Uit dagboek Z. van Pelt:

Op Dinsdag 24 Oktober waren mijn neef en ik ieder met een kar en paard, naar de polder gereden die tegen de Maas aanlag, om daar ieder een vracht bieten op te halen. Rustig reden wij beiden achter elkaar aan weer huiswaarts en omstreeks 12.00 uur waren wij op de Wendelnesseweg Oost.
Ik zat boven op de lading van het mooie weer te genieten en opeens zag ik twee jagers in de lucht aankomen, zij vlogen ten oosten van ons naar het noorden, ik zag ze een grote bocht maken en plotseling zetten zij koers naar ons toe, en gingen in duikvlucht recht op ons af. Ik zag dat er rook uit hun geschut kwam… en ik riep meteen naar mijn neef
…. Springen… dat deed hij op slag, hij sprong boven van de kar af in een daarnaast gelegen sloot links van de weg, zelf sprong ik meteen op de rug van mijn paard ‘Voske’, zodat ik schuil zat achter de lading.
Dat was meteen ook ons beider redding, want direct daarop kwam er zwaar mitrailleurvuur over onze hoofden heen, met tegelijkertijd twee brisantbommen, die precies naast onze karren in de sloot vielen aan de rechterkant van de weg. Het was een hels kabaal …. De jagers raasden beiden al schietend… rakelings over onze hoofden heen en heel kort achter elkaar… daarbij de enorme knallen van de explosie van de twee bommen die zij hadden gegooid… ik dacht dat mijn oren van mijn hoofd gerukt werden, de ravage was enorm. Het bietenblad en de modder uit de sloot vloog over ons heen op de paarden. Alles was in één keer een ongelofelijke vieze troep terwijl horen en zien ons verging. Ongeveer honderd meter verderop kwam plotseling een man vanaf zijn tuinderij de weg opgelopen die heftig met zijn armen in de lucht zwaaide en al heel vlug in elkaar zakte en tegen de grond viel, niet ver van mijn kar vandaan. Ik moest zien dat ik niet ook nog eens over hem heen zou rijden.
Toen ik langs hem heen reed zag ik dat hij een heel grote wond in zijn hals had, een slagaderlijke bloeding. Door een zeer accuraat en snel optreden van een mevrouw die daar vlakbij woonde, is toch nog op een wonderbare wijze de man zijn leven gespaard gebleven. Nimmer ben ik dat gezicht vergeten.
Achteraf bleek dat het een zware aanval van die twee jagers is geweest, immers over een afstand van ongeveer achthonderd meter hadden zij veel vernield.
Wij bleken het einde van hun doel te zijn geweest, maar aan het begin daarvan, hadden zij ook twee bommen gegooid en veel mitrailleurvuur gegeven. Op die plaats, de Rattenhoek genaamd, stond er namelijk een melkboer met zijn melkkar en daaromheen stonden een aantal klanten, daarvan bleken twee mensen bij de aanval te zijn overleden, en daar waren ook een aantal gewonden bij gevallen.
Hoewel wij erg verschrokken waren beseften wij op dat moment toch niet echt aan welk een groot gevaar wij waren ontkomen, dat kwam pas later.