Het Geniemuseum ligt in een bosrijke omgeving en is onderdeel van wat vroeger Kamp Vught was. Ruim 20 leden van onze vereniging gaven acte de présence. En daar hebben ze geen spijt
van gehad. Het was een interessante en gevarieerde middag. Anton van der Galiën gaf een inleiding over het ontstaan van de genietroepen. Je kon aan hem merken dat hij een thuiswedstrijd speelde. Hij is daar tenslotte vrijwilliger.
geniemuseum 59Maar waar vindt de genist zijn oorsprong? In 1748 waren er al genisten, alleen hadden ze een andere naam; het waren toen mineurs en sappeurs. Mineurs ondergroeven de verdedigingswerken van de tegenstander en lieten die vervolgens in de luchtspringen. Sappeurs groeven loopgraven en bouwden verdedigingswerken in het veld. Vol trots meldde Anton dat de genietroepen het oudste landregiment is. Na de inleiding werden er twee groepen gemaakt. Een groep bekeek het terrein en de andere bezocht het museum, beide met een gids. Na verloop van tijd werd er gewisseld.Het geeft toch een vreemd gevoel dat de gebouwen aan de ingang van het toenmalige Kamp Vught nog gebruikt worden door de Genie.
De rest van het kamp is nagenoeg verdwenen. Een van de aanwezigen had hier nog in dienst gelegen. Hij kon nog de plaats aanwijzen waar hij geslapen had. Het museum laat zien wat de genietroepen kunnen. De meeste indruk maakte de Baileybrug. Een ijzeren brug die met mankracht gebouwd kan worden. De gids vertelde op een humoristische manier over allerlei zaken. Je was nieuwsgierig naar wat hij bij de
volgende voorwerpen weer te vertellen had. Te snel was het vier uur. Ons afscheid in de regimentskamer kreeg een bijzonder karakter. Een goedbekende marketenster trakteerde ons op een stevige borrel.

 

Onze middag eindigde met twee soldatenliederen:
het mineurslied Wij zijn de mineurs van het Nederlandse leger, en onze naam is overal bekend…
het huzarenlied. Wij zijn huzaar, wij zijn huzaren van Boreel. Trouw aan elkaar …

Complimenten aan de gidsen, want zo wil je elk museum wel bezoeken.