JAN DE ROOIJ Held van de Langstraat
Hij belette een doorstoot der Duitschers
Gij kent hem niet en ik ken hem niet. Maar heeft ons beider leven en dat van waarschijnlijk duizenden anderen gered, al heeft hij het zijne daarbij verloren. En zijn naam zal onder ons voortleven en van mond tot mond worden overgeleverd. Ik zal u het verhaal doen, zooals ik het vernam uit den mond van zijn opdrachtgever, zoo kort mogelijk. In de week voor Kerstmis 1944, toen von Runstedt zijn groot offensief in België had ingezet, had — zooals men zich zal herinneren — de Canadeesche bevelhebber te Waalwijk goed gevonden, dat er in den Kerstnacht geen zoogenaamde ,curfew" of avondklok zou zijn. opdat de Kerstnacht naar oude trant met een Nachtmis gevierd kon worden. Intusschen vertrok daags voor Kerstmis deze Canadeesche divisie naar België om de Duitschers mee op te vangen en in de plaats kwam een Poolsche afdeeling. Om vijf uur kwam plotseling bericht van den Poolschen commandant dat tot zijn grooten spijt de Kerstnachtviering niet kon doorgaan en na zes uur zich niemand meer op straat mocht bevinden, terwijl tegelijkertijd de leden van de N. B S. gealarmeerd werden. Die nacht, welke een ..Stille Nacht" had moeten zijn, volgde er een aanhoudend trommelvuur der geallieerde artillerie. Weinigen onzer beseften toen, welk gevaar voor Brabant en speciaal voor de tangstraat de achtergrond vormde van deze plotselinge, onbegrijpelijke maatregelen. Dat het gevaar echter kón worden afgewend was te danken aan Jan de Rooij. Wat was er namelijk gebeurd?
Het plan.
Von Runstedt had de aanval in België vergezeld willen doen gaan van een doorstoot vanuit het Land van Heusden en Altena naar de Belgische grens, waarbij hij zich twee bruggehoofden had gedacht aan de Maas, namelijk een bij Keizersveer en een tegenover Drongelen om van daaruit via Waalwijk ineens te kunnen doorstooten naar Tilburg en eventueel nog verder. Daartoe waren in één nacht tijd meer dan zestien duizend Duitschers in het Land van Heusden en Altena gebracht, voorzien van alle mogelijke
licht en zwaar materiaal alsmede complete bruggen hetwelk alles in een lange colonne van Woudrichem tot Drongelen en van Sleewijk tot Keizersveer klaar stond. Tegelijkertijd stonden er parachutisten klaar, die ten Zuiden van de Maas vitale punten zouden moeten bezetten en spionnen onschadelijk maken. Er was echter een man in het Land van Heusden en Al» tena, die dit mooie Duitsche plan had afgekeken en die zorgde dat het niet doorging. Deze man was Jan de Rooij! Jan de Rooij, geboren 20 Augus tus 1923 te Sprang, was tot Juli 1942 werkzaam op de schoenfabriek van Wennekens in Kaatsheuvel. Na 7 maanden gedwongen in Duitschland te hebben gewerkt, wist hij te ontsnappen en dook onder bij zijn broer, een landbouwer in Sprang. In Sprang kwam hij in de illegaliteit en kwam te werken bij de groep ,,André" (kapitein A L. van Wijlen), die op uitgebreide schaal diensten verrichtte voor de geallieerden. In December 1944 was de Rooij in opdracht van André naar het Land van Altena vertrokken om daar een geheimen zender te bedienen. Het was via deze zender dat de Rooij zijn kapitein de gegevens
verstrekte omtrent de plannen, sterkte en geschutsopstellingen der Duitschers.
De geallieerden werden hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht, met het ge volg dat de Poolsche commandant bevel gaf de avondklok ook in den Kerstnacht gewoon te handhaven; dat de leden van de N. B. S. op een bepaald punt bij elkaar gebracht werden om naar elders te worden getransporteerd, daar zij bij een oversteken der Duitschers natuurlijk onmiddellijk zouden worden gefusilleerd; dat de uit de Langstraat vertrokken zware Canadeesche artillerie, die Eindhoven reeds was gepasseerd, onverwijld terugkeerde en tegen den avond de kanonnen nog opstelde; dat diezelfde avond en nacht de geallieerde kanonnen, aan de hand van de gegevens van Jan de Rooij, de Duitsche opstellingen in puin beukten. Alleen het bruggenmateriaal werd niet voldoende geraakt, maar dit werd de week daarop op Oudejaarsmiddag door Typhoons onderhanden genomen.
Een ramp voorkomen.
Aldus voorkwam Jan de Rooij door zijn oplettendheid en durf een ramp die voor de Langstraat vreeselijke gevolgen had kunnen hebben. Natuurlijk begrepen de Duitschers wel dat hier spionnage in het spel moest zijn. Zij gingen dan ook op zoek en ontdekten na eenigen tijd de zender van de Rooij. Deze was op dat moment zelf juist niet thuis, daar hij met post voor de zoogenaamde ,,line-cross", (die ook door deze ondergrondsche groep werd onderhouden), naar Werkendam was. Daarom namen de Duitschers vijf personen gevangen op de plaats waar de zender gevonden was, om deze ter represaille te fusilleeren.
De held.
Toen de Rooij dit hoorde, nam hij zonder zich te bedenken afscheid van zijn vrienden en meldde zich bij de Duitsers, terwijl hij wist dat het hem zijn leven zou kosten en hij hergaf de vijf onschuldige gijzelaars op deze edelmoedige wijze hun vrijheid en leven. Jan de Rooij had kunnen redeneren dat hij duizenden Langstraters het leven had gered; hij had kunnen stellen dat hij onmisbaar was; maar neen, dat deed hij niet: deze held gaf zijn leven. De Rooij zelf was natuurlijk een welkome buit voor de Duitsers, daar hij over belangrijke inlichtingen beschikte betreffende de vijandige spionage. Wederom echter vergisten de bezetters zich in de taaie aard van de ware Nederlander; zij sleepten de Rooij mee naar Amsterdam, waar ze hem hebben doodgeranseld; maar geen woord van verraad is over zijn lippen gekomen! De Langstraat maakte deze stille held, deze eenvoudige jongen, die zonder ophef zijn plicht deed, en meer dan dat, in dienst van God en Vaderland, nooit vergeten. Wij zullen ons zijn offer waarderen en onze dank zal op een of andere wijze vaste en blijvende vorm moeten krijgen, om aan de komende geslachten te betuigen dat Jan de Rooij fier en edelmoedig, zoals dat van een ware held te verwachten is, zijn eigen leven heeft gewaagd om het onze te sparen. God hebbe zijn ziel.
Dick Vlemming.
Nu we Jan de Rooij eeren, moeten we toch ook denken aan die andere, die aan deze zijde van de Maas het door Jan de Rooij uitgezondene opving. In het Oude Raadhuis te Capelle zat Dick Vlemming, die het
door Jan de Rooij in code meegedeelde opving. En diezelfde moigen, dat Dick Vlemming opving; „Weest paraat" met daarna ongave dat 16.000 Duitschers in het Land van Altena waren binnen gekomen en Jan de Rooij de positie der Duitsche stellingen opgaf, kw er een VI aan knetteren en v I met een donderende klap op tv t oude Raadhuis van Capelle. Dick Vlemming was zwaar gewond, doch boven alle pijn e e, - lende dacht hij aan zijn plichl en toen hij uitgegraven was, had nij een schrift in zijn vuisten jtekler en hij riep: „Breng dit onmiddellijk naar den Kapitein!" Als Dick Vlemming, die nog steeds verpleegd wordt in het ziekenhuis in Tilburg, deze tegenwoordigheid van geest niet gehad had, dan was het voor de Langstraat tè laat geweest!
JOEP NANINCK.
Namens de Oud-Illegale werkers van de Langstraat.