Een ‘vergeten’ oorlogsheld
Huisarts Joor Verheij en zijn vrouw Leonie Verheij-van der Mandele redden het leven van vele Joden en kregen hiervoor de Yad Vashem onderscheiding
Joor Bastiaan Verheij (1913 - 1996) en zijn vrouw Leonie (Nike) Verheij-van der Mandele (1914 - 1994) kopen in 1941 de huisartsenpraktijk in Capelle. Beiden zijn ze afgestudeerd als arts. Het echtpaar Verheij speelt een ongekend belangrijke rol in het verzet.
De nazi’s doorzien
Joor is ervan overtuigd dat er achter de Duitse Arbeitseinsatz een groot gevaar schuilt. Hij voorziet de gruwelijkheden van de nazi’s en doet er in de oorlogsjaren alles aan om samen met zijn vrouw zijn Joodse landgenoten uit de handen van de nazi’s te redden. Zij zoeken voor Joden naar onderduikadressen zowel in het dorp Sprang-Capelle als daarbuiten en voorzien vervolgens de Joodse onderduikers van basisgoederen en van vervalste documenten. Ook zorgen zij voor ander onderdak voor hen als dat, om welke redenen dan ook, noodzakelijk blijkt. Zonodig bieden zij onderdak aan in hun eigen huis. Mede door hun handelen overleven vele tientallen Joden de Holocaust.
Onbekend
Opmerkelijk is dat in de vele boeken, artikelen en verhalen die in Sprang-Capelle over de lokale oorlogsgeschiedenis zijn geschreven, weinig tot niets over het moedig handelen van dit daadkrachtige doktersechtpaar is te vinden. Dat heeft waarschijnlijk zijn oorzaak in het feit dat dit werk door hen in het geheim en zeer zorgvuldig gebeurde. Bovendien verkocht dokter Verheij zijn praktijk enkele jaren na de oorlog en vertrok uit het dorp. En na de oorlog werd veelal niet meer over deze daden, die in het geheim gebeurden, gesproken. Hierdoor is veel van hun verzetswerk onbekend gebleven. Opvallend is wel dat dokter Verheij ook een aantal onderduikers in zijn directe omgeving heeft ondergebracht. Slechts mevrouw Murkje Waarts-van der Galiën, die van 1942 tot en met 1946 bij de familie Verheij heeft gewerkt als huishoudster, heeft op latere leeftijd uitgebreid over deze periode en de verzetsactiviteiten van de familie Verheij gesproken. Een verslag hierover, waarin haar verhaal is opgetekend door haar dochter Netty, heb ik integraal achter dit artikel opgenomen.
Studievrienden
De reddingsactiviteiten van Joor en Leonie (ook wel Nike genoemd) beginnen op 14 augustus 1942. Het is de huwelijksdag van hun vrienden Eljakim Alvares Vega en Martha Wijler. De Jood Eljakim Alvares Vega en Joor Verheij zijn goede vrienden. Hun vriendschap is ontstaan in hun studententijd toen ze samen geneeskunde studeerden aan de universiteit in Utrecht. Op deze bruiloftsdag nodigt Joor Eljakim uit, om uit veiligheidsoverwegingen, naar ‘s-Grevelduin-Capelle te komen. Hij woont daar met zijn jonge vrouw Leonie (Nike), en hun twee kinderen en kan wel voor onderdak zorgen.
Geheime contacten
Vanuit zijn praktijk start Joor zijn reddingsoperaties door schuiladressen te zoeken voor Joden. In eerste instantie worden buren en patiënten hierbij betrokken. Joor Verheij heeft ook intensieve contacten met dominee Berend Adriaan van Lummel, predikant van de Gereformeerde kerk in Sprang.
Ds. Van Lummel is actief in het plaatselijk en bovenplaatselijk verzet, met name onderduikerswerk en korte tijd is hij voorzitter van de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers). Hij gebruikt bij zijn verzetswerk de schuilnaam Jan van Brabant of ds. Jan.
Ook heeft Joor Verheij nauwe contacten met de verzetsgroep André, die haar thuisbasis heeft in Sprang-Capelle en waarin ook enkele buren en patiënten een belangrijke rol spelen. De leider van de groep André is de plaatselijke ondernemer Jos van Wijlen.
In Capelle weet dokter Verheij zelfs de stationscheffin van het kleine stationnetje Capelle-Nieuwevaart erbij te betrekken. Zij wijst de vluchtelingen de weg naar het huis van de dokter, vanwaar ze naar hun schuiladressen worden gebracht. Op die manier wordt het dorp Capelle door Joor veranderd in een hulpcentrum voor Joden en niet-Joden die moeten onderduiken. Joor gaat na enkele jaren ook samenwerken met andere verzetsbewegingen en eveneens helpt hij neergehaalde geallieerde vliegtuigbemanningen terugkeren naar Engeland.
Hij betrekt zijn vrienden en familie ook bij dit werk. Die wonen in wat verder van Sprang-Capelle gelegen plaatsen zoals Amersfoort. De woonplaats van zijn ouders, de heer en mevrouw Verheij-Rombachs en zijn broer Jan. Door al deze contacten erbij te betrekken en door dapper en moedig te zijn, weet hij met zijn geheime operaties een groot aantal Joden te redden.
Joor’s vrouw Nike, helpt hem bij al zijn inspanningen. Onder de personen die door dit moedige paar zijn gered, bevinden zich Eljakim en Alvares Vega, zijn vrouw Martha, Eljakim ‘s ouders, Abraham en Betsy Alvares Vega; Benjamin Ricardo en Hella Felder (later Kahn). Maar ook van andere personen is bekend dat de familie Verheij heeft geholpen bij het vinden van een onderduikadres.
De apothekersassistente
Een voorbeeld van slimheid en durf is de onderduik van Mathilda (Tillie) Rooselaar (geboren 28 november 1921). Zij studeert voor apotheker en wordt door Eljakim Alvares Vega aanbevolen om in de praktijk van Joor te werken. Twee jaar lang werkt zij, nota bene een Joodse onderduikster, in de praktijk van deze apotheekhoudende huisarts. Tillie woont in een kamer bij de familie Verheij en is uiteraard voorzien van een vals persoonsbewijs. Ze wordt behandeld alsof ze bij de familie hoort en wordt door iedereen in huis Gerda genoemd. Ze krijgt gewoon salaris voor het werken in de dokterspraktijk en niemand in Capelle heeft het vermoeden dat ‘de apothekersassistente van d’n dokter’ een Joodse onderduikster is!
Tillie getuigt later dat de Verheijens ook een Joods kind, de 14 jaar oude Hella Felder hebben gered. Hella was een voormalig buurmeisje van Eljakim en Martha Alvares Vega. Hella is thuis door de Duitsers ontdekt en had een nieuwe schuilplaats nodig. Martha verklaart later, dat Joor betrokken is geweest bij het verstrekken van valse documenten aan Joodse onderduikers. Ook voorziet hij ze van medische zorg en psychologische hulp, en helpt hen bij het onderhouden van het contact tussen de verspreide familieleden van de onderduikers. Na Dolle Dinsdag, 5 september 1944, de dagen waarop in Sprang-Capelle en Waalwijk de zaken verschrikkelijk uit de hand lopen, mede veroorzaakt door ondoordacht optreden van enkele leden van de verzetsgroep André, slaapt Joor niet meer thuis. Vanwege zijn betrokkenheid bij het verzetswerk was dat niet meer betrouwbaar. Hij slaapt aan de overkant van de straat bij Jan Verheijden.
Een onderduik collega
Een ander die door het echtpaar Verheij geholpen wordt, is de jonge dokter N.L. Gerlach. Hij werkte als gemeente-arts in Amersfoort en moet zich van de bezetter melden in Berlijn. Joor Verheij, een oud-klasgenoot van de echtgenote van dokter Gerlach, kan wel een hulpje gebruiken. De dertigjarige Niek Gerlach komt in 1943 als onderduiker in Capelle terecht. En zo is ‘onderduiker’ Gerlach een welkome versterking in de Capelse dokterspraktijk.
Want behalve zijn gewone patiënten heeft dokter Verheij het druk met patiënten uit het verzet, gewonden en slachtoffers van de gevechten uit de frontlinie en uiteraard met zijn ‘geheime’ werkzaamheden. Hij geeft onderduikers naast de noodzakelijke medische zorg, ook psychologische hulp en hulp bij het onderhouden van het contact tussen de verspreide familieleden.
Chirurg
Het is een tijd waarin men ondanks de oorlog veel kan doen voor de mensen. Maar als de nood aan de man is, dan is de dokter ook regelmatig chirurg. Bijvoorbeeld om granaatscherven te verwijderen en kogels eruit halen, dat zijn toch niet de gebruikelijke handelingen voor een huisarts. En ondanks het beperkte instrumentarium om deze handelingen te verrichten, zijn de mensen blij dat ze geholpen worden.
Andere beperkingen voor Joor zijn bijvoorbeeld het ontbreken van een telefoon en van een auto. De dokter doet alles op de fiets. De buitenwegen van Capelle zijn slecht, modderpoelen soms. Men heeft te maken met de avondklok en verduistering. Maar burenhulp wordt geboden om desnoods met paard en kar een patiënt naar de dokter te brengen. Er heerst een groot saamhorigheidsgevoel. Iedereen had wat voor elkaar over.
Yad Vashem
Op 1 maart 1967 erkent Yad Vashem Joor Bastiaan Verheij en zijn vrouw Leonie Verheij-van der Mandele, als ‘Rechtvaardigen onder de volken’.
Als geredde personen worden in het register genoemd:
Alvares, Vega, Abraham en Alvares, Vega, Betsy
Alvares, Vega, Eljakim en Alvares, Vega, Martha
Kahn, Felder, Hella
Ricardo, Benjamin
Roselaar, Mathilde, Tillie
Maar er zijn heel veel anderen die hun leven aan het moedige optreden van dokter Verheij en zijn vrouw Leonie te danken hebben.
![]() |
![]() |
![]() |
Geen Jood
In het dorp hoor je nog regelmatig de opmerking dat dokter Verheij ook Jood was. Dat is onjuist, een Yad Vashem onderscheiding wordt uitgereikt aan niet-Joden (Rechtvaardigen onder de volkeren).
Joor Verheij is een zoon van Bastiaan Adrianus Verheij en Johanna Paulina Rombach uit Amersfoort. Ook zij hebben een aantal Joden verborgen gehouden in de Tweede Wereldoorlog, o.a. een schoolmeisje maar ook volwassen Joden. Zij hebben daar later postuum een Yad Vashem onderscheiding voor ontvangen. Ineke Aronson, het destijds 12-jarige Joodse schoolmeisje, vroeg bij Yad Vashem de herkenning pas aan, nadat de heer en mevrouw Verheij waren overleden. De reden hiervoor is dat mevrouw Verheij-Rombach, als religieuze vrouw, niet in aardse onderscheidingen geloofde.
Op 7 mei 1987 herkende Yad Vashem Bastiaan Adrianus Verheij en zijn vrouw Johanna Paulina Verheij-Rombach postuum als Rechtvaardige onder de Volkeren.
Onderstaand het verhaal van mevrouw Murkje Waarts–van der Galiën. Het is een samenvatting van hetgeen zij heeft verteld over deze oorlogsperiode aan haar dochter Netty en in een uitzending bij RTV Midden-Brabant in 2010. Zij is op 1 juni 2012 op 85-jarige leeftijd in Sprang-Capelle overleden.Murkje van der Galiën-Waarts, geboren 7 februari 1927, werkt in de oorlog bij dokter Verheij als hulp in de huishouding voor dag en nacht. Dr. Verheij heeft de praktijk in 1941 overgenomen van dokter Roos en Murkje is er toen gaan werken. Zij is daar intern en heeft haar eigen kamer. Zij is bij de familie Verheij gebleven tot 1946. Door de inzet van dokter Verheij voor Joodse landgenoten werd het een bijzondere periode in haar jonge leven.
Zij vertelt het een en ander over deze spannende tijd en de perikelen die er waren door de ‘geheime’ activiteiten van dit doktersechtpaar. Geheimhouding en alert zijn dat wordt ook van Murkje gevraagd.
Zes Joodse jongens
Op een geheime plaats bij de kachel zit een knopje met een verbinding naar een belletje in de spreekkamer van dokter Verheij. Als er onraad is, dan moet Murkje bellen en vervolgens vlucht de dokter dan de weilanden in, achter het huis. Dat is meerdere keren voorgekomen.
De dokter zorgt niet alleen voor onderduikadressen voor Joden in het dorp en brengt ze daar onder, ook bij de doktersfamilie zelf zitten zes Joden in huis ondergedoken. Zij zitten in een houten huisje, ‘het keetje’ dat aan het doktershuis vaststaat. Het zijn drie jonge en drie oudere Joodse jongens. Later komt er ook nog een baby en een apothekersassistente bij. Murkje weet niet alle namen van de jongens meer maar één van de onderduikers heet Jaap. Hij is 16 jaar en hij heeft heel veel heimwee. De andere namen zijn haar ontschoten.
Als er onraad is, dan is er een kast in de slaapkamer van de jongens met een luik in het plafond en dan kunnen zij door die kast naar boven gaan. Daar is nog een kleine, lage zolder onder de punt van het dak waarop ze dan plat kunnen liggen.
Geboren in de slootkant
Op een nacht wordt er een baby binnen gebracht. Murkje weet niet of dit haar echte naam is, maar ze noemen haar Elsje. Elsje is een Jodinnetje dat in Babyloniënbroek in een slootkant is geboren en zij wordt door de dominee van Babyloniënbroek ‘s nachts bij dokter Verheij gebracht. Elsje heeft een half jaar bij Murkje op de slaapkamer gestaan in een box en geslapen in een ledikantje. Elsje mag niet gezien worden en de deur moet dan ook altijd op slot blijven. Murkje verzorgt Elsje al die tijd. Later wordt Elsje ergens anders ondergebracht, maar Murkje mag niet weten waar. Ook dat moet geheim blijven.
Murkje weet ook van het Joodse jongetje Bertje (Dov Frohman) die bij de familie van Tilborgh ondergedoken is.
Op een gegeven moment komt de dokter thuis en zegt tegen zijn vrouw dat hij met een heel groot probleem zit, want Bertje is ernstig ziek en er is kans dat hij komt te overlijden. Dat zou een ramp zijn, want hij kan niet begraven worden op de begraafplaats, want Bertje ‘bestaat’ niet. Als hij overlijdt, dan moest hij achter in de tuin van de familie van Tilborgh begraven worden. Maar gelukkig wordt Bertje beter en is het goed afgelopen.
’s Nachts komen er dikwijls ook Duitsers bij dr. Verheij aan de deur om geholpen te worden.
Een arts en een aspirant apotheker
Dokter Niek Gerlach en zijn vrouw zijn als het ware ook ondergedoken bij dokter Verheij. Dokter Gerlach moet zich in 1942 melden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland want hij is afgestudeerd als arts en in Duitsland is een tekort aan artsen. Maar hij wil niet en via gezamenlijke vrienden hoort hij dat dokter Verheij wel iemand kan gebruiken en zodoende is hij hier in Capelle gekomen en in de praktijk gaan werken.
Er is ook nog een Jodin, die is apothekersassistente en die heet Gerda (haar echte naam is: Mathilda (Tillie) Rooselaar). Die is ook bij dr. Verheij ondergedoken en zij werkt altijd in de apotheek. Zij heeft hierdoor de oorlog overleefd. Haar vader en moeder zijn nooit meer teruggekomen, die zijn vermoord in de vernietigingskampen. Ze is na de oorlog weer teruggegaan naar Amsterdam, want daar hadden ze verschillende spullen in de grond gestopt. Die spullen heeft ze weer teruggevonden. Later is ze getrouwd en naar Israël vertrokken. Er bleven altijd contacten tussen Murkje en Gerda. Jaren later kreeg Murkje van haar als aandenken een koperen kameel. Die was teruggevonden bij de spullen die haar ouders in Amsterdam onder de grond hadden begraven. Je begrijpt die kameel is Murkje altijd erg dierbaar gebleven.
Bron: Bruggeske 2022-1; Joodse onderduikers en moedige mensen in Sprang-Capelle; P.A.J. Pruijssers