lezing door Ad van Gool

De uitnodiging om op maandagavond 11 mei 2009 naar de Prins Clauszaal van het Cultureel Centrum Zidewinde te komen was niet aan dovemansoren gezegd. De Clauszaal zat weer vol. Uiteraard met de vaste kern, de vele leden aangetrokken door het onderwerp ‘windmolens’ en een paar nieuwe leden.Natuurlijk, ze waren er ook weer, de geïnteresseerden van ‘buiten’. Logisch natuurlijk, immers Ad van Gool is zeker niet de eerste de beste in Brabant. Zijn opa was al mulder, zijn vader ook en als kind maakte hij het reilen en zeilen in en rondom de molen dagelijks van nabij mee. Met zijn ervaringen uit de praktijk en na veel speurwerk en studie wist Van Gool, auteur van ‘Windmolens in de Noord-Brabantse Kempen’ (2007), ons van de eerste tot de laatste minuut te boeien. Alles nog eens extra gelardeerd met de vele anekdotes uit het rijke roomse leven van weleer.
Molens vallen op. Van ver al. Eeuwenlang al. Ook nu nog. Het zijn immers hoge en grote gebouwen. Maar helaas de molens worden de laatste jaren ingesloten door de oprukkende verstedelijking, met als gevolg: een steeds verminderde windvang.

Onze eigen Sprangse molen ’Dye Sprancke’ is daar een goed voorbeeld van. Maar dat weten we al lang. De Sprangse molen is van het type standerdmolen. Een windmolen helemaal van hout en al honderden jaren geleden ontworpen voor het malen van graan. Een uniek monument, waar we zuinig op moeten zijn.‘Van billen en kruien’ dat betekent natuurlijk wat. Maar wij weten het nu. Het billen is het scherpen van de molensteen, het met de bilhamer uitdiepen, het uitkerven van de groeven. En kruien? Ook dat weten we nu. Natuurlijk, het naar de wind draaien van de wieken. Onze mulder Machiel Treffers van ‘Dye Sprancke’ en Huib Timmermans, nu molenaar in Heusden, (Huib was vanavond ook aanwezig), kunnen het alleen maar bevestigen. Maar dat niet alleen, bij de standerdmolen draait de kast van de molen nog met de wieken mee ook! Maar dat hoort bij het principe van de standerdmolen. Dat de wieken van de molen van rechts naar links draaien was voor een aantal aanwezigen een ‘nieuwtje’.
En de windmolen type grondzeiler? Deze windmolen is ontworpen voor de waterbeheersing en kan vanaf de grond bediend worden, opgezeild. Het materiaal van de molen kan verschillen, zowel bij de achtkanten houten molens als de ronde stenen molens. Deze windmolens zijn gebouwd in gebieden waar weinig windbelemmering was. Zo zijn er bij Kinderdijk een groot aantal (18) van deze poldermolens gebouwd, die alle bewaard zijn gebleven. Grondzeilers die als korenmolen zijn ingericht vinden we in gebieden met veel wind of op een natuurlijke verhoging in het landschap. Dan zijn er nog de berg- of beltmolens (ingebouwd op een kunstmatig opgeworpen heuvel), de stellingmolens (met galerij) en de torenmolens, maar helaas, daar zijn er nog maar vier van. Als dank kreeg Ad van Gool een hartelijk applaus bij het slotwoord van onze voorzitter