Gezin herenigd, veel familie verloren
‘Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald…..voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan’ (Matt.25)
Onderduikgevers: Marinus en Gerdina Haverhals-Mandemakers
Onderduiker: Coenraad van Kampen uit Amsterdam
Een huis vol
In 1943 wonen in het huis op Heistraat 103 (toen D89) het gezin van Marinus (Rien)Haverhals en Gerdina (Dien) Haverhals-Mandemakers. Zij hebben twee kinderen: Wim geboren in 1934 en baby Jannie geboren in 1943. Rien werkt op een leerlooierij in Tilburg en vertrekt ’s ochtends rond zes uur naar zijn werk, om dan ’s avonds rond de klok van zes weer thuis te komen.
En er woont ook nog een familie in de voorkamer van het huis: broer Henk Haverhals met zijn vrouw Mien en haar moeder Neel. De reden van het inwonen van broer Henk met vrouw en schoonmoeder is, dat zij vanwege de onveilige situatie in hun eigen woonomgeving, zich genoodzaakt voelen een veiliger onderkomen te zoeken.
Een markant moment is er op 5 januari 1945, dan wordt er bij de voorkamerbewoners Henk en Mien een zoon geboren. Ook deze zoon krijgt de naam Wim.
Rien en Henk Haverhals zijn zonen van Willem Haverhals en Adriana Groeneveld.
Dokter op de stoep
In 1943 staat onverwacht de Capelse huisarts J.B. Verheij bij Dien en Rien Haverhals op de stoep. Hij heeft een 33-jarige man bij zich en de dokter valt maar gelijk met de deur in huis:
“Kan deze man bij jullie in huis komen? Het is niet zomaar iemand die tijdelijk onderdak nodig heeft, maar een Jood die gedurende de oorlog een onderduikadres moet hebben om te ontkomen aan de verschrikkingen van de nazi’s”.
Na een kort, onderling overleg besluiten Rien en Dien dat zij dit moeten doen. Je mag je naaste toch niet zomaar op straat laten staan. In Mattheus 25 staat: ’Ik was een vreemdeling en u hebt mij gastvrij onthaald’. Naastenliefde dus. En zo komt Coen van Kampen uit Amsterdam als Joodse onderduiker in huis bij de familie Haverhals-Mandemakers.
manufacturen
Wie is nu die onderduiker Coenraad van Kampen?
Coenraad (roepnaam Coen) is geboren op 26 mei 1910 te Amsterdam. Op 30 januari 1935 is hij op 24-jarige leeftijd in Amsterdam getrouwd met de 27-jarige Rachel (roepnaam Shellie/Chelly) Lopes Dias. Shellie is geboren op 19 januari 1908 in Amsterdam. Coen is winkelier in manufacturen. Zij krijgen twee kinderen: Ronny en Fred.
Coen komt uit een gezin met 12 kinderen van Mozes van Kampen en Grietje van Kampen-Groenteman. Coen is de negende in de rij.
Vlierinkje en angst
Coen krijgt bij de familie Haverhals een slaapkamer tot zijn beschikking op de eerste verdieping. Als er gevaar dreigt, zoals bij razzia’s of huiszoekingen in het dorp, dan heeft hij een schuilplaats op het zoldertje boven zijn slaapkamer. Daar bevindt zich een heel laag vlierinkje en als je daar rechtop gaat zitten, dan zit je letterlijk onder de pannen van de schuine kap. Gelukkig komt het maar een enkele keer voor dat hij daar moet verblijven. Bekend is dat rond Dolle Dinsdag hij een hele dag op het vlierinkje heeft gebivakkeerd.
Op zulke dagen is moeder Dien heel angstig.
Vrouw en kinderen
De verzetsgroep uit Amsterdam, die de onderduik organiseert, heeft het gezin uit veiligheidsoverwegingen gescheiden ondergebracht. Het valt namelijk niet mee om voor een heel gezin onderdak te vinden en bovendien is dat minder veilig. Shellie heeft met de kinderen Ronny en de kleine Fred een schuilplek gekregen ‘ergens’ in de Achterhoek. Shellie weet dan niet waar Coen naartoe is gebracht. Ze weet sowieso niet of het hem is gelukt een onderduikadres te krijgen.
Maar ook Coen heeft geen idee waar Shellie en de kinderen zijn. Zou het gelukt zijn? Zowel de één als de ander stelt zich de vraag of de ander wel veilig is en hopelijk niet door de nazi’s is opgepakt. Het is een bizarre situatie! Wat doet zoiets met je als man en vrouw, als ouder of als kind?
Werk en kerk
Voor Coen wordt ook voor werk gezorgd. Hij gaat dagelijks werken op een tuinderij aan de Wendelnesseweg.
Het is niet bekend of de tuinder weet dat Coen een Jood is. Er wonen in het dorp wel meer gezinnen waar familieleden in huis zijn, die van elders komen omdat hun huis verwoest is bij een bombardement. Bovendien wekt Coen zijn achternaam geen enkele argwaan, want de naam van K(C)ampen komt veelvuldig voor in Sprang-Capelle.
Elke zondag gaat Coen trouw met de hele familie Haverhals mee naar de Hervormde kerk aan de Hoofdstraat in Capelle. Ook dat geeft geen aanleiding tot geruchten. In tegendeel, hij wordt hierdoor als ‘ene van ons’ gezien. Want een Jood gaat toch niet wekelijks naar de Hervormde kerkdiensten? En zo brengt Coen zijn eerste onderduikjaar, behoedzaam maar zonder veel problemen door in Sprang-Capelle. Hij voelt zich met oprechte liefde en warmte opgenomen bij de familie Haverhals
Dolle Dinsdag
Rond Dolle Dinsdag is het erg onrustig in het dorp. Het gerucht gaat dat Breda al is bevrijd. De geallieerden zullen snel verder het land bevrijden, is de algemene gedachte. En minister-president Gerbrandy heeft het op Radio Londen al verteld. Veel Nederlanders maken zich op om hun bevrijders te begroeten. Vlaggen en oranje vaandels worden tevoorschijn gehaald.
Ook de Duitsers worden onrustig, sommigen vluchten en nemen mee wat ze pakken kunnen. Kortom spanningen overal.
Enkele enthousiaste leden van de verzetsgroep André arresteren in Sprang-Capelle een groep lokale landwachters en andere Duitsgezinde inwoners. Zij sluiten die groep op in een boerderij. ’s-Avonds wordt één van de lokale landwachters door leden van de verzetsgroep standrechtelijk geëxecuteerd. Helaas blijken de berichten over de opmars van de geallieerde troepen onjuist te zijn. Breda is nog niet bevrijd. De bevrijders hebben Nederland zelfs nog niet bereikt. De aanwezige Duitse militairen nemen direct de macht weer over en een in Waalwijk aanwezige SS-officier eist de volgende dag directe vrijlating van twee gevangengenomen landwachters. Het zal nooit duidelijk worden waarom hieraan door de verzetsmensen in Sprang-Capelle geen gehoor wordt gegeven. In elk geval duurt het te lang in de ogen van de SS-commandant, met het gevolg dat de burgemeester van Waalwijk, E.C.J Moonen (68 jaar) en twee onschuldige broers Vincent Hoffmans (25 jaar) en Joop Hoffmans (18 jaar) achter het Raadhuis in Waalwijk worden geëxecuteerd. Vincent overleeft wonderwel de executie. Enkele dagen later komen de SS’ers met strafmaatregelen naar Sprang-Capelle. De twee boerderijen waar de landverraders hebben vastgezeten, worden in brand gestoken. Ook gaan enkele huizen van verzetsmensen in vlammen op. De leden van de verzetsgroep zijn de dag ervoor al gevlucht naar veiliger plekken en ook dokter Joor Verheij heeft zijn huis verlaten en een schuilplaats in de buurt gezocht. Kortom er is paniek in het dorp. Coen zit die dagen, lange tijd in zijn schuilplaats op het vlierinkje boven zijn slaapkamer.
Angstig
Moeder Dien Haverhals is gedurende die periode erg angstig. Zij is bang dat de Duitse soldaten Coen zullen ontdekken. Ze moet er niet aan denken wat er dan kan gebeuren. De hele familie zal dan gearresteerd worden en wie weet waar ze dan allen terechtkomen. Ze is vooral bang voor de kleine baby Jannie. Wat gaat er dan met haar gebeuren? Deze angst heeft ze eigenlijk de hele onderduikperiode van Coen al. Bidden en vertrouwen houden haar op de been.
Frontgebied
De Duitsers zijn de weken na Dolle Dinsdag toch echt op de terugtocht. Wat een ongeordende troep zien ze in de Heistraat langs trekken en wat een verschil met het leger dat vol bravoure in 1940 door de straten trok! Het is voor iedereen duidelijk: dit betekent het naderende einde van de Duitse bezetting. Het zal nu wel spoedig voorbij zijn.
De Duitsers trekken ten noorden van Sprang-Capelle de Bergsche Maas over naar het Land van Altena en stellen daar hun kanonnen op richting het zuiden.
De geallieerden zijn inmiddels de Nederlands-Belgische grens overgetrokken en plaatsen hun kanonnen bij Loon op Zand richting het noorden. Er wordt over en weer volop geschoten. In Sprang-Capelle worden huizen en gebouwen beschadigd bij bombardementen en door de granaten.
de Langstraat bevrijd
Maar dan op maandag 30 oktober 1944 marcheren de Schotten door de Sprang-Capelse straten en is het dorp bevrijd! Het rood-wit-blauw en de oranje wimpels wapperen. De mensen verwelkomen de bevrijders juichend en klappend. De bezetter is hier verdreven maar het gevaar is echter niet geweken. Want de kanonnen van de bevrijders staan nog altijd ten zuiden van Sprang-Capelle opgesteld en de Duitsers zitten met hun kanonnen ook nog steeds drie kilometer noordelijker, net over de Bergsche Maas. Deze situatie blijft nog maanden bestaan. De meeste oorlogsslachtoffers vallen in Sprang-Capelle dan ook in de periode na de bevrijding van het dorp! Het zal nog een half jaar duren voor de Duitsers op 5 mei 1945 capituleren.
zoektocht
Coen hoeft na 30 oktober zijn schuilplaats op de vliering niet meer op te zoeken. Er wacht hem nu een andere zoektocht.
Al op 8 december 1944 stuurt de Gemeente Sprang-Capelle een lijst met 15 namen naar de afdelings-commandant der Marechaussee. Het zijn de namen van Joden, met geboortedata en oorspronkelijke woonadressen, die in deze gemeente hun onderduikadressen hebben. De bedoeling is deze lijsten te verzamelen bij het registratiebureau in Eindhoven, om een overzicht te krijgen van alle Joden die in de zuidelijke provincies in onderduik zijn geweest. Door publicatie van deze lijsten probeert men zo gezinnen en familieleden weer bij elkaar te brengen. Het blijkt nog een hele klus om alle gegevens te verzamelen. Maar al spoedig circuleren de lijsten in het bevrijde Zuiden en vinden de eerste gezinsherenigingen plaats.
Waarom er tientallen Joodse onderduikers, die toen zeker al bekend waren in Sprang-Capelle, ontbreken op deze lijst, blijft een raadsel. Er zijn in het gemeentearchief geen onderliggende stukken of gegevens te vinden op basis waarvan men deze lijst heeft samengesteld.
Coenraad van Kampen staat als nummer 15 op de lijst van de Gemeente Sprang-Capelle vermeld.
Wie zit waar?
Coen ziet de naam van zijn vrouw Shellie en hun kinderen niet op de lijst verschijnen. Hij vraagt zich af of zij misschien boven de rivieren een onderduikadres hebben gevonden en zij zich dus nog in bezet gebied bevinden? Of zouden ze zijn weggevoerd? En zo stijgt de spanning met de dag.
Bevrijd!
Dan op 5 mei 1945 is, met de capitulatie van de Duitse bezetters, de bevrijding van heel Nederland een feit. De vlaggen en oranjewimpels komen weer tevoorschijn. Er is muziek en er wordt gedanst in de straten.
Nederland viert uitbundig feest. De onderduikers komen in heel het land uit hun schuilplaatsen. De Joden die de oorlog in de onderduik hebben overleefd, zo’n 16.000 personen, zijn blij met de herwonnen vrijheid. Een grote spanning valt van hen af.
En nu de Achterhoek ook vrij is, komt Shellie met Ronnie en kleine Fred, uit hun schuilplaats.
Hoe en wanneer of waar ze elkaar ontmoetten is niet bekend. Vanuit Sprang-Capelle gaat Coen naar Amsterdam. Onder onvoorstelbaar grote blijdschap vindt de gezinshereniging plaats. Wat een weerzien, wat een opluchting en wat een vreugde!
Schaduw
Tegelijkertijd valt er een grote schaduw over deze vreugde. Van veel familieleden wordt niets vernomen. Met de capitulatie komen ook de gevangenen uit de vernietigingskampen vrij. Dan hoort men ook hier in Nederland de niet voor te stellen verschrikkelijke verhalen en daarmee beseft men ook het lot van de gedeporteerde familieleden en vrienden.
De overlevenden moeten het leven weer oppakken. Ze doen hun best om hun woonhuizen en bedrijven weer terug te krijgen. Bovenal proberen ze hun families in beeld te krijgen en zo mogelijk bijeen te brengen.
Zo gaat het ook met Coen en Shellie van Kampen en hun kinderen.
Gevolgen van de Holocaust (Shoa)
Ondanks de sluimerende hoop wordt tegelijkertijd steeds duidelijker dat veel familieleden slachtoffer zijn geworden van de Shoa. Het systematisch vermoorden van de Europese Joden en het vernietigen van het Joodse volk.
Ook bij Coen en Shellie van Kampen-Lopes Dias komen de verschrikkelijke berichten binnen in de eerste tijd na de oorlog. Van een omvang die je niet kunt voorstellen. Het verdriet is onbeschrijfelijk.
Coen zijn moeder, Grietje van Kampen-Groenteman, is in 1938 al overleden. In dat jaar is ook de vader van Shellie, Aron Lopes Dias overleden.
Maar dit overzicht van de beide families van Kampen en Lopes Dias geeft een beeld dat je nooit had kunnen bedenken:
Vader Mozes van Kampen is op 3 december 1942, vermoord in Auschwitz 68 jaar oud.
Vervolgens blijken van de negen broers en zussen van Coen er zeven door de wandaden van de nazi’s om het leven te zijn gekomen:
1. Sophia Bloemist-van Kampen (45 jaar), vermoord in Sobibor, 4 juni 1943. Eveneens zijn haar man, zoon en twee dochters vermoord.
2. Rachel Jas-van Kampen (44 jaar), vermoord in Auschwitz, 22 oktober 1943. Eveneens zijn haar man, zoon en dochter vermoord.
3. Carolina de Jong-van Kampen (42 jaar), vermoord in Sobibor, 2 juli 1943. Eveneens zijn haar man en twee zonen vermoord.
4. Marianna van Kampen (40 jaar), vermoord in Auschwitz, 25 januari 1943; ongehuwd
5. Elisabeth van Kampen (37 jaar), vermoord in Auschwitz, 30 september 1942; ongehuwd
6. Abraham van Kampen (29 jaar), omgekomen in extern commando Weimar, 15 mei 1941; ongehuwd
7. Dina Goudsmit-van Kampen (27 jaar), vermoord in Auschwitz, 27 augustus 1943; haar man Isodoor eveneens vermoord in Auschwitz, 6 januari 1944
Eén broer en één zus van Coen hebben de oorlog ook overleefd:
Machiel van Kampen, overleden in 1962 in Dallas, Texas (USA), 58 jaar oud.
Sara Groenteman-van Kampen, overleden op 25 december 1985 in Amsterdam, 79 jaar oud.
Van het ouderlijk gezin van Rachel (Shellie) van Kampen-Lopes Dias kwam niemand meer terug:
Haar moeder Debora Lopes Dias-Franchman (66jaar), is vermoord in Auschwitz op 26 maart 1944.
Ook de vijf broers en zussen van Rachel (Shellie) zijn met hun gezinnen omgekomen door de wandaden van de nazi’s:
1. Alida Blits-Lopes Dias (37 jaar), vermoord in Auschwitz, 23 augustus 1942. Eveneens zijn haar man en dochtertje in Auschwitz vermoord.
2. Rika Witteboon-Lopes Dias (43 jaar), vermoord in Sobibor, 11 juni 1943. Haar man is in een buitencommando omgekomen en dochtertje is in Sobibor vermoord.
3. Jacob Lopes Dias (37 jaar), vermoord in Auschwitz, 31 januari 1944. Eveneens zijn vermoord zijn vrouw, twee zonen en twee dochters
4. Alexander Lopes Dias (27 jaar; ongehuwd), vermoord in Auschwitz, 21 september 1942
5. Daniel Lopes Dias (25 jaar; ongehuwd), vermoord in Auschwitz, 28 februari 1943
Shellie is de enige van het gezin van Aron en Debora Lopes Dias-Franchman die de oorlog heeft overleefd!
Ook de familie Haverhals wordt geconfronteerd met groot verdriet. Hun dochtertje Jannie (geboren 24 mei 1943), waar moeder Dien in de oorlog zo bezorgd over is, overlijdt op 16 september 1945 aan difterie.
Dankbaarheid
Coen is zijn onderduikgevers Rien en Dien Haverhals-Mandemakers en dokter B.J. Verheij heel erg dankbaar en dat laat hij ook blijken in de advertentie in een krant. En hij houdt het niet alleen bij een advertentie.
Hij komt de jaren daarna veelvuldig op bezoek. Voor de kinderen Haverhals is het telkens een feest als oom Coen en tante Shellie op bezoek komen. Hij nodigt de familie ook uit in Amsterdam. De kinderen Haverhals gaan in de jaren vijftig zelfs in de vakantie logeren bij de familie van Kampen. ‘Ome Coen’ zorgt dat er zo’n week dan een mooi programma is met bijvoorbeeld bezoeken aan het Rijksmuseum, het Olympisch stadion en de Snip & Snap revue. Hij laat duidelijk merken: “Wij zijn ‘familie’ geworden”.
Dat blijkt nadrukkelijk ook uit hun beider aanwezigheid op de begrafenissen van oma en opa, bij de huwelijken van de kinderen Haverhals en de kraambezoeken als er kleinkinderen worden geboren. Zoon Kees Haverhals krijgt van Coen zelfs een aanbod om in zijn zaak in Amsterdam te komen werken. Kees kiest echter voor een ambtelijke baan bij de gemeente Bruchem-Kerkwijk.
schorten
Coen die voor de oorlog al in de manufacturen zat, gaat na de oorlog weer in die branche verder. Ook al zijn er weinig stoffen te krijgen zo kort na de oorlog en veel gaat ook nog op de bon.
Maar Coen is kundig in de handel en enige tijd later heeft hij een ‘luxe’ textielwinkel. Hij specialiseert zich o.a. in de verkoop van schorten (merk Fanta). Schorten zijn in die tijd kledingstukken, die door veel huisvrouwen, dienstbodes en werksters dagelijks worden gedragen.
Coen produceert in zijn eigen schortenfabriek in Amstelveen en daarnaast heeft hij nog vele zogenaamde thuisstiksters in dienst. Hij verovert een sterke positie in dit marktsegment.
En als hij voor zaken naar Antwerpen of ergens in het zuiden van Nederland moet zijn, komt hij steevast langs en blijft dan een nachtje logeren.
Ondanks zijn zakelijke successen is Coen wars van hoogmoed en ziet Dien en Rien Haverhals als gelijken.
Joodse begraafplaats
Coen van Kampen overlijdt na een langdurige ziekte op 21 oktober 1986, op 76-jarige leeftijd, in de Centrale Israëlitische Ziekenverpleging (CIZ) gevestigd in de Jacob Obrechtstraat, een Joods ziekenhuis in Amsterdam. Hij wordt begraven op de Joodse Begraafplaats te Muiderberg
(veld F rij 007 graf 031)
Rachel (Shellie) van Kampen-Lopes Dias overlijdt 17 oktober 1998 op 90-jarige leeftijd. Ook Rachel is begraven te Muiderberg op de Joodse Begraafplaats (veld F rij 007 graf 030). Deze begraafplaats dateert van 1642 en telt ruim 45.000 graven. Daarmee is deze, de grootste nog in gebruik zijnde Joodse begraafplaats van Nederland.
Personalia familie Haverhals-Mandemakers:
Haverhals, Marinus;
zoon van: Haverhals, Willem en Groeneveld Adriana.
Geboren 4 oktober 1904 te Vrijhoeven-Cappel
Overleden op 1 september 1990 in ‘s-Hertogenbosch
gehuwd met: Mandemakers, Gerdina Wilhelmina;
dochter van Mandemakers, Cornelis en Boeser Adriana Gerdina
Geboren te Capelle op 12 januari 1911
Overleden op 24 februari 1990 in ’s-Hertogenbosch
Kinderen:
Zoon Wim (Willem) Haverhals, geboren 1 april 1934; woont in Sprang-Capelle
Dochter Jannie (Adriana Gerdina) Haverhals, geboren 24 mei 1943, overleden 16 september 1945
Zoon Kees (Cornelis) Haverhals, geboren op 24 juli 1946; woont in Bruchem.
Dochter Jannie (Adriana Gerdina) Ophorst-Haverhals, geboren 21 mei 1948; woont in Sprang-Capelle
Opmerkelijk
Bij het verzamelen van informatie over Joodse onderduikers en onderduikgevers in Sprang-Capelle werd ik al direct en meermalen gewezen op het feit dat in de Heistraat op nummer 152 bij Willem en Adriana Haverhals twee Joodse kinderen (Bob en Conny Velleman) ondergedoken hebben gezeten. Deze onderduikgeschiedenis is ook in dit boek opgenomen.
Nu blijken deze Willem en Adriana de ouders te zijn van bovengenoemde Rien Haverhals die ook in de Heistraat woonde maar op nummer 103.
En vervolgens blijkt uit de gesprekken dat Dien Haverhals-Mandemakers een zus is van Soetje Brouwers-Mandemakers, destijds wonende op Nieuwevaart 65 in Sprang-Capelle. En bij Soetje en haar man Karel zaten Dora Blok en Salomon Cohen ondergedoken. Ook hun verhaal is in dit boek opgenomen.
Opmerkelijk is hierbij dat zowel in de familie van Dien als in de familie van Rien, aan Joden onderduik is gegeven. Maar ook dat in deze drie verhalen dokter Joor Verheij een belangrijke rol heeft. De dokter kende blijkbaar zijn ‘patiënten’ en wist waar het betrouwbaar was om met onderduikers op de stoep te staan. Ook het verhaal van dokter Verheij is in dit boek opgenomen.
Bronnen:
Gesprekken met Jannie Ophorst-Haverhals en Kees Haverhals
alle foto’s afkomstig van de familie Haverhals, tenzij anders vermeld
arolsen-archives.org
joodsmonument.nl
genealogieonline.nl
Bruggeske 2022-1; Joodse onderduikers en moedige mensen in Sprang-Capelle; P.A.J. Pruijssers