VOORWOORD
De overstromingen, veroorzaakt door een geweldige westelijke stormwind op 30/31 januari 1809 zetten grote gedeelten van Zeeland, Noord-Brabant en Gelderland, gelegen langs de zeegaten en de grote rivieren, onder water. Hoewel mijn verhaal zich slechts richt op de omvang en do gevolgen van deze overstroming voor 's Grevelduin-Cappel heb ik ter verkrijging van enig inzicht in de waterbewegingen in onze onmiddellijke omgeving, in mijn onderzoek ook de waterhoogten en dijkdoorbraken rond Stad en Land van Heusden en gedeelten van de Langstraat (Elshout en Waspik) betrokken. De directe gevolgen van de watersnood voor de bevolking in die gebieden heb ik daarbij buiten beschouwing gelaten, als vallende buiten het bestek van dit artikel. Op dat punt heb ik mij beperkt tot 's Grevelduin-Cappel.
M. van Prooijen
11 Bronnen:
-Archief van Sprang-Cape11e;
-Archief van het Waterschap de Hooge Maasdijk van Stad en Lande van Heusden,-
• "Met Gransen Trouw", dec. 1995 no. 12, orgaan van de Heemkundekring "Onsenoord"
-Een dorp in de greep van de Vrijheid door Han Verschure

1809.
De maand januari loopt ten einde. Na een strenge vorstperiode strekken de lage polders in het Land van Heusden en Altena en in de Langstraat zich uit onder een grauwe lucht. De dooi is ingetreden, gepaard gaande met hoog opperwater en ijsgang op de grote rivieren. Daar komt bij dat al enkele dagen een harde stormwind uit het zuidwesten had gewoed, die al veel schade aan huizen en bomen had aangericht. De wind wakkerde nog aan en witte schuimkoppen op hoge golven in de grote rivieren en in de onder water gelopen buitenpolders, toonden aan hoezeer het water in beweging was. Nog ongerept liggen de dorpen achter de beschermende dijken, maar rust heerst er al lang niet meer. De storm loeit over de daken, regenvlagen kletteren tegen de ruiten, het is geen weer om buiten te zijn. Maar de verantwoordelijke personen: de dijkgraaf, de Hoogheemraden, de Schouten en leden van gemeentebesturen, een sluiswachter en andere verantwoordelijke personen gaan, worstelend tegen wind en regen, bij dag en bij nacht regelmatig poolshoogte nemen om te zien hoe hoog het water staat. Met nog vers in het geheugen hoe amper een jaar tevoren, in februari 1808, het water op de Langstraatdijk stond, en ook wel er over heen binnendijks stroomde, leidde dit er toe, dat alle voorzorgsmaatregelen werden genomen en grote waakzaamheid werd betracht om het dreigend gevaar van een overstroming zo mogelijk af te wenden.
Land van Heusden en Altena
Op 29 januari 1809 was het water tegen de hoge Maasdijk van Stad en Lande van Heusden tot over 16 voeten gerezen. Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap de Hoge Maasdijk van Stad en Lande van Heusden stuurden brieven van waarschuwing aan de gemeentebesturen in die streek om dag- en nachtdiensten te betrekken en de vereiste orders te geven. Lantaarns en kaarsen werden naar de onderscheidene wachthuizen overgebracht. Roosters voor wachtdiensten van de Heemraden werden samengesteld. Zodra de Heemraden op hun posten waren aangekomen, zonden zij rapporten over de toestand van de dijken. Die dag, 29 januari, waarop het water steeg met 1H duim, was de staat, waarin de dijken verkeerden, nog redelijk wol. Maar het kruiend ijs benedenwaarts Heusden kwam in beweging, waardoor het water was gevallen, gewassen of blijven staan. Al deze berichten werden doorgezonden naar de in het bovenland gestationeerde Heemraden.
' s-Grevelduin-Cappel
In 's Grevelduin-Cappel hadden de Schout en de leden van het gemeentebestuur grote zorgen. Op 29 januari stond het water reeds boven aan de Winterdijk. Maar in de rampdag van 30 januari keerde de stormwind, die tot dusver uit het zuidwesten kwam, naar het westen en groeide zij aan tot een geweldige storm, die ook in de daarop volgende nacht en dag bleef aanhouden. Dadelijk begon het water, dat reeds boven de dijk stond, te wassen en met een zodanige snelheid, dat daar geen voorbeeld van aanwezig was: Bekistingen die reeds aangebracht waren, moesten worden versterkt en gesteund.
2) Lengtematen:
een 's-Hertogenbossche een Gelderse voet
een 's-Hertogenbossche een Gelderse duim
voet = 0,287673 m
- 0,3135 m duim n 0,0287673 m
= 0,026125 m

Land van Heusder, en Altena
Uiteraard had de enorm sterke stormwind in de rampdag van 30 januari 1809 ook voor het Land van Heusden en Altena grote gevolgen. Het gestegen water stond onder Veen tot aan de kruin van de dijk, maar op onderscheidene plaatsen boven op de dijk. Ook daar moest het water door bekistingen worden gekeerd. Evenzo luidden de rapporten uit het verdere land van Altena. Daax steeg het water eveneens tot op de kruin van de dijk, en rees het zelfs tot 8 duimen hoger dan eerder op die dag. In Andel vond een verschuiving van de dijk plaats beneden de herberg "De Zwaan". De dijk werd aldaar aan de buitenkant beheid en aan de binnenkant geschoord. Nog zorgelijker was de dijk beneden Rijswijk aan "De Tol", voor welk gedeelte de situatie zeer kritiek was. Het water stond 2 voeten hoog tegen de bekisting, terwijl veel water onder en door de bekisting heen drong. Rapporten van sterke aanwas van water en gevaar door opeenschuiven van ijsschotsen beneden Heusden gaven reden tot grote zorg. De rapporten van het bovenland waren wat minder ongunstig. Uitgezonderd een sterke afslag op een klein aantal plaatsen was de dijk buiten gevaar. In de loop van de avond van 30 januari 1809 omstreeks elf uur kwam door expresse boodschappers de treurige tijding van Andel in Heusden binnen, nl. dat de dijk onder Rijswijk, aan "De Tol" was doorgebroken. Dadelijk werden d.m.v. kanonnen de nodige seinschoten (door een detachement militairen) vanuit Heusden gegeven en de klokken geluid. Terstond werd een "expresse-missieve" naar de Dijkgraaf van Dussen gezonden om de "hulpgaten* ten spoedigste te doorgraven teneinde de druk tegen de dijken te Rijswijk te verminderen en het water in de polders die als overlaat voor waterberging konden dienen, op te vangen.
De berichten uit het bovenland waren geruststellender, uitgezonderd een zware afslag aan de dijk onder Vlijmen, ter plaatse genoemd "De Keye Stoep". Uit het benedenland kwamen minder goede berichten: nl. hoog opperwater aan en op de dijken, dat met veel moeite vóór de bekistingen moest worden gekeerd. Omstreeks 12 uur 's nachts kwam het bericht dat de dijk onder Bern achter het voormalige klooster aldaar door sterke afslag zeer veel geleden had en van zorgelijk aard was. Dadelijk werd een genoegzaam aantal manschappen uit Stad Heusden gerekwireerd om zich, gewapend met axen, bijlen en ander gereedschap, naar genoemde plaats te begeven, cm aldaar onder behoorlijk toezicht, datgene te verrichten wat tot behoud van de dijk zou kunnen bijdragen. Evenwel konden de manschappen door het hoge binnenwater en de aanhoudende loeiende storm, de dijk niet bereiken en kon aan de goede intenties niet worden voldaan. Hoewel in de vroege morgen van 31 januari 1809 rapport binnen kwam dat de dijk onder Bern, ondanks zeer sterke afslag, het had gehouden, bemerkte men enige tijd later evenwel de noodlottige doorbraak in de Oudheusdense Zeedijk door het instromen van het water door de Demersluis onder de stadswallen aan het Burcht- plein. Kort daarna werd dit door rapporten bevestigd, waarop terstond wederom de bepaalde seinschoten werden gelost en de klokken werden geluid. Het water was op 31 januari 1809 volgens het nood- peil bij Heusden gestegen tot:
des morgens 17 voet 2 duim
des middags 17 voet 2 duim
des avonds 17 voet 3 duim


Elshout
Blijkens een artikel van de heer Chr. Tijssen in "Met Gansen Trouw" no. 12 van december 1995, het orgaan van de Heemkundekring ’Onsenoort’, was met de aanleg van de Baardwijkse overlaat in 1766 het gevaar voor overstromingen niet geweken. Juist bij deze overlaat begonnen in 1309 de problemen. Op 31 januari 1809 was 's nachts omtrent 2 uur op twee plaatsen, te weten aan de Elshoutse stoep en een eindje voorbij de watermolens van Elshout, de dijk doorgebroken. Het water stond in de overlaat of Nieuwe Maas erg hoog en aan het peil te Heusden bijna 18 voet hoog en het water bleef nog wassen. De storm nam nog steeds in hevigheid toe en de vloed was zeer hoog, zodat de Zeedijk niet kon worden behouden. In Elshout begon het water om 7 uur 's morgens eerst op straat en in de hof van de Pastorie van Elshout te komen. In de kerk kwam het water aan de communiebank, en op een halve voet na in de Pastorie. Toen de Maasdijk in Rijswijk doorbrak rees het water in Elshout terstond 1^ voet, zodat de Pastoor enige dagen op zolder heeft moeten doorbrengen.
De Pastoor had tevoren goed gezorgd. Met tien of elf personen op zolder heeft hij de mis gelezen en hen na de mis getrakteerd op een borrel en een koekje. De meeste ingezetenen waren uit Elshout gevlucht naar Drunen en die van Oudheusden naar de Stad Heusden. Op de zolder van de Pastorie waren de Pastoor en zijn gasten blij als zij uit het venster kijkend een schuit zagen of iemand hoorden spreken. In Oud Heusden waren 5 of 6 huizen door het water geheel omspoeld, terwijl in Elshout vele achterhuizen en muren waren ingeslagen. Er was eigenlijk niet één huis of het was min of meer beschadigd. Maar gelukkig is er niet één mens of beest verdronken. Acht dagen bleef de pastoor met de kapelaan, en zijn huishoudelijk personeel op de zolder, waar in de kamer van de kapelaan gekookt en gegeten werd.
Zondags na Maria Ligtmis (2 februari), dat was dus op 5 februari 1809, las de pastoor weer de mis in de kerk. Het water stond toen nog tot aan de trap van het hoge altaar. Er waren ongeveer 50 kerkgang (st)ers, die op het zangkoor waren geklommen, waar zij hoog en droog zaten. Zij waren met schuiten en koebakken e.d. naar de kerk gekomen.
EcrGt 6 weken na de doorbraken van de Zeedijk en de Maasdijk bij Rijswijk begon de straat weer droog te vallen, daar voorshands vloed en eb nog vrij spel hadden tot de doorbraken enigszins waren hersteld.
Waspik
In zijn boekwerk "Een Dorp in de Greep van de Vrijheid" vertelt Han Verschure hoe de watersnoodramp van 30/31 januari 1809 in Waspik is verlopen. Met zijn toestemming, doe ik daar enkele grepen uit. "Het water dat van de Baardwijkse Overlaat kwam afzakken cn de sterk wind en springvloed brachten ons na de nacht van 30 op 31 januari in groote vrees en benauwdheid, doordat het water boven menschengeheugen hoog steeg’, zo citeert Verschure het gemeentebestuur uit die dagen. De dijken waren te laag, waardoor het water over grote afstand het binnendijkse land in stroomde. De dijk was op negen plaatsen doorspoeld geweest. Het scheen of het gehele dorp zou weggespoeld worden. Met behulp van aken, brandkleden en alles wat bij timmmerlui maar te krijgen was, waren de gaten provisorisch gedicht. Veel gras- en hooiland, maar ook veel zaailand was overstroomd. Gelukkig waren er geen mensen of vee omgekomen. Aan de Langstraatdi]k was één huis, nl. dat van smid Jan Niemans, bij een doorbraak helemaal ingestort en buitendijks was nog het huis van Andries van Kuik weggespoeld.
Hoewel Niemans een schade had van f. 510.-.-. kon hij zich wel redden. Het verdwenen huis van Van Kuik betekende een schade van f. 50.-.-. Hij was arm en financiële hulp was hier geboden.
Van de gehele dijk tot aan 's Grevelduin-Cappel was er geen stukje onbeschadigd. Het zou enorme kosten vergen om alles te herstellen. Voor het overige verwijs ik graag naar het boek van Ver- schure, pag. 40 e.v.
's Greveldu.in Cappel
Zoals hierboven reeds is vermeld was de hevige zuidwestelijke stormwind in de middag van 30 januari 1809 geheel naar het westen gedraaid en groeide de stormwind aan tot een geweldige storm. Dadelijk begon het water, dat reeds boven aan de dijk stond, te wassen, met een zodanige snelheid, dat er geen voorbeeld van was. Ogenblikkelijk was alles in de weer tot behoud van de dijk, doch al spoedig stroomde het water over de dijk en begon de binnenkant af te kalven. Alle inspanning was te vergeefs om verder onheil te voorkomen. Op 7 plaatsen waren doorbraken, nl.:
-bij het huis van de kinderen Joost van don Hoek, lang 26, breed 32 en diep 9 voeten;
-bij het schoolhuis, lang 26, breed 32 en diep 12 voeten;
-bij het huis van de kinderen Wouter Verheyden, lang 26, breed 36, diep 12 voeten;
-bij het huis van de weduwe Christoffel Quirijns, lang 37, breed 33 en diep 9 voeten;
-bij het huis van Gerrit Antonie en Adriaan Ver heyden, lang 20, breed 32 en diep 8 voeten;
-voor de w(illem) v(an) G(ents)vaart, (thans Tolweg) , lang 15, breed 35 en diep 10 voeten,- en
-bij het huis van de kinderen wed. Zeylmans, lang 16, breed 36 en diep 9 voeten.


juni 1996 01
Het tweede huis van links met de schuine gevel is het dorpsschoolhuis, daterende van 1770.

Als gevolg van deze doorbraken steeg het gevaar ten top. Niemand in de nabijheid van de doorbraken achtte zich veilig in zijn woning. leder, die vluchten kon, vluchtte. Eén huisgezin, wiens woning tussen de doorbraken was gelegen, kon daardoor niet vluchten. Hun geschrei cm hulp kon door de loeiende stormwind en het geraas van instortingen niet worden gehoord. Daarom wierpen zij van verre een steen met een briefje daaraan gebonden, waarin zij hun vegen (de dood nabij zijnde) nood te kennen gaven, daar reeds een muur van hun woning was weggespoeld. Gelukkig werd de steen cpge- vangen, waarop het gezin met een vaartuig werd opgehaald. Dat alles gevoegd bij een aandoénlijk hulpgeschreeuw leverde een ontzettend en treurig schouwspel op.
In één van de doorbraken zijn twee kinderen verdronken, nl. Adriana Klijn, oud 12 jaar en Francina Klijn, oud 2 jaar, dochters van Francijna Boeser, die weduwe was van s inton Klijn. Het gezin was genoodzaakt zijn woning te verlaten en bij een ander een veilige schuilplaats te zoeken. Samen met hun moeder, broer en zuster verlieten de kinderen de geteisterde woning, doch ongelukkig waren de twee kinderen wat vooruit gelopen cp hun moe dor, waardoor beiden in de doorbraak stortten en door het water meegesleurd, daar hun levenseinde vonden. Later deelde het gemeentebestuur de Landdrost mede, dat de wed. Klijn met haar overgebleven kinderen zo arm en behoeftig was, dat zij zowel door de Grote Armen als door de Diaconie moest worden ondersteund. Door één der doorbraken is het dorpsschoolhuis, daterend uit 1770, (thans nog aanwezig, nl. Hoofdstraat nr. 19), waaruit de schoolmeester en zijn dochter op een bijzondere wijze zijn gered, voor een aanzienlijk deel weggeslagen. Een tuinhuis bij het schoolhuis en de grote planken heining, behorende aan de Kerk, waren geheel door het water weggespoeld. De schoolmeester verloor bovendien een verzameling gemunt en ongemunt goud en zilver, linnen, kleren en boeken, met de schade aan het kabinet door hem berekend op f. 500,--. Ook waren veel aan de gemeente toebehorende goederen uit de 3chool wegge - cpoeld, zoals leermiddelen, lessenaars, banken, een schrijftafel, schoolborden, inkthouders e.d. Vijf andere huizen werden ook ernstig beschadigd, zoals ook diverse "tuinen en erven met het water waren "weggelopen"", op sommige plaatsen wel tot 15 voeten. Gelukkig werden in al deze doorbraken, door de activiteit, vigilantiên (flinkheid, doortastendheid) en goede wil van de ingezetenen bekistingen aangebracht. Weliswaar was dat zeker niet zonder gevaar en ging dat gepaard met hoge kosten, maar alleen op deze wijze kon een nog veel en veel grotere schade, die zich ook tot andere delen van de Langstraat zou hebben uitgestrekt, worden ontgaan. Uiteraard had de gehele dijk enorm veel geleden, zodat vele dijkplichtigen (onderhoudsplichtigen van de dijk) , zoals het gemeentebestuur aan de Landdrost mededeelde, bezwaarlijk in staat zouden zijn de dijk te herstellen. Vanaf die noodlottige 31e januari werden met sterke wachtploegen de gedichte doorbraken alsmede de gehele dijk bewaakt. In de kleinste gebreken die bespeurd werden en ook telkens weer ontstonden, werd dadelijk voorzien, zodat het gemeentebestuur op 4 februari 1809 de Landdrost kon berichten, dat men goede hoop had de zwaar geteisterde dijk te behouden, mits het bovenwater zou blijven vallen en er niet opnieuw stormen uit het westen of noordwesten zouden uitbreken. Behalve de twee zo ongelukkig omgekomen kinderen hebben als gevolg van de overstroming geen verdere personen het leven verloren. Ook zijn geen hoornvee, paarden, schapen of varkens om het leven gekomen. Als gevolg van de doorbraken, de overstorting van water over en de lekkages door de dijk, was de gemeente 's Grevelduin Cappel voor ongeveer tweederde gedeelte geïnundeerd. Alle weilanden en een groot gedeelte zaailand stonden onder water. Vele wintergranen waren bedorven. De grote wegen konden alleen met vaartuigen worden gebruikt. Verscheidene ingezetenen, waren verplicht hun benedenhuizen te verlaten en op bovenkamers, zolders of bij anderen hun verblijf te zoeken. Behalve de genoemde doorbraken was de dijk over de gehele lengte aanmerkelijk afgekalfd, afgespoeld, weggeslagen en beschadigd. Op dat moment kon de schade dan ook niet worden benaderd, evenmin als de schade aan huizen, tuinen en erven, die onderwater stonden. Indien de schade op dat moment zou moeten worden cpgegeven zouden deskundigen moeten weiden ingeschakeld. Behoorlijk herstel van de dijk zal moeilijk zijn, aangezien vele dijkplichtigen moeilijk in staat zullen zijn "hunne loten op te maken", aldus het gemeentebestuur.
Alleen reeds de kosten van aanschaffing van het benodigde materiaal voor herstel van de dijkdoorbraken zou naar het oordeel van het gemeentebestuur minstens f. 608,-.-. bedragen.
Daarnaast kwam er een breukje in de verhoudingen tussen de leden van het gemeentebestuur. Schreef het gemeentebestuur naar aanleiding van een dispositie van de Landdrost van Brabant van 6 februari 1809 op 13 februari 1809 nog, dat de Schout van de gemeente, J. Huysman, die tijdens de watersnood tevens de functie van dijkgraaf over de dijk uitoefende, niet alleen op zijn post was geweest, maar "denzelve bij die gelegenheid met de meeste activiteit en vigilantie heeft waargenomen en derhalve daarin allen lof verdiend heeft", even later was er toch een wanklank te bespeuren. Wat gebeurde nl. De Landdrost had de Schout begin februari 1809 gevraagd of het gemeentebestuur var. 's Greveldum Cappel bereid zou zijn om de onge- lukkigen in het overstroomde Land van Heusden en Altena tegemoet te komen in het derwaarts doen vervoeren der nodigsten levensmiddelen en de penningen daartoe benodigd van gemeentewege voor te schieten. De Schout had schriftelijk geantwoord, dat "hij zulks aan het gemeentebestuur had geproponeerd (voorgesteld), doch dat die propositie bij sommige leden tegenstreving ontmoet had en deze niet hadden kunnen goedvinden daartoe over te gaan". Dat werd nota bene opgenomen in een extract verbaal van de Landdrost van 5 februari 1809.
Het gemeentebestuur verweerde zich bij brief van 20 februari 1809 tegen de z.i. "onware positures (getuigenissen) en aantijgingen die de Schout in zijn missieve van 4 februari 1809 had vermeld, m die zin, dat "de Schout over deze zaak geen "vergadering had belegd en buiten vergadering, een "of twee leden van het bestuur ontmoetende aan "ieder dier leden afzonderlijk dien voorslag wel "heeft gedaan en deze leden op die wijze daarin "gedifficulteerd (bezwaar gemaakt) hebben en "waarvoor dezelve geoordeeld hadden goede gronden "te hebben".
Naar de mening van het gemeentebestuur was het de plicht van de Schout geweest een vergadering te beleggen en zodanig voorstellen aan het gemeentebestuur te doen en dan had hij moeten afwachten hetgeen de vergadering zou hebben besloten (Nota bene, terwijl de gemeente door een watervloed wordt verzwolgen! vPr.). Volgens het gemeentebestuur had de Schout volkomen misgetast! Maar de wat broeierige sfeer onder de leden van het gemeentebestuur verbeterde al spoedig onder de druk der omstandigheden.
De hoop, dat verdere stormen zouden uitblijven ging nl. niet in vervulling. Op 21 februari 1809 kwam de stormwind met hernieuwde kracht terug en woedde zo vreselijk, dat de dijk in 's Grevelduin Cappel, welke zo kort tevoren zo verschrikkelijk was geteisterd, nagenoeg bezweek. In een brief van 24 februari 1809 aan de Minister van Binnenlandse Zaken schreef het gemeentebestuur:
"Het is naast God aan den Schout, Leden van het "gemeentebestuur, den secretaris en eenige "welwillenden toe te schrijven, dat de geheele 'Langstraat door een doorbraak in den dijk niet 'overstroomd is geworden. Geene gevaren werden "door hen ontzien om de noodige pogingen tot "behoud van den dijk aan te wenden, niettegenstaande de verschrikkelijke golven tegen hen "aanklotsten, over hun hoofden jaagden, gedeeltelijk in de donkerheid van den nagte. Hebben "dezelve van voormiddags elf tot den daaraan "volgenden nagt 3 uure onafgebroken aan het "werk geweest en het zoo ver gcbragt, dat "voorsz: dijk al schuddende onder hun voeten, "is behouden, in weerwil denzelve op onderscheidene plaatsen tot op een voet was "weggeslagen".
"Akelig ziet er thans de dijk uit, onherstelbaar "voor vele dijkplichtigen, welke zender hulp en "bijstand niet in staat zullen zijn denzelve te "herstellen.?
Een zelfde brief ging uit naar de Landdrost van Noord-Brabant.
Ondanks de grote schade aan eigen huizen, landerijen, de dijk en andere wegen, was het meeleven met en de mededeelzaamheid in S Grevelduin Cappel voor de door de jongste overstromingen noodlijdend geworden ingezetenen van het Koninkrijk Holland groot.
Op verzoek van de Landdrost van Brabant werd in het kader van een landelijke inzameling van gelden ook in S Grevelduin Cappel een inzameling gehouden, met de volgende opbrengst:
In de daartoe geplaatste
kisten werd gevonden                                f.-,,12,,--,,
Aan de huizen ingezameld                         f.113,,29,, - 8,,
En op den bededag gecollecteerd                f.15,.14..-8..
totaal                                                     f. 132,, 6,,-,,

In het daartoe opengestelde inschrijvingsregister werd niet ingeschreven. Daarbij komt nog dat kort na de overstroming door de Kerkeraad van de Hervormde Gemeente in S Grevelduin Cappel ten behoeve van de noodlijdenden in de overstroomde Landen van Heusden en Altena een collecte is gehouden. Voor het gecollecteerde bedrag zijn (onmisbare mondbehoeften) levensmiddelen aangekocht en aan de aldaar door de watersnood getroffenen toegezonden.

Ook in Sprang (zelf niet getroffen) werd op 20, 21, 22, 23 en 24 februari 1809 gecollecteerd voor de slachtoffers van de watersnood van 31 januari 1809. Ten huize van Jacobus Craayo werd een inschrijvingsregister geopend. Ook werd daar een gesloten kist geplaatst en vervolgens werd op 24 februari 1809 een open schaal-collecte langs de huizen gehouden. Opbrengst f. 176.-,,10,,.
Vervolgens werd overgegaan tot het doen opnemen van de schade door deskundigen.
Die schade werd gewaardeerd voor:
 - het huis, hof en erf van de kinderen
Wouter Verheyden op
- het huis en erf van de wed. f. 465. H. Bax op
- het huiB en erf van de wed. f. 100 Schep op f. 50,
- het Dorpsschoolhuis op f. 945.-,,-,, - de kerk en weggespoeld tuin
- huis en planken omheining f. 387.-,,-,, (De wed. Schep alleen is behoeftig en noodlijdend; het bestaan van de anderen is rodelijk.
- tuinen en erven van Arend Huysman, en Adriaan Verheyden op f. 100.-,,
-, tuinen en erven van de wed. Christoffel Quirijns op f . 87.-,,-,
het huis van de wed. Ant. Irwin op f. 30.-,,-,
het huis van de wed. H. Spierings op f 90.-,,-,
het huis van Bastiaan Mouthaan op f. 65.-,,-,
het huis van H. Konings op f. 25.-,,-, 18
-het huis van de wed.
Corn. Quirijns opf. 40.-,,-,,
-het huis van B. Boeser opf. 75.-,,-,,
De wed. Antonie Irwin, de wed. H. Spierings, Bastiaan Mouthaan, Hendrik Koninga en Bastiaan Boeser zijn behoeftig; de overige personen hebben een redelijk bestaan.
- het huis er erf van de kinderen
van Joost van den Hoek op f. 300.-,,
- het erf van Wouter Bossers op f. 25.-,, "
- het huis van Hendrik Vos op f. 30.-,,
- het huis van D. van Beek Gzn, cp f. 25.-,,
- het huis van Jacobus en Elisabeth Kolen f. 30.-
- een huis van de Grote Diaconie Armen f. 60.-
Op 21 van Lentemaand (maart) 1809 waren ter vergadering van het gemeentebestuur ingekomen de tabellen, welke door dc Landdrost van Brabant aan het gemeentebestuur waren toegezonden en waarop de ingezetenen der gemeente en de ingelanden de bij de jongste watersnood geleden schade hadden ingevuld. De originelen werden toegezonden aan de Landdrost, de copieên bleven ter secretarie berusten. In de brief, van 21 maart 1809, waarbij het gemeentebestuur de tabellen aan de Landdrost toe- zond, werd opgemerkt:
a.dat verscheidene personen, buiten de gemeente woonachtig, geen schade door de overstroming aan huizen en dijk toegebracht, hadden aangemeld, doch dat die schade door het gemeentebestuur werd begroot op f. 400.-,,-,,
b.dat het het gemeentebestuur voorkomt dat de in de tabellen opgegeven schadebedragen niet te hoog zijn opgegeven.


Met de tabellen werd de volgende verklaring door degenen, die schade hadden aangemeld, getekend, medege zenden:
"De ondergeteekenden verklaren dat ter door hen, "aan het Gemeente Bestuur van 's Grevelduin Cappel "gedane opgave van de door den jongsten watersnood "verloren of beschadigde objecten en de begrooting "der schadens in gelde, daarop van door hen "gemaakt, naar hun beste weten zijn geschied, "berijd zijnde, zulks gerequireerd, met Eede te "bevestigen.” Was getekend:
J.G. Verheyden
Antony Pols Arent Huysman Joh. Geenen, J. Huysman, N. Bruijnebaard Mijn vader P. Bruijnebaard,
Dit is X het handmerk van de vrouw van Adam Wage- makers bij absentie van haren man,
Gerrit Waartmans,
Dit is X het handmerk van Christiaan Rekkers, Poulus Joost Pols, Arnoldus Kluytenaar, Dirk de Bruijn, 29, Johannus Sprangers, 42, Dora Mouthaan,
G. Talen 99, Hendrik de Visser,
Dis is X het handmerk van de wed. Klaas
Wagemakers,
Adriaan Vermeulen, per ordre van mijn moeder, wed. G.L. Vermeulen,
Jan Antonijse, Hendrik Konings, Arn. Wagemakers,
Dit is X het handmerk van Dingeman Konings,
Adr. Wagemakers,
A. de Roon,
Gelder Polak,
Heyliger Boeders,

Nicolaas Mouthaan, De wed.® Michiel de Haan,
Dit is X het handmerk van de wed.e der Wiel,
Wed. Scheps, Tornas van Dit is X het handmerk van de vrouw van Teunis van Dommelen Dit is X het handmerk van do wed.e van Gerrit Boezel’ voorn. De wed.e Arie Boezer, Adriaan G. Paar.s, Wouter Bossers, E. Kaas, mede voor A. Bossers, Jan Naas, voor de vrouwe van Zuidewijn,
Willem van der Schans voor Adriaan de Leeuw, Maria de Leeuw, Adriaan de Leeuw,
Hendrik Vos, Gijsbert van Es, H. Timmermans, Dirk van Campen,
Dit X is het handmerk van Krijn de Vos, Eland Nieuwenhuijzon,
Dit X is het handmerk van Peter de Rooij, Jan van der Hoeven, Wouter Zeylmans, Corn. van Tilborg, Pieternell Verhagen, Corn. de Rooij 99, Arie Pzn. Stam, Per ordre Pieter Huisman, Arie Pzn. Stam, M. van Oosterhout, Jacob Konings Armcneester, H. de Rooij vrouw van Hendrik van Gooi, de kinderen Jan Lammertse Zeilmans
Dit X is het handmerk van Jan Zeijlmans,
De wed.® vrouwe van Gerrit van Beek Ary van Beek,

Dit X is het handmerk van Com. P. van den Hoek, Klaas Heyman, per order Vader Heymans, Philips Arnoldus de Bont, Adriaan W. Paans,
V De Antony Vinris, Adriaan W. Paans voor de kinderen Jan Paans,
Dit X is het handmerk van Adriaan Pruijsers,
Arie de Jong,
Adriaan Paans per ordre voor de wed.e Christoffel Quirijns,
Adriaan de Jong voor de wed. Hendrik Spierings,
W. v.d. Hoeven,
Dit X is het handmerk van H.^ Wagemakers,
A. Verheyden als kerkemeester.
Dit X is het handmerk van H. ka van Dommelen voor hare moeder, de wed.e P. van Dommelen, Gerrit Talen, Borgemeester, Adriaan Verheyden (Lagerstond)
Alle vcorenstaande handmerken gesteld in onze presentie:
R. Middelkoop, secretaris en M. de Roon (was nog vt)
Adriaan de Bruijn per ordre van mijn moeder, de Wed. Huibert Baek, Machiel van Hassel,
A. Quirijns voor de wed. Chr. Quirijns, de wed. J. Verster de Balbrans,
H. van de Leeuw, en den Heer van SG Cappel
Op de 8e van Bloeimaand (mei) 1809 deelde de Landdrost mede, dat voor het zetten van pootaardappe- len een som van f. 14.-,,-,, beschikbaar werd gesteld. Het gemeentebestuur moest in zijn brief van 25 mei d.o.v. meedelen, dat de tijd daarvoor reeds verstreken was en allen die voornemens waren poot- aardappels te zetten, dat reeds gedaan hadden.

Maar, tegelijk vroeg het gemeentebestuur, toestemming om die f. 14.-,,-,, te verdelen onder de behoeftige ingezetenen, die het meest van de overstroming hadden geleden, hetzij voor aankoop van aardappelen voor voeding, hetzij voor andere nocd- zakelijke bestedingen. Op dc 4e van zomermaand (juni) 1809 werd overigens voor de Hervormde Kerk te 's Grevelduin Cappel gepubliceerd, dat ingevolge een ontvangen missieve (brief) van 13 mei 1809 van de Districtscommissie tot uitdeling van die onderstand voor de als gevallen van de watersnood noodlijdende gemeenten in het 14e District, "degenen, welke zich in het "geval bevonden van aanspraak cp onderstand te "kunnen maken, kunnen volstaan met hun aanvragen •ten dezen opzichte aan voors: commissie te Lith "te doen en voorts dat ten spoedigste hun aller "toestand van nabij zal worden onderzocht en "zooveel doenlijk geleenigd."
Hier ging het dus om de verdeling van de landelijk ingezamelde gelden. Maar dit stond uiteraard los van de besteding van bovengenoemde f. 14, van de Landdrost, die er in toestemde, dat dat bedrag op de door het gemeentebestuur voorgestelde wijze zou worden uitgereikt. Bovendien stelde hij nog 10 hemden, 2 mansbroeken en 3 feitels ter beschikking.
De verdeling geschiedde, naar het gemeentebestuur volgens de notulen der vergadering van de 5e van oogstmaand (augustus) 1809 op den eed bij den aanvang hunner bediening gedaan verklaarde, naar beste weten als volgt:

juni 1996 02

juni 1996 03
Uiteraard bezon de overheid zich op maatregelen om de veiligheid van de bewoners van de dorpen in de Langstraat bij overstromingen te verbeteren.
In artikel 1 van het Koninklijk Besluit van de 22ste van Lentemaand (maart) 1809 was bepaald, dat in gemeenten, die regelmatig aan overstromingen bloot stonden, van gemeentewege over een minimum aantal aken, kotters of schietschouwen moest kunnen worden beschikt. De Landdrost drong er bij het gemeentebestuur van 's Grevelduin Cappel cp aan met spoed hiertoe over te gaan. Aanvankelijk voelde het gemeentebestuur hier niet voor. Het antwoordde, dat de gemeente weliswaar aan overstromingen was bloot gesteld, maar dat de ingezetenen, die binnen de bedijking woonden, hun huizen op de hoogste plaatsen hadden of grensden aan gehuchten welke watervrij waren. Aanschaffing van schuiten of schietschouwen achtte het gemeentebestuur niet noodzakelijk. Te allen tijde was er een genoegzaam aantal schuiten (van particulieren) aanwezig.
Bij opkomend gevaar kon men die gereed leggen om in dienst van de gemeente te worden gesteld. Maar de Landdrost vond dit niet goed en drong nogmaals aan op uitvoering van het Kon. Besluit van 22 maart 1809. Het gemeentebestuur ging daarop er toe over een kotter van gemeentewege te requireren en de kosten daarvan uit de gemeentekas te voldoen. Verhaal der kosten op de inwoners der polders leek niet mogelijk, mede omdat deze niet over afzonderlijke fondsen beschikten. Verder dan het minimum aantal schuiten dat het K.B. van 22 maart 1809 voorschreef, wilde het gemeentebestuur niet gaan, omdat van het totaal aantal van 272 huizen in de gemeente, or maar 15 buitendijks stonden. Deze laatste stonden bij buitengewoon hoog water al dikwijls zonder doorbraak in het water. Het totaal aantal inwoners was in maart 1809: 1429.

Het herstel van de dijk werd met spoed aangepakt. Ter voldoening aan een dispositie (beschikking) van de Landdrost van Brabant van de 18de van Sprokkelmaand (februari) 1809 werden op de 6e van lentemaand (maart) 1809 opgaven van het profiel, de hoogte, zwaarte, mitsgaders het binnen- en buitentalud van de dijk, voor zover liggende in 's Grevelduin Cappel, aan de Landdrost toegezonden. Dit profiel was door de schoolmeester van Waspik, die tevens landmeter was, opgemaakt en in gereedheid gebracht. Op de 3e van Hooimaand (juli) 1809 schreef het gemeentebestuur de Minister van oorlog, dat het volstrekt nodig was de dijk binnen 's Grevelduin Cappel te verhogen, omdat het water in de afgelopen winter bijna overal over de dijk was gelopen, waardoor veel grond van de dijk verloren was gegaan. De dijk was echter voor een gedeelte Rijks - eigendom nl. waar het fort en een vak 's Rijks dijk aanwezig was. De Minister werd verzocht met de verhoging van het gedeelte Rijks- eigendom in te stemmen en de kosten daarvan voor 's Rij tekening te nemen. Verder kwamen op aandringen van de Landdrost (dispositie van de 12 van bloeimaand) op verzoek van de presiderende Schout de schouten van de vijf (Hollandse) dorpen in de Langstraat te Waspik bijeen om te delibereren over de aanstelling van twee keurmeesters, teneinde onder toezicht van deze keurmeesters de dijken te doen herstellen. Ook moesten deze jaarlijks de dijk controleren en zo nodig herstel doen plaatsvinden. Het gevolg daarvan was dat gemachtigden werden aangewezen (de Schout en Gerrit Talen) om op vrijdag, 23 juni 1809 in een vergadering met de gecommitteerden van de andere doipen te Waalwijk twee keurmeesters te benoemen en de nodige schikkingen te maken. P.aams- donk en waspik vonden dit een belangrijke kwestie en eisten, dat één der keurmeesters uit één dier dorpen zou komen. Dat werd de Schout van P.aams - donk, de heer Holster.
Blijkbaar was het herstel der dijken al met kracht aangepakt, want reeds op 1 juni 1809 werd voor de Kerk in 's Grevelduin Cappel een bekendmaking aangebracht, dat met het oog op reeds geëffectueerde of nog te effectueren reparatién aan de dijken in de gemeente gedurende het zomerseizoen daarop geen "hoornbeesten" zullen mogen worden geweid, "zullende de overtreders hiervan telkens verbeuren een boete van 30 stuivers". Spoedig herstel was noodzakelijk want in de volgende jaren van 1811-1820 was er wederom veel overlast van water. De watersnood van 31 januari 1809 was echter de ergste uit het begin van de 19e eeuw.