door Piet van Ferneij

Jan RosenbrandMeneer Rosenbrand u woont al uw hele leven in Eindhoven hebben ze me verteld en ik ken u eigenlijk alleen maar van ‘Het Kostersluik’. Regelmatig komen wij elkaar daarin tegen. Die man wil ik wel eens leren kennen dacht ik, en misschien zijn er nog wel meer leden die dat ook wel willen. Wie is die man achter dit boekwerk dat hier voor ons ligt - de genealogie van HET GESLACHT ROSENBRAND? “Toch kennen heel wat leden van onze vereniging ons saampjes wel. Mijn vrouw Jannie en ik zijn bijna altijd van de partij, bij vergaderingen, bij lezingen en excursies. Maar ja, welke naam hoort dan bij die neus hè? Overigens ik ben gewoon Jan hoor en geen meneer, dat hoeft niet voor mij. We zijn al bijna van het begin af aan lid van onze heemkundevereniging. Mijn schoonvader, Johan Rosenbrand, heeft de vereniging nu al weer

Wijnand Konings en nog een paar anderen. Ik ging toen vaak met hem mee en hij zei toen op een keer: “Jan, zou je ook maar geen lid worden, want je gaat toch altijd al mee”. Nou, dat hebben mijn vrouw en ik dan maar gedaan”. Maar Jan, hoe ben je nu in Eindhoven terechtgekomen? “Nou, domweg omdat mijn ouders in Eindhoven woonden. In 1934 ben ik er geboren. Na mijn technische opleiding ben ik bij Philips in dienst getreden. Net geen 40 jaar heb ik er gewerkt. Eerst 17 jaar als gereedschapsmaker van o.a. matrijzen, stempels en daarna nog eens 22 jaar bij de mechanische onderdelenproductie op de afdeling gereedschap constructie als technisch tekenaar. Wat we daar allemaal maakten is eigenlijk teveel om op te noemen. Toch is het wel interessant te vertellen, dat daar ook onderdelen voor postsorteermachines voor de PTT vervaardigd werden en onderdelen voor de F16 (gevechtsvliegtuig). Maar Sprang-Capelle en Waspik vergeten? Nee, nooit. Zeker nu ik na zoveel jaren speurwerk de genealogie van onze familie, in samenwerking met onze heemkundevereniging heb uitgegeven. Mijn vader, Johannes Wijnand (ook al een Johan) is in 1907 in Capelle geboren. Mijn moeder in 1908 in Heeze. Haar vader was daar bij Baron Van Tuyll de boswachter. Het lijkt me toch wel aardig wat over mijn vader te vertellen. Na zijn militaire diensttijd is hij ook bij Baron Van Tuyll van Serooskerken gaan werken op het kasteel daar in Heeze. Dat was in 1928. In de ruim drie jaar dat hij er als huismeester werkte heeft hij zijn rijbewijs gehaald in een auto waar de handrem nog buiten de deur zat. Daarna kon hij bij de familie Elias in Eindhoven als particulier chauffeur beginnen. Een paar maanden later trouwde hij met de dochter van de boswachter en dat werd mijn moeder. Bij de familie Elias heeft hij gewerkt tot in 1942 toen het werken bij Joden door de bezetter verboden werd. Hierna was hij tot 1956 chauffeur op de brandweerwagen bij de bedrijfsbrandweer van Philips. Toch is hij weer teruggegaan naar de familie Elias. Aan het werk daar als particulier chauffeur van mevrouw kwam plotseling een eind in 1966, toen hij een herseninfarct kreeg. In 1971 is mijn vader overleden”. Je vertelde zo-even dat je eigenlijk via je schoonvader lid van onze vereniging bent geworden. “Dat klopt helemaal en nog altijd voelen wij ons er thuis. Niet zo vreemd natuurlijk, omdat Johan Rosenbrand, mijn schoonvader dus, in de jaren vijftig van de vorige eeuw al was gaan uitzoeken of al die families, vooral hier in de regio, met de naam Rosenbrand, Roosenbrand en Rozenbrand, nu wel of niet familie van elkaar waren. Bij zijn overlijden in 1998 had hij al een heel mooi familiearchief opgebouwd, dat natuurlijk nog veel verder uitgebouwd moest worden. Met dit archief als basis ben ik weer jarenlang verder gegaan. Opgeteld zijn wij daar samen naast ons dagelijkse werk zo’n zestig jaar mee bezig geweest. Een enorme klus dus. Maar ook erg interessant en het resultaat mag er zijn. Een prachtig boekwerk is het geworden met 250 bladzijden vol namen, foto’s, jaartallen en verhalen. Allemaal familie. Zestien generaties. De genealogie van HET GESLACHT ROSENBRAND”.

Hoe staat het met de voorraad, zijn er nog boeken te krijgen? “Nee, niet meer. Ze zijn allemaal weg, alle honderd vijftig. Meteen bij het uitkomen was de vraag al groot, maar nadat er eerst in ‘Het Kostersluik’ en daarna ook in diverse regionale bladen aandacht aan werd besteed, was de voorraad zo op. Eerlijk gezegd ben ik daar toch wel een beetje trots op?”