JAN DE ROOIJ
Zijn persoon en verzetswerk belicht door zijn verzetskameraden, zijn vrienden en anderen
Een compilatie door M. van Prooijen.

In 1969, ter gelegenheid van de landelijke herdenking van 25 jaar bevrijding, heeft de N.C.R.V. een filmpje doen maken over Jan de Rooij. Een filmpje, waarin zijn makkers en vrienden, maar ook enige leerlingen van de Ichtusmavo te Sprang- Capelle, telkens de schijnwerper richten op een facet van de persoon en het verzetswerk van Jan de Rooij gedurende de periode van 6 september 1944 t/m 6 januari 1945. Ongewild en zich daarvan zeker niet bewust zou de tot dan toe onbekende Jan de Rooij in die periode uitgroeien tot de held van de Langstraat.
Onze Heemkundevereniging heeft dat filmpje van de N.C.R.V. gekocht. Maar met een filmvertoning bereikt men éénmalig of enkele malen een beperkt aantal personen. Een boekwerkje bereikt in elk geval een veel ruimere kring van belangstellenden en biedt de mogelijkheid nu en dan, op een moment dat de lezer schikt, het ter hand te nemen. Daarom heb ik gemeend ter gelegenheid van de herdenking van 50 jaar bevrijding - van Sprang- Capelle op 30 oktober 1944 en van geheel Nederland op 5 mei 1945 - van de aaneenschakeling van filmbeelden, daarbij gesproken commentaren en andere gegevens, een compilatie in boekvorm te moeten brengen, waarbij diverse personen aan het woord komen.

M. van Prooijen

JAN DE ROOIJ
Wie was Jan de Rooij?

HeemkundeSprang Capelle dec 1994 02Jan Hendrik de Rooij werd op 20 augustus 1923 in Sprang-Capelle geboren. Hij was de jongste van vier kinderen van de gemeentewerkman C.L. de Rooij in Sprang-Capelle. Jan was een eenvoudige jongen, oprecht en hartelijk. Zucht naar avontuur was hem vreemd. Hij was tevreden met zijn werk en in zijn vriendenkring een kameraad. Hij werkte op een schoenfabriek in Kaatsheuvel. Maar aan de beruchte "Arbeitseinsatz" van de bezettende macht kon ook hij niet ontkomen. Hij werd verplicht de schoenfabriek te verlaten om in Duitsland te gaan werken. Zo kwam hij terecht in Polen en later in Frankrijk. Hij had het geluk met verlof naar Nederland te kunnen terugkeren en dook toen gelijk onder bij een boer in Tilburg. Maar een razzia verjoeg hem daar en daarom school hij weg bij zijn oudste broer in Sprang-Capelle. Jan was een bescheiden figuur en een oprecht Christen. Een Jongen met een grote vaderlandsliefde. Eén van zijn beste vrienden, Tjerk Heij, Inmiddels overleden,Tjerk Heij typeerde hem als een moedige jongen, een jongen, die niet bang was. "Ik zou zeggen, zoals ik hem als vriend heb meegemaakt, waar was Jan eigenlijk wel bang voor? Hij had in alles een groot zelfvertrouwen, maar zeer zeker ook een Godsvertrouwen", aldus de heer Heij. 

 

 

 

Hoe kwam Jan de Rooij terecht bij de verzets- en spionage groep "André*, die onder leiding stond van de heer A.L. van Wijlen te Sprang-Capelle?

HeemkundeSprang Capelle dec 1994 04Daarover vertelt de heer L. Kuijs ten, inmiddels ook overleden, die in dienst was van de heer A.L. van Wijlen, en één der vooraanstaande leden van de groep "André": Jan de Rooij zocht contact met de verzetsbeweging. Hij is toen bij mij gekomen, heeft mij verteld, dat hij onderduiker was en onze groep heeft hem sindsdien voorzien van bonkaarten.

Blijkbaar wist hij van het bestaan van de verzetsgroep "André" en hij vroeg mij om in onze groep opgenomen te mogen worden. Aangezien wij van opvatting waren dat wij uit veiligheidsoverwegingen zo weinig mogelijk mensen bij onze groep moesten betrekken, zijn wij daar niet op ingegaan. Maar op een gegeven moment, als gevolg van allerlei gebeurtenissen op "Dolle Dinsdag (5 sept. 1944), moest onze groep uit het dorp verdwijnen. Persoonlijk verzorgde ik o.m. de verstrekking van bonkaarten aan onderduikers, de verspreiding van illegale bladen e.d. en dat werk moest doorgaan. Ik moest een vervanger hebben en op dat moment dacht ik aan Jan de Rooij, omdat hij al zo dikwijls bij mij aan de deur was geweest met het verzoek om in onze verzetsgroep te worden opgenomen. Toen heb ik tegen de groep gezegd, dat ik een vervanger wist en werd Jan met algemeen goedvinden bij de groep "André* ingeschakeld.

Noord-Brabant bevrijd

In die tijd rukten de geallieerde troepen steeds verder op naar het noorden. De Duitse troepen trachtten de aanstromende geallieerden terug te werpen maar hoe fanatiek ook, steeds moesten zij wijken, wanordelijk en gehavend.

Op 29 oktober 1944 werd Breda bevrijd tot grote vreugde en blijdschap van de bevolking.

29 okt 1944 Breda binnenDe geallieerden trekken op 29 oktober 1944 Breda binnen

vreugde inwonders BredaBeeld van de uitbundige vreugde van de inwoners van Breda toen de geallieerden hun stad binnen trokken

Inmiddels was op 30 oktober 1944 ook Sprang-Capelle bevrijd en toen op 9 november 1944 ook de bezetters uit Moerdijk werden verjaagd stonden de geallieerde troepen in Brabant overal aan de zuidkant van de Maas.

Moerdijk

Het zwaar beschadigde Moerdijk.
De geallieerde legerleiding zag maar al te goed in, dat een strijd in het rivierengebied een bloedige en langdurige campagne zou worden.
De opmars vanuit Zuid-Nederland werd dan ook bij de Maas uitgevoerd

Dick Flemming vals persoonbewijsDick_Flemming vals_persoonbewijs

De geallieerde legerleiding zag maar al te goed in, dat een strijd in het rivierengebied een bloedige en langdurige campagne zou worden. De opmars vanuit Zuid-Nederland werd dan ook bij de Maas gestaakt.2ws Er zouden andere wegen bewandeld moeten worden om de Duitsers in geheel Nederland op de knieën te krijgen. Noord- en Midden-Nederland bleven dus voorlopig onder de knoet van de bezetter en gingen "de hongerwinter" tegemoet. Verkeer over de grote rivieren, met name over de Maas, werd toen praktisch onmogelijk.

Koeriersdiensten van het bezette gebied naar het bevrijde Zuiden des Lands
De verzetsgroep "André" in Sprang-Capelle bleef echter ook na de bevrijding van Sprang-Capelle en Noord-Brabant contact houden met verzetsgroepen in het nog bezette gebied van het Land van Heusden en Altena en boven de Merwede. Reeds in september/oktober 1944 werden berichten van de verzetsgroep "Albrecht" in Sliedrecht, via een koeriersdienst dwars door de Alblasserwaard en het Land van Heusden en Altena, door de frontlinies naar Eindhoven gebracht door leden van de groep "André". Zo trokken leden van die groep maar liefst 22 keer door de frontlinies. Toen de geallieerde troepen de Maas bereikten en een koeriersdienst overland uiteraard niet meer mogelijk was, moest gebruik gemaakt worden van roeiboten en kano's. Dat gebeurde, vrijwel tegelijkertijd, zowel vanuit Sliedrecht als vanuit Werkendam. En het kon niet anders uitlopen, of de crossers uit beide plaatsen vonden elkaar in "de Biesbosch.

Daarop ging ook de groep "André" zich bezighouden met crossings over de Maas. De heer A.L. van Wijlen, hoofd van de verzetsgroep "André" werd crossingsmaster.
In december 1944 werd hij met de rang van kapitein aangesteld als ondercommandant, verantwoordelijk voor de sector Moerdijk-Hedel. Zo kreeg hij zijn rang en eretitel "kapitein André". De geallieerde commandanten hadden vanaf het begin in september 1944 veel belangstelling voor zijn informaties en pleegden regelmatig overleg met hem.
Half november 1944 werd "André" gevraagd om een nog sneller en meer direct contact met het nog bezette gebied van Noord-Brabant te realiseren. Daartoe stelde men een drietal draagbare zendontvangapparaten te zijner beschikking. Hij diende zelf het transport van deze toestellen naar bezet gebied te regelen. "André" ging daarop in en zocht daarvoor een viertal vrijwilligers uit zijn groep, die voor de bediening van de zenders zouden worden opgeleid. Jan de Rooij, Hans Hoekstra, Ad Schoorl en Dick Flemming, de beide laatsten ondergedoken Delftse studenten, meldden zich vrijwillig aan voor dit gevaarlijke werk in het vijandelijk gebied.

HeemkundeSprang Capelle dec 1994 09Ad Schoorl en Dick Flemming maakten toen voor het eerst kennis met Jan de Rooij. Engelse instructeurs leidden hen op. In zijn verhaal6) over deze gebeurtenissen schreef Dick Flemming: "Bij de verzetsacties waren Ad en ik nog nooit met Jan in aanraking geweest. De waardering voor Jan, die altijd wat stil en in zichzelf gekeerd was, groeide echter snel door de grote nauwgezetheid waarmee hij alle aanwijzingen opvolgde en de betrouwbaarheid van zijn mededelingen.
"In verband met het beperkte ontvangbereik mocht de afstand tussen zender en ontvanger hemelsbreed beslist niet groter dan 10 km. zijn."
“Door de aanwezigheid van obstakels, zoals huizen en bomen werd dit meestal nog verder teruggedrongen tot ca. 6 km. In dit verband werd besloten één apparaat in bezet gebied in de omgeving van Dussen op te stellen. De luisterpost in bevrijd gebied zou zo dicht mogelijk bij het Oude Maasje ten noorden van Capelle moeten komen. Het derde apparaat moest als reserve ook naar bezet gebied. Daar Jan de Rooij en Hans Hoekstra zelf uit het Brabantse rivierengebied afkomstig waren, werd ervoor gekozen hen (i.v.m. het spreken van het Brabants dialect en de plaatselijke kennis) naar het bezette gebied te laten oversteken. Voor de studenten bleef dan de taak het toestel aan de Capelse zijde te bedienen."
"Verkenningen door Engelse eenheden deden vermoeden dat aan de noordzijde van de Bergse Maas bij Keizersveer langs de dijk geen Duitse bewakingstroepen aanwezig waren. Hierop werd het plan gebaseerd daar met een roeiboot de oversteek naar het bezet gebied te maken."


De oversteek naar het bezette gebied van het land van Heusden en Altena

"Op één van de laatste dagen van november 1944 werden de vier "radio-mensen" samen met "André” zelf en nog enkele leden van zijn groep door een Engelse afdeling 's nachts met jeeps en een truck eerst naar de haven van Waspik gereden. Daar werd een roeiboot uit het water gelicht en op de truck gelegd, waarna verder gereden werd naar Raamsdonk. De boot werd afgeladen en door een aantal Engelse militairen door de weilanden tot aan de Bergse Maas gedragen. De boot, bemand met de "André- groep-leden (uitgezonderd André zelf), waarvan enkele bewapend waren met door de Engelsen verstrekte machinegeweren en Jan en Hans hun zendapparaten meedroegen, begon aan de overtocht."
In 1969 voor het maken van het filmpje, stonden Dick Flemming en Hans Hoekstra weer op dezelfde plaats waar zij 25 jaar tevoren van wal staken en praatten zij nog eens na over de tocht die zij eind november 1944 gemaakt hadden.

"We zaten met ongeveer zes man in de boot", aldus Dick Flemming, "en Ad Schoorl en ik zijn beginnen te roeien. Dat hebben we een tijdje gedaan - het was niet ons dagelijks werk - en op een bepaald punt heeft Hans Hoekstra het overgenomen. Die roeide alleen." Hans Hoekstra vertelt dan verder "ik ben stroomopwaarts gaan roeien, het water was hoog in die tijd, het was herfst, het was heldere maan, en een uitgezóchte tijd. We zijn toen overgestoken naar de dijk ongeveer bij Keizersveer."

 Brug bij Keizersveer
De brug bij Keizersveer
 het kreekje
Het Kreekje
 Dick Flemming en Hans Hoekstra
Dick Flemming en Hans Hoekstra

"We hebben nog wat gevaren in het riet en geprobeerd aan wal te komen, maar dat lukte helemaal niet. Toen heb ik met de stroom mee geroeid en ons wat laten zakken. Tot we ten oosten van de brug bij Keizersveer bij een kreekje kwamen.

Daar ben ik ingeroeid. En toen begon het geduvel. Want halverwege draalde ik om en toen zei ik nog, jongens daar zitten stellingen in die dijk. En op hetzelfde moment kwam er een Duitse soldaat naar boven. Eerst een bajonet en toen helemaal. Maar alles wat er kwam, geen schot. Er werd wat gevraagd, "Werda". Toen hebben we geroepen: "Verzeihung, wirsindabgetrieben". In de boot hield iedereen zijn positieven bij elkaar. Een zacht bevel "niet schieten" en tegen de roeiers "omkeren". Toen begon Jan de Rooij die vóór in de boot zat, te praten met die Duitser. Wij wisten niet, hoe gauw we weg moesten komen. We hebben de boot omgedraaid, waardoor we bijna tegen de dijk kwamen. Die Duitser kon echt wel zien wie er in die boot zaten, want het was bijna zo helder als daglicht. Jan de Rooij heeft de Duitser aan de praat gehouden. Een wonder dat hij niet geschoten heeft, maar blijkbaar was ook hij verrast. Gewoon, of er niets aan de hand was, zijn we zo snel mogelijk terug geroeid. Ik heb van mijn leven nog niet zo hard geroeid." Toen de hele groep ongedeerd op de zuidelijke oever van de Bergse Maas was teruggekeerd en door de weilanden naar Raamsdonk terugliep, begonnen Duitse mortieren de omgeving onder vuur te nemen. Niemand liep enig letsel op, maar deze eerste poging werd hierdoor wel afgebroken. Zij lieten zich echter niet ontmoedigen.
André probeerde een andere oversteekroute te zoeken. Zijn contacten met de groep "Albrecht" kwamen hem goed van pas en brachten hem op het spoor van de "crossings" door de Biesbosch.
Op 4 december 1944 werd een tweede oversteekpoging gedaan. Toen Jan zijn ouders vertelde, dat hij weer op pad ging, keken zij hem bezorgd aan. "Jan, weet je wat je doet", had zijn vader gezegd. Het is daar bezet gebied "Iemand moet het toch doen", had Jan geantwoord, anders krijgen we de moffen nooit weg.

Z'n moeder had hem nog wat lekkers toegestopt. De volgende dag was het immers Sinterklaas en dit keer kon hij er niet bij zijn.
Voor ze zouden vertrekken ging Jan nog even naar burgemeester Smit, die ook deel uitmaakte van de verzetsgroep "André". Na een kort praatje, tastte Jan in zijn zak, waarop hij burgemeester Smit een kartonnen doosje voorhield. Alstublieft, burgemeester, ik had ze voor U willen bewaren tot de bevrijding van geheel Nederland. Maar als ik eens niet terug zou komen ... Burgemeester Smit opende het kartonnetje en hield twee echte vóóroorlogse "Ritmeester"-sigaren tussen zijn vingers. Die waren toen heel schaars ...

 Twee ervaren crossers zullen Jan en Hans in een roeiboot naar de overkant zien te brengen. Het was donkere maan en enigszins ruw weer, dus goed crossingweer. Hans Hoekstra geeft daarover het volgende relaas.  "André" (Jos van Wijlen) bracht ons (Hans Hoekstra en Jan de Rooij) met de auto naar Drimmelen. Onderweg werden wij aangehouden door mensen van de toenmalige O.D. (Ordedienst). Die dachten een heel goede vangst te doen. Wij konden ons niet meer legitimeren, wij hadden nl. geen papieren meer bij ons. Zelfs Jos van Wijlen werd niet geloofd. En zij zagen die zenders in de auto liggen. We moesten uit de auto komen en rustig blijven staan. Toen werden er Polen bij gehaald. HeemkundeSprang Capelle dec 1994 13Hans Hoekstra

 Die ontdekten wapens op ons en ook zij dachten, dat zij "zware jongens" te pakken hadden. Jan de Rooij, vroeg aan één van deze Polen of hij Duits sprak. Die Pool zei: "nee, ik spreek geen Duits, maar jij spreekt het zo goed!" Dat was een heel fanatieke Pool. Die haalde uit en Jan kreeg een opstopper tegen zijn kaak en dat kwam heel hard aan. Je zag het gewoon dik worden. Toen kwam hij op mij af en bij mij zou hetzelfde gebeuren. Ik zag de klap aankomen en kon hem gedeeltelijk ontwijken. Onder zwaar geleide werd het gezelschap naar de commandant gebracht. Met behulp van de Field-Security werden de gearresteerden uiteraard weer onmiddellijk vrijgelaten. Dat was natuurlijk geen leuke episode en een eerste opwelling was: "laten we er maar mee ophouden; zoek voor ons maar een ander". Maar ondanks dat behoefde de heer Van Wijlen niet sterk aan tedringen. We lieten ons niet ontmoedigen en zijn verder gegaan.

Piet van den HoekPiet van den Hoek

Duitse snelboot
Een duitse snelboot

Kees Visser
Kees Visser

Kees Visser Piet van den Hoek Hans Hoekstra
Piet van den Hoek, Kees Visser en Hans Hoekstra

Intussen zaten de "crossers" Piet van den Hoek (C.P. van den Hoek) uit Werkendam en Arie van Driel (Aaike) uit Drimmelen al enige tijd op Jan de Rooij en Hans Hoekstra te wachten. Wat later staan de mannen aan de oever van de Maas bij Drimmelen. De leider André neemt in een korte maar stevige handdruk afscheid en kijkt zijn mannen zo ver mogelijk na. Het geplas van de riemen sterftweg en in gedachten loopt hij terug naar de auto. Zo gaat 't altijd, want elke tocht kan voor de betrokkenen de laatste zijn!
"Die tocht", zo vertelde Piet van den Hoek, "verliep vlot. We hoorden wel een paar Duitse snelboten en er werden ook nog enige lichtkogels afgeschoten, maar eigenlijk was het een rustige tocht." Zo kwamen zij door de kreken van de Biesbosch in Werkendam. Zij werden afgezet bij de boerderij "De Keizer".

Radiocontacten met het bezette gebied
In Werkendam werden zij opgevangen door Kees Visser. Zij bleven twee dagen bij hem en kregen blanco persoonsbewijzen, die kort daarna in orde gemaakt werden. Ingevuld werd voor Hoekstra, de naam Willem van Wijk, geboren in Dussen op 18 augustus 1919, van beroep landbouwer. Daarbij kregen ze ook nog een "Ausweis", een vrijstelling. Dat hoorde allemaal bij elkaar.

Zijn huis in Werkendam, Vissersdijk 107, was het begin- en eindpunt van vele crossings. Met het oog op het beperkte bereik van de zender moesten ze zo dicht mogelijk bij het Capelse Veer een plaatsje zien te vinden. Daarom vertrokken ze naar Almkerk. Kees Visser en Leen van Kempen brachten ze weg. Maar dat het oppassen was geblazen bleek onderweg. Na een bocht stond daar een grünePolizei. Kees Visser en Leen van Kempen gingen naar voren en werden aangehouden en maakten hun smoesje. Ze durfden zich echter niet om te draaien om te kijken, waar de twee jongens bleven. Ze moesten maar afwachten hoe de jongens zouden reageren. En dat deden ze goed. Ze kwamen gewoon doorlopen en passeerden terwijl Visser en Van Kempen met die Duitser stonden te praten. De Duitser lette niet eens op hen. Visser en Van Kempen wisten van de Duitser af te komen en zo kwamen zij bij Toon Verschoor in Almkerk.

HeemkundeSprang Capelle dec 1994 18Toon Verschoor, een dapper verzetsman, die samen met zijn vrouw, belangrijke diensten aan de goede zaak heeft bewezen. Bij Toon Verschoor gingen zij aan het werk. De zender zat met de nodige batterijen in een veilingkist, die daarmee geheel gevuld was. Daar was een antenne bij van 4 meter, die uitgelegd werd richting Capelle. Maar de afstand was te ver; het ging niet. Toen kwam een zekere Van Rijswijk bij Verschoor, die adviseerde ze te brengen bij Janson aan de Schenkelsdijk. Daar hebben ze de zender weer geprobeerd, maar de afstand bleek nog niet te overbruggen. Een gelukkig toeval bracht hen in contact met de familie Koekoek. Jan fietste op de dijk, toen hij Johan Koekoek en zijn vrouw ontmoette. Mevrouw Koekoek, vóór haar huwelijk Koosje Timmermans, had toen naast Jan de Rooij aan het Oosteinde in Sprang-Capelle gewoond. Zij en Jan kenden elkaar dus heel goed. Toen zij elkaar tegen kwamen, riep zij dan ook "Jan, hoe is het?" Jan zei: "mondje dicht", want Jan mocht zich uiteraard niet bekend maken. Toen kwam hij naar hen toe en hebben ze daar even staan praten en vroeg hij of ze de andere dag daar weer waren. De heer Koekoek vertelde in 1969 hoe Jan toen 's anderendaags vroeg of hij met de zender bij de landbouwer Koekoek mocht komen, omdat hij dan dichter bij de Bergse Maas zou zitten. Dat werd toegestaan.

 schuurtje verborgen zender
Het schuurtje waarin de zender was verborgen

 HeemkundeSprang Capelle dec 1994 21

De eerste nacht heeft Jan in de schuur geslapen, zo maar bij de kachel. Hij installeerde zijn zender op een hooizoldertje in een schuurtje achter het huis. Aan de achterzijde van het schuurtje was een gat, daar stak Jan zijn antenne door en zo zond hij al na enkele dagen uit. De ontvangst in Capelle was goed. Dat schuurtje was in 1969 al afgebroken. Het stond op de plaats, waar op onderstaande foto op de achtergrond een ander schuurtje staat. De plaats, waar het schuurtje van waaruit Jan uitzond, heeft gestaan. De ontvangst-installatie was in Capelle door de twee ondergedoken studenten geïnstalleerd in de geëvacueerde boerderij van Adriaan van Suylekom, gelegen aan het Oude Maasje, dicht bij de Bergse Maas.Bij toerbeurt werden de studenten iedere ochtend omstreeks 5 uur in het pikkedonker door een Engelse patrouille naar deze boerderij gebracht om twee uren later weer terug te keren naar het dorp Sprang-Capelle. Dit was bepaald niet ongevaarlijk. De Duitsers hebben blijkbaar toch enige activiteiten aldaar opgemerkt, want zij hebben bij de boerderij landmijnen gelegd. Op 6 december 1944 is een der twee zoons, nl. Hendrik van Suylekom met paard en wagen op een mijn gereden. Een knecht, een jongen van Van der Galiën (17 jaar), was op slag dood; zoon Hendrik leefde nog wel, maar is de volgende dag in het ziekenhuis overleden. De wagen werd vernield, maar merkwaardig genoeg, het paard mankeerde niets. De andere zoon, Johannes, die op het moment van de ontploffing, het hek opende waar de wagen doorheen moest, mankeerde evenmin iets; hij ontsnapte aan de dood!

Deze gebeurtenis was aanleiding de ontvangstapparatuur te verplaatsen naar de bovenverdieping van het voormalige raadhuis van Capelle, gelegen aan de Hoofdstraat. Ondanks de grotere afstand, die overbrugd moest worden, werd toch een redelijk goede verbinding verkregen.

Regelmatig werden door Jan de Rooij troepenbewegingen en de daarbij behorende aanvoer en plaatsing van oorlogsmateriaal door de Duitsers in het Land van Heusden en Altena doorgeseind, naar de overkant, waar ze opgevangen werden door een der beide studenten, die ze ter hand stelde aan kapitein André. Deze gaf ze op zijn beurt weer door aan de geallieerde legerleiding en de Nederlandse regering. Om die berichten te verkrijgen reed Jan - naast eigen waarneming - per fiets de contactadressen af. Niemand koesterde enige argwaan tegen hem, ook de Duitsers niet. Hij was een doodgewone boerenknecht uit Sprang, die nog gauw wat jongvee uit de buurt van Dussen naar huis had moeten halen, maar hij kon net de Maas niet meer over, hij was te laat geweest ... Ze mochten hem wel, die Sprangse boerenknecht, daar in Dussen. Ook de Duitsers mochten hem wel; hij maakte een praatje met de Duitsers, die in de buurt van de boerderij van Koekoek waren gelegen. Als ze pech hadden met de auto's, hielp hij zo nodig een handje, door ze met de lantaarn bij te lichten!

Adriaan van Suylekom
Adriaan van Suylekom
Raadhuis Hoofdstraat 
Het voormalige raadhuis aan de Hoofdstraat te Capelle
pastoriet
De pastorie 
kasteel 
Het kasteel

Zo vorderde de maand december 1944. Het Land van Heusden en Altena liep vol met Duitse legertroepen. Tanks en ander zwaar materiaal rolden in een onafgebroken stroom over de wegen. Ook Dussen liep vol. Overal lagen Duitsers, in de school, in de pastorie, in het kasteel. Jan kreeg van diverse kanten berichten over troepenconcentraties en artillerie-opstellingen. Het liep goed met de berichtgeving. Duitse legerconcentraties, nachtelijke geschutverplaatsingen werden vaak reeds de daaropvolgende dag beschoten, zodat de Duitsers argwanend werden. Vanaf 20 december worden Jans berichten naar de overkant steeds meer alarmerend. Hij seint "op de wegen druk vervoer, er komen tanks en pantserwagens, vrachtauto's beladen met rubberboten en pontonmateriaal", "evacuatie van de bevolking", "militairen van Luftwaffe en Flakpersoneel aangekomen", enz. De Duitsers brachten in het Land van Heusden en Altena een legermacht van 16.000 man bijeen. In Dussen alleen al lagen 1.600 soldaten.waren door de Duitse troepen in gebruik genomen. Ook rond de boerderij van Koekoek zijn Duitse militairen gelegerd. De boer raadt Jan op te houden met uitzenden. De Duitsers zoeken met peilwagens de streek af!! Maar Jan weet op dat moment van geen opgeven. De berichten zijn te duidelijk. Er staat iets belangrijks te gebeuren! Waar vloeide dat uit voort?

Het Duitse Ardennenoffensief.
Zaterdag 16 december 1944, een dag, die de vrije wereld schrik en verontrusting bracht en het geallieerde kamp op zijn grondvesten deed schudden. Het was een der laatste wanhoopspogingen van Hitler, een laatste stuiptrekking, zoals wel werd gezegd, maar dan één die een zeer ernstige situatie deed ontstaan.
In de vroege ochtend van die dag trok Generaal Von Rundstedt met een geweldig offensief van dertig divisies door het geallieerde front in België, dat als een kaartenhuis ineen dreigde te vallen. De bedoeling was de haven van Antwerpen, die nog maar kort tevoren door de geallieerden was veroverd, weer in Duitse handen te krijgen en zo mogelijk de geallieerden tot onderhandelingen te nopen. Mocht dit niet lukken, dan wilde Hitler tijd winnen tot nieuwe uitvindingen (de VI, de V2, nieuwe duikboten en straalvliegtuigen) de krijgskans zouden doen keren.
De snelle opmars van de geallieerde legers dwars door Normandië, Noord-Frankrljk en België had één zwak punt, de ravitaillering. Het Franse spoorwegnet was door de geallieerde luchtmacht vernietigd, met gevolg, dat de bevoorrading van de geallieerde legers per vrachtauto en nog steeds via de haven van Cherbourg en de landingsstranden in Frankrijk moest geschieden. Een afstand van meer dan 500 kmnaar het front moest worden overbrugd. Bovendien was het transportmateriaal aan een enorme slijtage onderhevig en was er voortdurend gebrek aan benzine. Daar komt bij dat Franse havens, zoals Le Havre, Boulogne, Calais en Duinkerken nog steeds in Duitse handen waren. Een tweede haven was nodig. Weliswaar was op 4 september 1944 Antwerpen bevrijd, maar de toegangswateren waren nog in Duitse handen. Dat betekende, dat het gebied van Zeeland aan beide zijden van de Westerschelde eerst gezuiverd moest worden van Duitse troepen. Eerst 28 november 1944 konden de eerste schepen van geallieerde zijde de Antwerpse haven gebruiken. Door de slechte winterse weersomstandigheden (veel sneeuw), kon de superieure geallieerde luchtmacht in de Ardennen niet ingrijpen. Een geweldige meevaller voor de Duitsers! De Amerikanen leverden bij Bastogne een bijna bovenmenselijke verbitterde strijd. Maar ondanks terugtrekkingen hielden zij vol. Bovendien begon omstreeks 24 december het weer wat te verbeteren, waardoor de geallieerde luchtmacht de Duitse troepen in de Ardennen en in de Eifel grote verliezen aan mensen en materieel kon toebrengen en de uitgeputte Amerikanen, die aan alles gebrek hadden vanuit de lucht bevoorraad konden worden. Het Duitse offensief begon weg te ebben.
Op 24 december 1944 bereikten de Duitsers hun verste punt in de buurt van Dinant. Maar toen het weer definitief omsloeg en de geallieerde luchtmacht op grote schaal in actie kwam, bloedde het Van Rundstedt offensief dood. Van alle kanten werden de Duitsers teruggeslagen. Op 26 januari 1945 waren ze weer precies op de plaats waar 16 december 1944 de aanval begon. Hitler verloor 120.000 man aan doden, ruim 1.600 vliegtuigen en 6.000 motorvoertuigen. De verliezen van de Amerikanen waren 8.400 doden en 67.000 gewonden en vermisten.

Fall Braun
De Duitsers hadden nog een tweede pijl op hun boog. Zij wilden hun aanval vanuit de Ardennen, gepaard doen gaan met een tweede aanval van uit het Land van Heusden en Altena op Antwerpen. De Maas zou daartoe bij Keizersveer, Capelseveer en/of Drongelen worden overgestoken, vervolgens zou Breda worden heroverd om daarna door te stoten naar Antwerpen. Dat was kort samengevat het plan, bekend onder de codenaam Fall Braun. Een sterke troepenmacht werd daartoe in het Land van Heusden en Altena door de Duitsers geconcentreerd. De Kriegsmarine en een parachutistenbataljon zouden deze operatie ondersteunen.

De climax in de berichtgeving van Jan de Rooij en Hans Hoekstra.
Uiteraard onbekend met deze Duitse plannen ging Jan de Rooij regelmatig voort met zijn berichtgeving over de steeds in omvang en kwaliteit toenemende Duitse aanvoer van allerlei voertuigen en troepeneenheden, zoals hierboven reeds werd vermeld. Zijn berichten werden steeds meer alarmerend en golden ook de door de Duitsers bevolen evacuatie van een deel van de bevolking van het gebied, direct ten noorden van de Bergse Maas. Dussen, Drongelen, Genderen en Meeuwen waren voor een groot deel door de bevolking ontruimd voor zover de bewoners zelf al niet uit vrees voor naderend oorlogsgevaar waren weggetrokken. Dagelijks gaf kapitein André deze berichten door aan het plaatselijk geallieerde commando. Maar blijkbaar waren de geallieerde zorgen om de Duitse aanval in de Ardennen nog groter. Zo omstreeks 21 december 1944dirigeerden zij de in de Langstraat aanwezige Canadese legereenheden naar de Ardennen om te helpen het Von Rundstedt offensief te weerstaan. Merkwaardig genoeg werd hierdoor het gebied direct ten zuiden van de Maas vrijwel van geallieerde troepen ontbloot.

De berichten van 22 december 1944.
Zo brak de morgen aan van 22 december 1944. Het was de beurt van Dick Flemming de luisterpost in het voormalige raadhuis te Capelle te bezetten.
"Ik heb Jan" - aldus Dick Flemming - "tussen 6 uur en half zeven te pakken gekregen en deze heeft mij een hele lijst van gegevens doorgezonden. Deze gaven mij direct aanleiding tot de gedachte, "nu heb ik iets belangrijks te pakken. Daar gaat iets gebeuren". "Jan gaf op welke onderdelen van de Duitsers, met aanduiding van het regimentsnummer, er lagen; hoe groot die concentraties waren met plaatsopgave waar de concentraties zich bevonden. Hij heeft ook opgegeven de hoeveelheden bruggenmateriaal, rubberboten, amfibievoertuigen en ander materieel om rivieren over te steken. Daarnaast gaf hij op hoeveel geschut de verschillende Duitse onderdelen hadden en vrij nauwkeurig de posities van dat geschut. Alle posities gaf hij op aan de hand van stafkaart-coördinaten. Het laatste wat hij doorgaf was: "Ik geloof, dat ze één dezer dagen een tegenaanval gaan doen, dat ze de Maas oversteken."

V1 bomDat bleef er over van het Capelse raadhuis, nadat het door de V-1 getroffen was.

V1V-1

 

"Om een uur of 7 waren de berichten afgesloten en ik heb de zaak ingepakt”.
Het was Dick Flemming duidelijk van hoe groot belang deze inlichtingen waren en hij maakte zich snel gereed zijn aantekeningen naar André in de Heistraat te brengen. Hij moest echter nog even naar het toilet, dat zich ook op de bovenverdieping bevond.
Toevallig daarbij uit het raampje kijkend zag hij tegen de donkere hemel de steekvlam van een uit het oosten naderende V-l 7) de neus schuin naar beneden gericht, terwijl deze normaal iets schuin omhoog gericht is. Het was duidelijk, dat hij binnen enkele minuten tegen de grond zou slaan.
Dick Flemming - aldus zijn verhaal - drukte zich tegen een stevige binnenmuur om de explosie af te wachten. Juist op het moment, dat hij meende, dat afgaande op het hevige geknetter, de V-l over of langs het gebouw zou gaan, werd opeens alles zwart voor zijn ogen en ontstond een gevoel van opgeblazen te worden tot een soort Michelin-mannetje. De V-l stortte precies op het voormalige raadhuis van Capelle neer dat met donderend geweld in een lawine van puin en stof in elkaar viel. "Wat ik me daarna herinner is", zo gaat Dick Flemming verder, "dat ik ongeveer tot aan mijn middel in het puin zat. Op mijn geroep kwam een aantal mensen naar mij toe. Die hebben me uit de ravage getrokken en toen herkende ik één van de mensen van mijn groep, Sip Vos. Aan hem heb ik het cahier met de aantekeningen gegeven en gevraagd om dat zo snel mogelijk naar Jos van Wijlen te brengen. En dat is ook gebeurd.
Daarna ben ik met een auto naar het ziekenhuis in Tilburg vervoerd, waar ik geruime tijd moest verblijven". Dick Flemming had zijn plicht gedaan. ‘s Avonds bezoeken André en Ad Schoorl hem om te vertellen wat zij met de informaties hebben gedaan.

Het directe gevaar afgewend.
HeemkundeSprang Capelle dec 1994 28Kapitein André laat geen tijd verloren gaan. Met de auto weet hij na veel zoeken een generaal van de geallieerden te vinden en te overtuigen van de ernst van de door Jan de Rooij doorgeseinde informaties. Het geallieerde opperbevel, terstond op de hoogte gesteld, zendt vliegtuigen boven het Land van Heusden en Altena ter verkenning. De toestand blijkt inderdaad alarmerend. De Canadese divisie, die op weg is naar België, moet posities innemen rond Breda en Tilburg. Tanks en kanonnen nemen hun stellingen in en reeds in de Kerstnacht beginnen de kanonnen te bulderen en beukt de geallieerde artillerie op de Duitse stellingen over de Maas. Alles daverde, alles bonkte, alles schudde en sidderde. De mensen inde Langstraat schrokken op uit hun slaap. Wat zou er gebeurd zijn, zo vroegen ze zich af. De overkant van de Maas was het doel. Het leek of de hel was losgebarsten. Het was een angstwekkend gegier, gefluit en gedreun van inslagen. Verschrikt moesten de inwoners van Dussen, Hank, Drongelen en andere plaatsen, die daar nog achtergebleven waren, een schuilplaats zoeken tegen de granatenregen. Dankzij de nauwkeurige opgave van Jan de Rooij en zijn kameraden, werden de Duitsers grote verliezen toegebracht. Het directe gevaar van een Duits offensief over de Maas was afgewend, zo schreven de kranten later.

 

De betekenis van de boodschap van Jan de Rooij en zijn kameraden

G.J.van Ojen
Luitenant Kolonel drs G.J. van Ojen, Hoofd Sectie Krijgsgeschiedenis van de Kon Lanmacht
Vijfentwintig jaar later wees Luitenant-Kolonel drs. G.J. van Ojen in het filmpje over Jan de Rooij er op, dat de betekenis van Jan de Rooij en degenen, die hem van inlichtingen voorzagen, bijzonder groot is geweest, zeker wanneer gelet wordt op de dreigende gevaren, die zouden zijn ontstaan wanneer de Duitsers in staat zouden zijn geweest hun nevenoperatie (Fall Braun) via westelijk Noord-Brabant uit te voeren.
De voorgenomen actie van Generaal Student, die het opperbevel over de aldaar gelegerde Duitse troepen voerde, bestond in een verrassingsaanval, die door drie divisies, de 711e en 712e Infanteriedivisies en de 6e Parachutistendivisie, zou worden ingezet. Op drie plaatsen, Keizersveer, Capelseveer en Drongelen, zouden deze divisies de Maas oversteken. Later zouden andere Duitse legereenheden eveneens worden ingezet alsmede onderdelen van de Kriegsmarine en 300 vliegtuigen van de Luftwaffe.
Verkenningen van de Duitsers hadden uitgewezen, dat er maar een zwakke geallieerde bezetting van deze sector was, voornamelijk bestaande uit eenheden van de 1e Poolse Tankdivisie.


Op onderstaande kaart wordt zulks aangegeven. De Canadese divisies waren inmiddels in zuidelijke richting vertrokken.

HeemkundeSprang Capelle dec 1994 30 HeemkundeSprang Capelle dec 1994 31Hoe klein de afstand was tussen de Duitsers bij Dinant en Antwerpen toont Luitenant-Kolonel Van Ojen op de hiernavolgende kaart: HeemkundeSprang Capelle dec 1994 32Een kleine afstand tussen de Duitsers bij Dinant en de haven van Antwerpen maar dankzij de zware geallieerde offers niet te overbruggen. 

Na het passeren van de Maas zou de verkeersweg Breda-Tilburg aan weerszijden bezet worden. Daarna zou een aanval op Breda ingezet worden en vervolgens zou naar Antwerpen worden door gestoten. Dat laatste was voor de Duitsers van het grootste belang omdat de haven van Antwerpen op dat moment weer geheel in bedrijf was t.b.v. de ravitaillering van de geallieerde legereenheden in de Ardennen, waartoe ook het Belgische spoorwegnet weer dienstbaar was gemaakt.
Op het kaartje maakte Luitenant-Kolonel drs. G.J. van Ojen duidelijk tot hoe ver de Duitsers op 23 december 1944, tot op 6 km van de Maas, vlak bij Dinant, waren opgerukt.Het vaste punt, het dorpje Foy-Notre Dame, 6 km van de Maas, in de omgeving van Dinant, dat op 23 december 1944 door de Duitsers was bereikt.

"Een doorstoot over de Maas was niet alleen gevaarlijk voor Westelijk Brabant, maar, in samenhang met het grote Duitse offensief, dat zich in de Ardennen afspeelde, evenzeer voor een deel van België. Zou die doorstoot gelukt zijn, dan zou het lot van Antwerpen beslist zijn. De verdienste van Jan de Rooij is geweest, dat hij op het juiste moment, op 22 december 1944, de belangrijke berichten heeft doorgegeven en dat de geallieerden daardoor op het juiste moment hebben kunnen terugslaan", aldus Luitenant-Kolonel Van 0jen.
"Breda, nauwelijks bevrijd door Generaal Maczek en zijn Polen", zo vervolgde Luitenant-Kolonel Van Ojen, "dreigde wederom in Duitse handen te vallen, indien het Duitse plan gelukt zou zijn. Breda is toen dan ook door het oog van de naald gekropen". Maar laten we ere geven wie ere toekomt. Naast de groep André rapporteerde ook de groep "Albrecht" over de Duitse troepenbewegingen in het Land van Heusden en Altena. Dat neemt niet weg, dat de inlichtingen van Jan de Rooij zeer nauwkeurig en bijzonder waardevol waren, en bovenal die van 22 december 1944 van doorslaggevende betekenis waren.

De zender ontdekt
Het was voor de Duitsers een duidelijke zaak. Er moest spionage in het spel zijn. Gedurende de Kerstnacht en de Kerstdagen werden de Duitse stellingen en concentraties met grote precisie beschoten, beschadigd of vernietigd. Reeds vóór die tijd werden nachtelijke verplaatsing van bruggen en geschut reeds de volgende dag beschoten zonder dat een vliegtuig ze had kunnen waarnemen; dat had al argwaan opgewekt. Na enige dagen zoeken wordt de zender in het schuurtje bij de familie Koekoek ontdekt. Johan Koekoek, zijn vader en zijn broer worden gevangengenomen en in de nabijgelegen school vastgehouden. Hun lot lijkt zeker; hun wacht de kogel! De vrouwen worden op de hoeve onder bewaking gesteld.
Jan de Rooij was niet op de hoeve toen dat gebeurde. Maar uiteraard hoorde hij al spoedig daarvan, want het verschrikkelijke nieuws ging als een lopend vuurtje door de streek. Wat moet er door hem heen gegaan zijn, toen men hem dit nieuws vertelde! Maar Jan bleef trouw aan zijn belofte, aan de Koekkoeks gedaan. Hij heeft de kans gehad er tussen uit te gaan en een veilig heenkomen te zoeken. Hij heeft het echter niet gedaan. Hij heeft zich vrijwillig bij het Duitse commando gemeld. Het zal de zwaarste en moeilijkste gang geweest zijn, die een mens kan gaan. Hij wist wat hem te wachten stond. Maar God gaf hem de kracht zich te melden. Jan nam alle schuld op zicht en pleitte de Koekkoeks volkomen vrij. Boer Koekkoek vertelt daarover: "Toen is Jan tegen 4 a 5 uur 's middags, precies weet ik het niet meer, gekomen. Die nacht hebben ze ons nog vastgehouden, ’s Morgens om 4 uur moesten we bij de hoge omes komen en hebben ze ons nogmaals in verhoor genomen, eerst mijn broer en toen mij. Uiteraard hielden we vol van niets te weten. Daarna hebben we geen last meer gehad, 's morgens om 7 uur hebben ze ons thuis gebracht." Jan heeft, voordat hij tenslotte via Utrecht naar Amsterdam werd overgebracht, zware mishandelingen te verduren gehad. Hij heeft zelf de volle verantwoording voor zijn daden op zich genomen. Hij heeft gezwegen over het vele, dat hij wist van het verzetswerk. Hij heeft geen namen van zijn strijdmakkers in het Land van Heusden en Altena genoemd en ook daardoor mensenlevens gered. Niemand is na zijn arrestatie gevangengenomen.

 Johan Koekoek

Johan Koekoek die het aandrufde Jan de Rooij met zijn zender in zijn huis op te nemen

Baron van der FeltsBaron van der Felte

Toon Verschoor zegt daarover: "Jan bleek toen een kerel te zijn omdat hij toch wel een kans gehad heeft er tussen uit te knijpen. Dat hij geen namen genoemd heeft en dat tot het einde toe heeft volgehouden, daarom is Jan voor mij een held geworden."
Op 4 januari 1945 (later bleek dat 6 jan. te zijn) is Jan in Amsterdam gefusilleerd. Daarvóór heeft hij in Utrecht nog ongeveer een week in de cel gezeten met een student uit Zeist, baron van der Felts. Jan had hem in de cel één en ander verteld. De heer Van der Felts herinnerde zich het nog goed. "Ik zat toen in de strafgevangenis, Wolvenplein, te Utrecht en op zekere dag werd Jan de Rooij mijn cel binnengebracht.
Op deze wijze heb ik hem ontmoet. We zaten enkele dagen, ik geloof ongeveer een week, bij elkaar in een betrekkelijk kleine cel. In die tijd heeft hij m ij verteld, wat hij gedaan had, nl. dat hij op een gegeven ogenblik een zender verborgen had in een boerderij en dat de Duitsers, die zender gevonden hadden. Dat zij daarop een aantal bewoners van het betreffendedorp hadden gegijzeld en gedreigd hadden die te fusilleren als de man, die de zender bediend had, zich niet zou melden. Daarop heeft Jan de Rooij zich vrijwillig aangegeven om te voorkomen, dat onschuldigen ter dood zouden worden gebracht voor zijn werkzaamheden. Ik heb pas na de oorlog gehoord, dat hij ter dood is gebracht en het vonnis over hem is voltrokken."
Jan had zijn celgenoot gevraagd, indien deze door de oorlog zou komen, zijn ouders van hem te groeten. "Na de oorlog", aldus de heer Van der Felts, "heb ik dat gedaan en hun de boodschap gebracht, die Jan mij gevraagd had aan zijn ouders over te brengen. Jan was naar mijn gevoelen een held, die wist wat hem te wachten stond en toch de moed opbracht om dit zware offer te brengen." De ouders van Jan hadden een bemoedigend gesprek met baron Van der Felts. Jan liet zijn ouders groeten en gaf hun de boodschap, dat zij niet om hem moesten treuren, omdat hij naar een beter "Thuis" ging.
Postuum is door H.M. de Koningin aan Jan de Rooij “DE BRONZEN LEEUW” toegekend.
De Bronzen Leeuw is bij Koninklijk besluit van 30 maart 1944 ingesteld voor personen die zich in den strijd tegen de vijand door bijzonder moedige en beleidsvolle daden hebben onderscheiden.

 HeemkundeSprang Capelle dec 1994 35
ouders van Jan de Rooij
Oosteinde 60 
De ouderlijke woning van Jan de Rooij, Oosteinde 60. (in de zeventiger jaren gesloopt)

 

Het Koninklijk Besluit waarbij aan
J.de Rooij de Bronzen Leeuw is toegekend.

Wij Juliana
Koningin der Nederlanden
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.,
20 Januari 1953,
nr. 17.
Besluit, houdende toekenning
Koninklijke onderscheidingen.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog van 14 Januari 1953 DG La B 10;

HEBBEN GOEDBEVONDEN EN VERSTAAN:
A. Toe te kennen de Bronzen Leeuw postuum aan:

J.H. de Rooij
Geboren 20 Augustus 1923,
WEGENS:

Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in de strijd tegenover de vijand onderscheiden als lid ener Verzetsgroep ten Zuiden van de Bergse Maas (Noord-Brabant). Begin December 1944 werd hij aangewezen om een telefoniezender te gaan bedienen in het nog niet bevrijde gebied benoorden deze rivier, teneinde de bewegingen der
Duitse legereenheden in dat gebied door te geven. Na enige mislukte “crossings” gelukte het hem over te komen en zijn zender te installeren in een boerderij. Van hieruit gaf hij in de dagen voor Kerstmis de belangrijke meldingen door omtrent concentraties van de vijand in het land van Heusden en Altena, culminerend in een alarmbericht dat aanleiding werd voor de geallieerde legerleiding om na vliegtuigverkenning van het betrokken gebied een belangrijke legereenheid, die uit de omgeving van de Bergse Maas naar de Ardennen was gedirigeerd in verband met het ontketende offensief aldaar, met spoed rechtsomkeert te doen maken en in te zetten op de bedreigde flank.

Mede dankzij dit bericht wordt aldus een gevaarlijke aanval over de Bergse Maas in de kiem gesmoord. Onderzoek van Duitse zijde naar de oorzaak van dit échec, bracht de telefoniezender aan het licht en leidde tot zijn arrestatie alsmede tot die van het gezin op de boerderij, dat bedreigd werd met executie als de marconist niet voor de dag kwam.
De Rooij heeft zich hierop uit eigen vrije wil gemeld en werd enige dagen later gefusilleerd, waarmede hij het gezin voor wraakneming behoedde.

Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal vorder gezonden aan de Kanselier der Nederland Orden en hetwelk zal worden geplaatst in de Staatscourant.

S0ESTDIJK, 20 Januari 1953.

(Get.) JULIANA

De minister van Oorlog, Accordeert met des zelfs origineel
(Get.) C. Stafde Directeur
van het Kabinet der Koningin.
Handtekening

DE VOORZITTER VAN HET
NATIONAAL COMITÉ VERZETSHERDENKINGSKRU1S
Gelet op het Koninklijk Besluit van 29 december 1980,
nummer 104, Staatsblad 715, alsmede op de Beschikking van 29 maart 1981 van de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Kent toe
HET VERZETSHERDENKINGSKRUIS
Aan
Wijlen JAN H. de ROOIJ

’s-Gravenhage, 26 Okt ‘83 De Voorzitter voornoemd,

Handtekening

W.Ch.J.M. van Lanschot, R.M.W.0.

 

DE SYMBOLIEK VAN HET VERZETSHERDENKINGSKRUIS
In de vormgeving van het Verzetsherdenkingskruis is het verzet tegen de bezetters van het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens dc Tweede Wereldoorlog tot uitdrukking gebracht. De achtergrond van dat verzet, in al zijn verscheidenheid, wordt weergegeven door de tekst in de horizontale balk -de tirannie verdrijven- die is ontleend aan het zesde couplet van het Wilhelmus. Het vlammende zwaard in de verticale balk verzinnebeeldt zowel de slagvaardigheid van het gewapende verzet als het vuur van het geestelijke verzet. De kleuren van het aan het kruis verbonden lint symboliseren de eenheid van Nederland en het Huis van Oranje, temidden van de duisternis en de rouw, die de bezetters over de bevolking van het Koninkrijk deden neerdalen.

 

Op 7 juli 1945 vond op de begraafplaats in Sprang onder overweldigende belangstelling van burgerlijk- en militaire autoriteiten de herbegrafenis plaats van het stoffelijk overschot van Jan de Rooij. Een eenvoudig gedenkteken duidt zijn graf aan.

Herdenking

Nog steeds als ik,
Na zoveel jaar.
’t Monument van Jan de Rooij zie staan,
Jan, jong gevallen voor de Vrede
Tot in de dood zijn plicht gedaan.
Hij wist toen niets van een herdenking.
Hij streefde niet naar roem of eer.
Hij dacht enkel aan zijn gijzelaars en...
Hij vertrouwde op Zijn Heer.

Peinzend over hem en anderen,
Haast naamloos gaven zij hun bloed.
Kan ik slechts met eerbied staam’len:
“Jan, wat hadden jullie MOED!”
Toon Gouda