheid waar, daar Uwe Maj. deze stad met deszelfs hooge tegenwoordigheid wel heeft gelieven te vereeren, Hoogstdezelve onze eerbiedige hulde aan te bieden; terwijl wij onze stemmen voegen bij die onzer dankbare natuurgenooten, welke vooral in deze noodlottige streken, nog maar onlangs, wanneer de woedende stroomen alles hadden verzwolgen, zoo zeer Uwe Majesteits vaderlijke zorg voor hun levensonderhoud ondervonden; en ook met alle ingezetenen des Koningrijke het voorrecht erkennen van door een goed en rechtvaardig Vorst geregeerd te worden.
Dat Uwe Maj. onder een lange en voorspoedige re- geering de dankbaarheid van een erkentelijk volk mag ondervinden, waarop zij zooveel recht en aanspraak heeft; wij achten het onzen eersten en dierbaarsten plicht, daartoe zooveel in ons vermogen is, mede te werken, terwijl het onze grootste belooning zijn zal de goedkeuring Uwer Maj . te verdienen.?

Den 24sten April, na de stad Heusden gezien te hebben, heeft Z.M. zich naar Geertruidenberg begeven. Hoogstdezelve heeft onderweg den overlaat tusschcn Drunon en Baardwijk bezichtigd en bevolen, dat het stortbed aldaar naar de stad den Bosch zoude worden verevend en op de juiste hoogte van het peil dier stad gebracht. Vervolgens heeft Z.M. de schoone dorpen van Baardwijk, Waalwijk, Besoyen en Sprang bezocht; de Koning moest daartoe over den grooten overlaat, die door het centraal comité van den waterstaat ontworpen is; een werk van groote en nadrukkelijke uitwerking doch van langen duur, zoo de leening, voor dat werk bestemd, niet schielijk vol is. De schoone dorpen van de Langstraat hebben den Koning groot genoegen gegeven.
Hier onderbreek ik de reisbeschrijving om na te gaan hoe in de dorpen Sprang en Capelle op de komst van de koning werd gereageerd.
Ik meen dat het beste te kunnen doen door een weergave van hetgeen blijkens de Resolutieboeken van Schout en Schepenen dier dorpen in hun vergaderingen over deze aangelegenheid is "gedelibereerd" en besloten.
juni 1996 05
EXTRA ORDINAIRE (BUITENGEWONE) VERGADERING, GEHOUDEN DEN 3E VAN GRASMAAND (APRIL) 1809.
Present allen, dempto L.A. van Dijck.
Den Schout produceerd aan deese vergadering disposities van den Landdrost van Braband van dato 30 van Lentemaand (maart) 1809, Litt. M. hoofdsake- lijk met betrekking tot deese plaats inhoudende dat Zijne Majesteit den Koning van Holland dit departement na den 4e van Grasmaand met hoogst derselver tegenwoordigheid zal vereeren, met last, aan de Gemeentebesturen, om:
Ten le te sorgen dat de wegen, bruggen enz. op den 3e en 4 e en volgende dagen deser maand behoorlijk worden opgemaakt en wel zoo dat deselve in de best mogelijke order worden gebragt en in dien staat gehouden. 2. om dadelijk na den 4e deser de Vlagge van de toorens te doen waaijen en wel zoo lang als Zijne Majesteit dit departement met hare hooge tegenwoordigheid zal vereeren, mitsgaders om bij de intrede in de gemeente alle klokken te doen luiden. 3e. dat de gemeentebestuuren bij de komst van Zijne Majesteit in hunne gemeentens moeten vergadert, immers bij elkander, zijn ten einde na bekomen commissien ten audiëntie te kunnen worden toegelaten, alsmede, dat de Schoute civiel bij de intrede van Zijne Majesteit bij de hand moeten zijn ten einde den optogt te kunnen geleiden. En verder om zig door alle gepaste middelen die onder hun bereik zijn en in deese tijde meest geschikt voorkomen, te beijveren ten einde dit aanstaande zoo gelukkig als belangrijk Evenement ider in zijne betrekking luister bij te zetten, de ingesetene tot gepaste vreugde op te wekken, op de voornaamste plaatse en straten van loofwerk als andersints eerbogen te doen stellen en verder datgene te bewerkstelligen hetwelk de plaatselijke omstandigheden ter bereiking van het oogmerk toe- laten en koomen te vorderen. Waarover gedelibereerd zijnde is goedgevonden om elic (elk) de nodige maatregelen daartoe te stellen tot het in order brengen der wegen als mede tot het doen plaase der vlag op den toom, terwijl met betrekking tot het stellen van eerboogen het gemeentebestuur bij eene volgende vergadering nader zal delibereeren.
Aldus geproduceerd, gedelibereerd en goedgevonden als voorsz: in onse vergadering dato als boven.


EXTRA ORDINAIRE VERGADERING, GEHOUDEN DEN 4 VAN GRASMAAND 1809
Alle present dempto Van Dijck en Ophorst.
Ingevolge notulen van voorige vergadering, gehouden op gisteren den 3e deser, werd als nog gedelibereerd wegens het oprigten en daarstellen van Eerbogen ingevolge de last vervat in de aanschrijving van den landdrost van Braband dato 30 van Lentemaand, Litt. M, en is dienovereenkomstig goed gevonden en bepaald ctn de benoodigdheden tot het stellen van twee eerbogen zig onmiddellijk aan te schaffen en dieselve zoo spoedig mogelijk in gereedheid te brengen, ten einde die als dar. te plaatsen in de distantie tusschen de Schutskooij en de huisinge van de wed. Van Amerongen. Voorts is bij deese Vergadering in deliberatie genomen ten wiens huisen men de geschikste locale aantreft, waar in men Zijne Majesteit wanneer hoogst denselve met desselfs tegenwoordigheid deese plaatse zal vereeren, behoorlijk zal kunnen Ucijoieeren (feestelijk ontvangen). En is deese Vergadering voorgekoomen dat de huisinge bewoond wordende door Johannes van Dussel- dorp zig het geschikste laat aanzien om Zijne Majesteit te ontvangen, en is dien ten gevolge bepaald om voorsz: J. van Dusseldorp door een Commissie uit ons midden daar van te adverteeren, en deselve te versoeken, om de twee voorste vertrekken van de door zijn Ed. bewoonde huisinge tot het ontvangen van Zijne Majesteit te ontruimen. Welk verzoek staande deese vergadering is gedaan, met dat gevolg dat voorsz: van Dusseldorp aangenomen heeft de kamers in zijn huis tot het ontvangen van Zijne Majesteit in te ruimen.
Aldus gedelibereerd, goedgevonden en versorgt als voorsz. in deese onse Vergadering dato als boven

EXTRA ORDINAIRE VERGADERING GEHOUDEN DEN 12 VAN GRASMAAND 1809.
Present alle.
Is bij deese Vergadering in deliberatie genomen dat, vermits de aanschrijving van den Landdrost van Brabant dato 30 van Lentemaand 1809, Litt. M, onder andere gelast, dat bij de intreden van Zijne Majesteit in elke gemeente de gemeentebestuuren moeten vergadert off bij elkander zijn, ten einde na bekoomen admissie ter audiëntie te worden toegelaten en dat de Schouten civiel ter zelver tijd bij de hand moeten veesen, ten einde de optogt te kunnen geleiden - off men, nu wanneer zijne Majesteit in deese plaats staat te arriveeren, densel- ven met het gantsche gemeentebestuur benevens den Schout civiel aan het hoofd zal te gemoet gaan, ten einde gesamentlijk den optogt te geleiden, dan off men zulks alleen door den Schout zal laaten doen.
Waarop eenparig is goedgevonden, geconsidereerd den Schout alhier, altoos voor het hoofd van het gemeentebestuur is gehouden, om den optogt van Zijne Majesteit, wanneer hoogst denselve deese plaats met zijne tegenwoordigheid zal vereeren, gesamenlijk met den Schout aan het hoofd te doen en vervolgens ook gesamentlijk admissie versoeken om ter audiëntie te worden toegelaten, terwijl bij deesen den Schout versogt word, om wanneer er audiëntie zal worden verleend, alsdan Zijne Majesteit, in aller naam aan te spreeken en te compliment eeren, welk ver soek ook door den Schout is aangenomen.
Aldus gedelibereerd, goedgevonden, versogt en aangenomen als voorsz. in deese onse Vergadering (ge)houden dato als boven.

EXTRA ORDINAIRE VERGADERING GEHOUDEN DEN 14 VAN GRASMAAND 1809
Present alle.
Den Schout comtnuniceerd aan deze vergadering dat kwaadwillige lieden zig gepasseerde nagt verstoort hebben om. het versiersel ' t welk gesteld is ter Eere van Zijne Majesteit onse Koning, voor de huisinge van Johannes van Dusseldorp te verscheuren en te demoycren * en proponeert vervolgens aan deese vergadering of zijlieden zich hem konde goed vinden een premie uitlooven aan degeene die den dader of daaders daar van weet aan te wijsen om, was het mogelijk, dat zulke ongehoorde weldadigheden na verdienste gestraft wierden n.
Waar over gedelibereerd zijnde is bij deese vergadering goed gevonden, dat voortkoming van al zulke ongercgelheeden, en om, kan het zijn, den daader off daaders van de reeds begaane te ontdekken, nog heede bij klokke geklop te doen publiceeren en vervolgens te doen afficeeren de navolgende bekendmaking:
Het gemeentebestuur van Sprang ontwaar geworden zijnde, dat kwaadwillige lieden zig gepasseerde nagt verstout hebben om het versiersel, 't welk gesteld is ter Eere van Zijne Majesteit, onse Koning, voor de huisinge van Johannes van Dusseldorp alhier te verscheuren en te demoyeren, en het van 't uiterste belang is, dat den daader off daaders daar van ontdekt, worden, zoo loofd het gemeentebestuur voorn, bij deese uit eene premie van twee ducaten aan diegene, die den daader off daaders uit voorsz: zaak weeten aan te wijsen, zodanig dat deselve in handen der Justitie geraken en van hunnen misdaat overtuigd worden, zullende des aanbrengers naam desbegeerende worden geheim gehouden •. Terwijl het gemeentebestuur bij deese al verder een ider ten ernstige waarschuwt om geene molesten aan eenige versierselen, welke binnen deese plaats ter Eere van Zijne Majesteit zijn daargesteld off nog daargesteld zullen worden, hoegenaamd te doen alsoo er deswegens ten sterkste gevigileerd (toezicht gehouden) zal worden.
Aldus gecommuniceerd, geproponeerd, gedelibereerd en goedgevonden als voorsz. in deese onse vergadering gehouden op dato als boven.

De volgende EXTRA ORDINAIRE VERGADERING wordt dan gehouden den 24 van grasmaand 1809.
"Den Schout zegt, daar het volgens ingekomen "berigten zeker schijnt te zullen zijn, dat Zijne "Majesteit den Koning heede deese plaats met "hoogst deszelfs tegenwoordigheid zal verceren, "hij deese vergadering bij elkander heeft "geconvoceerd ten einde bij het arrivement "(de aankomst) van Zijne Majesteit bij de hand te "weesen."
Reeds 's morgens om 10 uur was de vergadering al bijeen geweest, waarin de toespraak tot de Koning en de "Memorie van bezwaren", welke aan de Koning zou worden overhandigd, waren goedgekeurd.
De berichten, welke de Schout hadden bereikt, bleken juist.
Om circa zes uur in den namiddag werd Zijne Majesteit door het voltallige gemeentebestuur in de Besoyense Steeg (thans de Jan de Rooijstraat) opgewacht en vervolgens Sprang binnen geleid. Het bezoek verliep evenwel anders dan was gepland. Zijne Majesteit heeft ogenblikkelijk, zittende in het rijtuig, omdat "deselve niet verkoos uit te stappen", aan het gemeentebestuur alsmede aan de plaatselijke predikant (ds. Laurentius Boom v.d. Broek) en de kerkeraad gehoor verleend.
De Schout hield namens het gemeentebestuur de volgende toespraak:
Sire!
"Schout en gemeentebestuurders van Sprang, zich hoogst vereerd vindende met de tegenwoordigheid van Uwe Maj., hunnen veel geliefden Honing, een der weldadigste monarchen, in deze plaats, verblijden zich in deze gemeente een Vorst te zien, die een zorgend en liefderijk vader is voor zijne onderdanen en geene gevaren of moeiten ontziet om de belangen van zijn volk gade te slaan, waarvan wij reeds verscheiden bewijzen gezien hebben en thans het geluk genieten van die te mogen beleven, alzoo Uwer Maj. reis ten doel heeft om den toestand van uwe onderdanen op te merken ten einde, zooveel in Uwer Maj.'s vermogen is, hare rampen te leenigen. vergun ons de vrijheid, Sire, te wen- schen, dat het den Albestuurder, die het alles naar Zijne hooge wijsheid regeert en bestuurt, behage, Uwe Maj. en Uw doorluchtig huis in lengte van dagen te geven, gezondheid en voorspoed in alle Uwe betrekkingen, Uwer Maj.’s gangen leiden en besturen naar Zijnen wijzen raad, en Uwer Maj.'s regeering met Zijnen zegen bekroonen, ten einde onder Uwe regering spoedig een algemeene vrede moge daargesteld worden, die den geesel des oorlogs verwisselt tegen den hoorn des overvloeds, opdat het lijdend menschdom zich met Uw doorluchtig huis daarin moge verblijden. "
Vervolgens werd aan de Honing de "Memorie van Bezwaren” overhandigd. Die luidde als volgt:

MEMORIE
Sprang, één der oudste dorpen van de Langstraat, bestaande uit ruim 1.000 zielen, was weleer voor- sicn van ccn Scheepsvaart, welke thans door het aanwassen der gronden niet meer bruikbaar is, hetwelk dan ook ten gevolgen heeft, dat deese plaats ten eenen maal zonder de minste negotie is. Voor het tegenwoordigen vinden de ingesetenen alleen haar bestaan in de schoenmakerij en in het bebouwen van de alhier zijnde schrale sandgronden, de eenigste bron van hun bestaan en waaruit zij alle de thans geheven en voor haar zoo drukkende belastingen moeten vinden.
Vergun ons, Sire, dat wij de reedene en oorsaken waar omme de thans geheven wordende belastingen voor onse ingeseetene ten uitersten drukkende zijn, onder Uwe ooge brengen.
In de eerste plaats heeft Sprang voor heen altoos aan hunnen gebouwen jaarlijks in 's Lands verpondingen betaald een somma van f. 101,-- en nu zijn die zelfde gebouwen schoon dagelijks meer en meer in het verval raakende in het nieuwe middel der verponding aangeslaagen op een somma van f. 648,--.
Ten 2e heeft Sprang in de collectieve middelen voorheen maar betaald een derde cn nu gelijk met
het beste gedeelte van het Koningrijk den vollen impost.
Ten 3e is Sprang niet tegenstaande deszelfs bekende onvermogen gepasseerde jaar in de buitenge- woone belasting aangeslagen geweest op eene somma van f. 939,-- daar het nabuurig vermogent Waalwijk, 't welk vier <3 vijfhondert zielen meerder bevat dan Sprang, met een verminderde som is vrijgekomen .
En boven dit alles sugt Sprang nog onder eene schuld van f. 5.437,-- waarvan wij jaarlijks nog 5 percent moeten opbrengen, welke schuit voortgesproot en is uit leverantien en gepresteerde dien sten en rijloone in den jaare 1794 en 1795 ten behoeve van de fransche, hollandsche cn Engclschc armeên gedaan en welke leverantien en diensten niettegenstaande de dringenste verzoeken door den Landen is onbetaald gebleeven.
Wij moeten hier nog bijvoegen, dat bij de Eerste Volkskeusen den toenmalige schout Jacobus van Steenbergen is voorbij gegaan, welke deese Schoutsplaats gekogt heeft veel boven de waarden en dat wij door het Ho£f van Holland gecondemneerd (veroordeeld) zijn geworden om aan denselven jaarlijks uit te keeren vijf persents aan zijn uitgeschoten penningen, hetwelk ook eene enorme som van f. 287,11,8 jaarlijks bedraagt. En daar gemeentebestuurders wel voorsaagen, dat zij op zoo een bezwaar geen geschikte Schout konden houden, heeft men genoodzaakt geweest, deese uitkeringspenningen voor gemeentens rekening te nemen.
Wanneer Uwe Majesteit zig nu iaat voorstaan dat de ingesetene van Sprang alles moesten in het werk stellen om de belastingen, zooals die voorheen geheven werden, te kunnen betalen, zoo vertrouwden wij dan ook, dat Zijne Majesteit als van gevoelen zulk toch drukkende en de onmoogelijkheid voor deese ingeseetene om langer de thans zoo verhoogden en buitengewoone belastingen te kunnen opbrengen, waar omme wij dan Uwe Majesteit, bidde en smeeke cm in den nood van onse ingeseetene te willen voorsien.
Com. Cockuijs Janszoon
Schout
S.0. Vlaanderen
Jan Ophorst L.A. van Dijck A. de Jong


Na in het geheel een half uur in Sprang vertoefd te hebben, heeft Zijne Majesteit Zijne reis naar Geertruidenberg voortgezec.
De legende, dat Napoleon in sprang zou hebben geslapen, blijkt dus niet op waarheid te berusten. Jammer, dat alle versieringen voor zo'n kort oponthoud waren aangebracht.

S GREVELDUIN CAPEL
juni 1996 06
Ook in Capelle bereidde men zich voor op de komst van de Koning.
Dat blijkt uit de volgende notulen.
ORDINAIRE VERGADERING VAN SCHOUT EN LEDEN VAN HET GEMEENTEBESTUUR VAN 'S GREVELDUIN CAPPEL, GEHOUDEN DEN 3E VAN GRASMAAND 1809
Gelezen eene dispositie van Mijn Heer den Landdrost van Braband van Donderdag den 30ste van Lentemaand 1809, daar bij de heuchelijke tijding aankondigende dat Zijne Majesteit dit Departement met hoogstderselve tegenwoordigheid zal vereeren, met aanschrijving het daarbij vermelde in acht te neemen en tegen en bij de kans te van Hoogstgedach- te zijner Majesteit te bewerkstelligen.
En word voorsz: Dispositie bij deesen gesteld in handen van de Burgemeester deser Gemeente ten einden dienovereenkomstig op de voorname straat bij het Regthuijs een Eerboog te plaatsen op eene voor dese plaats gepaste wijze.
Zullende wijders de Bruggen en wegen behoordelijk worden geëffend, gelijk en opgemaakt, waarmede reeds een begin is gemaakt, de vlag op morgen van de toren waaijen en voorts alles worden nagekomen wat in voorsz. dispositie aan het gemeentebestuur zoo veel als aan den Schout is opgelegd.
Terwijl aan den chirurgijn te dezer plaatse en aan diegenen welke posten bckleeden, ondergeschikt aan het gemeentebestuur, zullen worden aangezegd om bij de komst van Zijne Majesteit zich in de nabijheid van het Rechthuis te bevinden, teneinde op den eersten roep bij de hand te wezen.

En zal een exemplaar van meergenoemde dispositie worden ter hand gesteld aan den Predikant alhier.
Bij gelegenheid van de komst Zijner Majesteit de Koning van Holland te dezer plaatse heeft de Secretaris aan hoogstdezelven overhandigd den volgende aanspraak.
Sire!
Met zooveel deelneemende aandoeningen, Schout, Leden van het Gemeentebestuur en Kerkenraad van 's Grevelduin Cappel voor omtrend twee jaren bij uwe treurigen doorreise naar Breda, door de mond van de Secretaris Middelkoop en de predikant Schenskcs, Uwe Majesteit hun leedweezen betuigden over het vroegtijdige afstervan van Uwen oudsten zoon, met even zooveel vreugde maken Schout en leden van het Gemeentebestuur hunne plichtschuldi- ge opwagting en nemen bij deze heuchelijke gelegenheid heden de vrijheid deze gemeente, gelijk ook hunne persoonen, aan Uw veelvermogend aandenken te beveelen.
Voorts, Sire! is onze hartgrondige bede, dat bij de vermeerderinge der grootheid van Uw Koninklijk Huis door de verheffing van den Kroonprins Uwen zoon tot Groot Hertog van Berlijn, ook Uwe gezondheid en genoegens mogen klimmen in deeze veelbe- teekenende dagen. Leef lang! Leef Gelukkig’ Leef met Uwe Gemalinne en vorstelijk Kroost in de onwankelbare gunste van den Overste van de Koningen der aarde, en ontvang, Sire! in vereeniging met Uwen Keizerlijken en Koninglijken Broeder, ja met allen, die U lief en dierbaar zijn, bij eenen spaden dood dien troost, welke Regtschapene hoeders der volken, hunnen zaligsten loon keuren. Na dit intermezzo ga ik weer verder met de reisbeschrijving. Na Sprang heeft Z.M. den dijk van Capelle, die ook zeer veel geleden heeft, gezien. Hoogstdezelve heeft zich vier moedige lieden doen voorstellen, die in den afgelopen winter vele blijken van onversaagheid en koelbloedigheid hebben gegeven en twee kinderen, waarvan het oudste eerst 8 jaren oud, zijnen jongeren broeder gered heeft, terwijl de vader, moeder en vier andere kinderen zijn omgekomen. Te Geertruidenbcrg heeft Z.M., na de vestingwerken bezichtigd te hebben, zich naar de uitmuntende brouwerij van mej. Chatelin en de hoedenfabriek van den heel Smolders, wiens voortbrengsels op de laatste openbare tentoonstelling den prijs hebben behaald, begeven; ook heeft de Koning den zalmsteek op den Biesbosch bezocht: verscheiden zalmen zijn in Hoogstderzelver tegenwoordigheid gevangen. Z.M. heeft aan de visschers een gewapend vaartuig toegestaan om de visscherij te bewaren en te beveiligen alsmede hen de pacht hunner visscherij voor zes jaren, met eene vermindering van prijs naar de tijdsomstandigheden verleend. Z.M. is zeer tevreden geweest over den toestand dezer stad en den geest, die dezelve bezielt.
Den volgende dag heeft zich Z.M. naar Oosterhout begeven en de vaart bezocht. Evenals Tilburg verhief hij dit dorp tot den rang van stad. Vandaar is Hoogstdezelve naar Breda vertrokken en in die stad met de grootste vreugdebeturgingen ontvangen. In deze voor den lande belangrijke plaats is de Koning tevreden geweest over den tegenwoordigen toestand der gewapende burgermacht, die Hoogstdezelve in hare tegenwoordigheid heeft doen manoeuvreren. Vervolgens heeft de Koning het schoon kasteel bezocht, dat een gedeelte van de domeinen der kroon uitmaakt en waarin men Engelsche en Amerikaansche krijgsgevangenen geplaatst heeft. Hoogstdezelve heeft bevolen aan de Engelschen de stad Grave tot verblijf aan te wijzen ten einde het kasteel hersteld zoude kunnen worden, als zijnde Z.M. van voornemen hetzelve somtijds te komen bewonen, wanneer dit Haar mogelijk zal zijn, tenzij, bij vervolg, op nader onderzoek, hetzelve wierd geschikt bevonden voor eene der groote inrichtingen, die Z.M. zich voorstelt. Hoogstdezelve heeft bevolen de vrijheid weder te geven aan een vrij groot aantal Amerikaansche matrozen, die zich onder de krijgsgevangenen bevonden; dezelven zijn ter beschikking van den Amerikaanschen consul gesteld; Z.M. daardoor een blijk willende geven zijner achting aan dit dapper en gul volk, waarmede de Hollanders niet alleen in belang en handel, maar ook in overeenstemming en karakter zooveel betrekking hebben.
Ook heeft Z.M. de tapijtfabriek van den heer van den Heuvel, de kaartfabriek van den heer Dumoulin, alsmede al de kerken, het stadhuis en het werkhuis bezocht, waar Hoogstdezelve aan eenige personen, op de gunstige voordracht van het gerechtshof en 's Konings procureur genade verleend heeft.
Bij zijne komst te Breda was hij aldus door haren Burgemeester toegesproken:
Sire!
"De burgemeester en magistraat der stad Breda hebben de eer aan Uwe Maj., zoo in hunnen naam als dien der inwoners, de hulde van den diepsten eerbied, der ongekreukste getrouwheid, der volkomens- te onderwerping aan te bieden.
Op het tijdstip, toen het Opperwezen Uwe Maj. verkoren heeft om de herschepper van Holland te zijn, waren deze inwoners de eersten, die het vertrouwen, dat zij in Uwer Maj. persoonlijke deugden en in de noodzakelijkheid, waarin Zij zich steeds gevoelt anderen gelukkig te maken, stelden, aan den dag legden. Hoe grooten dank plegen zij niet aan den Alvermogenden Bestuurder van hun noodlot, dat Hij hen, in den persoon Uwer Maj., eenen teederen en gevoeligen vader geschonken heeft, van denwel ken zij eenen welstand hopen, die hunnen tegenwoordigen toestand niet alleen noodzakelijk maar dringend maakt. Het doorzicht Uwer Ma}. zal Haar hunnen bedrukten staat doen kennen. Uwe goedheid zal U do begeerte geven hen te hulp te komen. Uwe wijsheid zal u daartoe de middelen doen vinden.
Verleen ons, Sire, Uwe Koninklijke beschermingJ Verleen die aan onze medeburgers en zij zullen zich den naam van Hollanders waardig maken; zij zullen dien roem ophouden ten koste van hun bestaan zelve. Er blijft ons niets over, Sire, dan Uwe Maj. de oprechtheid van onzer en onze medoburgeren wen- schen voor het geluk van Uwer Maj . persoon, haar dierbaar behoud en den voorspoed Harer regeering en van het vaderland te betuigen. Zij zijn de schatting eener oneindige dankbaarheid en onveranderlijke liefde."
Den 27sten April is z.M. op deszelfs vertrek van Breda naar het seminarium bij Ginneken geweest en heeft bevonden, dat deze stichting de koninklijke bescherming noodig had. Vandaar, tot de Willemstad, heeft Z.M. het Mastbosch en het Liesbosch, die beide aan de domeinen behooren, en die Hoogst - dezelve in beteren staat verwachtte, gezien. De Koning is zeer tevreden geweest over de schoone dorpen Ginneken, het Haagje, Leur, waar de gezondheid der inwoneren de verlenging der vaart vordert, Eten, Hoeven (waar de Gereformeerde predikant hem toesprak uit naam van de kleine kudde van Gereformeerden aldaar en te Rukfen, 39 personen in getal, gevestigd), Oudenbosch, ‘t Stand-daar-bui- ten, waar Z.M. de Dintel is overgevaren en de Klundert, die nog versterkt is, doch waarvan de vestingwerken geheel aan de stad zullen worden geschonken zoo de veGting niet behouden wordt. Vervolgens heeft Z.M. te Noordfort op het Hollandsch Diep de aldaar liggende sluis bezichtigd, welker herstel zeer ten achteren is. Den- zelfden avond, ten 7 uren, is de Koning aan de Willemstad gekomen, waar Hoogstdezelve den nacht zoude doorbrengen.
In alle dorpen, op 's Konings doortocht, hebben de jongelingen zich vereenigd en elkander afgewisseld om Hoogstderzelver garde d'honneur uit te maken en Haar tot buiten hun gebied te begeleiden; overal in de Koning met de minst dubbelzinnige teekenen van vertrouwen en algemeene gehechtheid ontvangen. Zoo veeltijds deze betuigingen niet oprecht zijn, is dit in Holland gelukkig het geval niet, vooral, wanneer dezelven komen van armen, die zich moeite doen een gevoel uit te drukken, dat dikwerf naau- welijkG opgemerkt wordt, of in de menigte verloren gaat, maar des te waardor is en meer uitdrukt. Hetgeen den Koning bovenal veel genoegen heeft moeten geven is het vertrouwen en de eerbiedige eenvoudigheid, waarmede de goede landlieden Hoogstdezelve over hunne bijzondere belangen komen onderhouden.
Tot zoover de officieele reisbeschrijving.

Blijkens hetgeen nog in do Koninklijke Courant vermeld staat, bezocht de Koning don 28 April van uit Willemstad de eilanden Goeree en Overflakkee, waarna hij den 29sten in een jacht naar Willemstad terugkeerde, alwaar hij de stad en hare gebouwen bezichtigde. Van daar schijnt hij naar Bergen op Zoom gegaan te zijn. Immers verhief hij daar den 3en Mei 1809 het dorp Rosendaal tot eene stad en verleende hij toen verschillende gunsten aan Bergen op Zoom. Hij schold daarbij aan die stad eene schuld van f 12499,78 kwijt, welke zij aan het Rijk verschuldigd was voor het leveren van verschillende voorwerpen tot de kazernes behoorende en hij stond haar toe om acht opcenten cp eenige van 's lands middelen te heffen en dat de brievenpost naar Holland en Frankrijk dagelijks van daar zoude vertrekken. Hoe er te Bergen op Zoom ter eere van den Koning feest gevierd werd, vermeld de K. Courant niet. Alleen vermeldt de overlevering, dat daar toen een doctor Planken woonde, die voor de feestviering niet meer dan een dubbeltje wilde afstaan en dat even vóór dat de Koning de stad zoude komen binnen rijden een spotvogel een plakkaat op den gevel van doctor Planken spijkerde, waarop geschreven stond:
Verdomd Hij komt Om Dr. Planken Voor zijn dubbeltje te bedanken.
Van Bergen op Zoom ging de Koning naar Nieuw-Vos- meer, dat hij bezichtigde en waarvoor hij bepaalde, dat het met Brabant zoude vereenigd worden, waarna hij zich naar Zeeland begaf.
Dat het ernstig gemeende beloften waren, die de Koning gedurende zijn verblijf in deze provincie aan de Noord-Brabanters deed, bewees hij door daags vóór zijn vertrek naar Zeeland een besluit uit te vaardigen, waarbij de uitvoering van tal van rivier- en waterwerken gelast werd; gelden werden toegestaan voor het maken en verbeteren van wegen; eene maatschappij van landbouw werd opgericht; plaatsen werden aangewezen waar kweekscholen van onderwijzers zouden komen, kortom waarbij zooveel mogelijk alles werd bepaald, waaraan Noordbrabant destijds behoefte had en wat toen heel veel was, omdat die provincie gedurende anderhalve eeuw Generaliteitsland was geweest.